Engelandvaarders

Geschreven door K. Norel
Illustraties en omslag van G.D. Hoogendoorn
Uitgave A. Roelofs van Goor - Meppel
Vijfde druk 1948
Voor het eerst uitgegeven in 1945

Maakt deel uit van de Trilogie:
Engelandvaarders, 1945
Strijders, 1946
Verzet en Victorie, 1947

Korte inhoud:
Evert Gnodde, een Urkervissersjongen, vist met zijn vader en broer op hun botter de U.K. 194 op het IJselmeer, als de oorlog uitbreekt. Een moeilijke tijd breekt aan. Evert vaart vaak naar de Wieringermeer, om bij een boer paling te ruilen voor tarwe en graan. Tot zijn afschuw wordt de botter door de Duitsers gevorderd en moet Evert onderduiken. Hij neemt afscheid van zijn ouders en vriendinnetje Alie Romkes, waarmee hij 's avonds altijd wandelt en duikt onder op de boerderij, waar hij al dikwijls eten geruild heeft. Hier vindt Evert in Jan Koekman een echte vriend. Ook met dominee Van Velden, van de kerk waar zij zondags altijd heen gaan, kunnen de jongens het goed vinden. Ze zijn dan ook woedend, als tijdens een razzia de dominee wordt opgepakt en meegevoerd. Als er dan op de boerderij huiszoeking wordt gedaan, en ze ternauwernood ontkomen, besluiten de jongens naar Engeland te vluchten om voor de Koningin te gaan vechten. Daarvoor moeten ze wel een offer brengen: Ze treden in Duitse dienst! Niemand mag weten, waarom zij dit doen, maar een andere weg om naar Engeland te ontsnappen is er niet. Zelfs Everts ouders en Alie, mogen het niet weten. Dit leidt tot een breuk met zijn ouders. Alie echter blijft in Evert geloven.
Tot Everts verrassing is het schip waarop de jongens de kust zullen moeten gaan bewaken, hun oude botter de U.K. 194, omgebouwd tot Duits oorlogschip! Evert en Jan besluiten om met deze boot de oversteek naar Engeland te gaan maken. Dan worden de jongens opeens ingezet om in de Scheveningse strafgevangenis 's nachts wacht te gaan lopen. Het is Jan die daar dominee Van Velden ontdekt, hun vroegere dominee uit de Wieringermeer. Ze weten de dominee te bevrijden en mee te nemen op de boot. Dan vluchten ze, met behulp van de dominee en van Walter, een Duits matroos, met de boot naar Engeland. Onderweg maken ze nog menige angstige avonturen mee. Doch uiteindelijk komen ze veilig in Engeland aan. Daar schrijft Evert aan Alie een brief, dat hij veilig in Engeland is en begrijpen ook zijn ouders nu, met welk doel hij in Duitse dienst is getreden.

Fragment uit het boek:
Op de plecht staat Walter naar het naderende schip te turen. Plotseling springt hij op:"Een Engelsman! Een Engelsman!" schreeuwt hij, zijn armen zwaaiend. Hij grijpt de Nederlandse vlag en zwaait ermee. "Hoera!"
Evert en dominee Van Velden zien nu van de brug af ook de Union Jack op het dek: "Een Engelsman! Een Engelsman!" jubelen zij met Walter mee.
"We are Dutchmen! "We wish to be saved!" roept de dominee in schools Engels.
Het naderende schip laat alle argwaan varen. De schutters komen achter de mitrailleurs vandaan en zwaaien met hun mutsen en over het water jubelt het naar de mannen op de botter: "Leve de Koningin!"
Een ogenblik staan Jan en Evert en de dominee verstomd. Maar dan jubelen, brullen zij terug: "Leve de Koningin! Leve de Koningin!" Hun stem slaat er bij over. En Walter nog altijd zwaaiend met de Nederlandse vlag, juicht waarlijk mee: "Es lebe die Königin!"
Nederlanders redden hen. Een Hollands korvet, dat in de oorlog onder de vlag der bondgenoten vaart, biedt hulp.
Het oorlogsschip maakt aan de botter vast en de matrozen springen over. Met een Hollands Jantje doet Jan Koekman een rondedans op het dek, een andere matroos valt van pure vreugde Walter om de hals. Over de verschansing schudden dominee Van Velden en de commandant van het korvet elkaar de hand. Het is een blijde ontmoeting.
"Volg ons maar!" roept de commandant naar de brug als de grootste geestdrift is geluwd. Maar hij krijgt geen antwoord. Er is niemand op de brug. Dominee Van Velden kijkt om zich heen. Hij ziet Evert niet, noch op het eigen dek noch op het korvet. Jan en Walter zoeken tevergeefs naar hem.
Dominee Van Velden gaat het trapje naar de brug op. Daar ligt Evert, op de vloer, bleek, slap. Hij is flauw gevallen.
"Het is geen wonder," zegt de dominee tot de commandant. "Twee dagen en twee nachten is hij aan één stuk in touw geweest. Met zijn makker heeft hij mij uit de gevangenis gered. Deze schuit heeft hij naar Engeland gevaren. Heeft u een bed, waarop hij rusten kan?"
Evert wordt naar kooi gedragen en als hij zijn ogen weer opslaat, zit de dominee naast zijn bed.
Hij schaamt zich dat hij is flauwgevallen, wat moeten de mensen hier aan boord wel van hem denken....
"Zij vinden jou een kérel.... een held! verzekert de predikant. "Een held, die een schip uit de handen van de Duitsers heeft gehaald, die vijf gevangenen gemaakt heeft, mij gered, en ons in Engeland gebracht heeft! Je verdient een lintje, Evert!"

STRIJDERS

Tweede deel van de trilogie De Engelandvaarders

Geschreven door K. Norel
Illustraties en omslag van G. D. Hoogendoorn
Uitgave A. Roelofs Van Goor - Meppel
Eerste druk 1946

Korte inhoud:
Evert Gnodde en zijn vriend Jan Koekman, zijn in Engeland aangekomen. Daar nemen zij dienst als matroos bij Harer Majesteits Marine, om mee te helpen Nederland te bevrijden.
De jongens worden ingedeeld op de M.T.B. 66, een snelle boot waar mee felle gevechten met de Duitsers worden geleverd en die uiteindelijk geraakt wordt door vijandelijk vuur, waarna zij schipbreuk lijden. Ze worden gered door een Nederlandse vissersschuit, die hun in Nederland weer aan wal brengt. Evert en Jan duiken nu onder bij schipper Leynse in Stellendam op Goeree. Daar schrijft Evert een brief aan zijn meisje Alie op Urk, waarin hij uitlegt waarom hij destijds in Duitse dienst is getreden. Alie en zijn ouders zijn erg trots op hem.
Wanneer er een Engels vliegtuig bij Stellendam wordt neergeschoten en de piloten, die door de bevolking verstopt werden, in contact met Engeland komen en zo afspreken dat ze midden op zee opgehaald zullen worden, brengt schipper Leynse ze met zijn schuit de zee op. Evert en Jan gaan mee. Zo komen ze weer in Engeland, waar ze dienst nemen op de kanonneerboot Flores.
Vele zeegevechten volgen, waarin Jan en Evert hun mannetje staan. Zij worden hiervoor door Prins Bernhard onderscheiden met het Bronzen Kruis van Verdienste. Op D-day neemt ook de Flores deel aan de invasie en landen de jongens op de Franse kust.
Als zij weer met de boot terug in Engeland zijn, hebben zij een ontmoeting met de Koningin. Nu nemen zij dienst bij het Britse Luchtlandingsleger, de Britse paratroepen, en worden als parachutist boven Nederland afgeworpen om deel te nemen aan de strijd om Arnhem. Alie werkt intussen in Oosterbeek als dienstmeisje bij een baron in huis. Evert heeft daar een ontmoeting met haar. Bij de strijd om de Rijnbrug, raakt Jan gewond. Evert moet hem achterlaten en neemt zijn intrek in een klooster te Nijmegen.

Fragment uit het boek:
Evert staat aan het roer van de landingsboot. Het roer rukt wild in zijn handen. Maar dit is nog bij lang het ergste niet. Het Duitsche vuur is veel verschrikkelijker dan de woeste zee. Kogels kletteren tegen de pantserplaten, die den roerganger beschermen. Ze slaan gaten in de boorden en in het dek. Kanonnen en mortieren spuwen hun granaten. Rondom spuiten fonteinen op. Dit is een helsch concert, waarin het gedonder van de branding slechts de tweede viool speelt.
Links en rechts zijn landingsboten. Eén staat in brand, een andere zinkt. Evert ziet plotseling vlak naast zijn schip een grauw gezicht met holle oogen. Het is alsof een geest hem aanstaart uit het graf. Onmiddellijk is het weer weg. Maar andere lichamen duiken uit de branding op. Slap slingerende hoofden, dwaas zwaaiende armen en beenen. Ze rijzen op uit het water en duiken er in onder. De dood is hier rondom en hij dreigt uit duizend krochten. En ginds, voorbij de branding, wordt het nog erger. Hoe dichter aan den wal, hoe heviger het schieten van de Duitschers. Op het strand is het een poel van vuur en sulfer.
Als Evert het roer maar even draait zal de boot onmiddellijk zwenken en loopt ze uit de branding weer terug in zee. Dan raakt ze uit de hel.
Doorzetten! Nooit opgeven! Deze schuit moet naar den wal. De landing moet gelukken. Everts vuisten klemmen om het roer. De spieren van zijn armen staan gespannen. Hij drijft zijn vaartuig door de branding heen.
Evert is alleen aan dek. Alle anderen zijn naar beneden, om eenigszins beschermd te zijn voor de Duitsche projectielen. Hij vaart temidden van fonteinen van ontploffende granaten en tusschen wrakken van gezonken landingsboten door. De zee is hier bedekt met lijken.
Links en rechts varen andere landingsbooten. Hoeveel er zinken, er komen er toch nog altijd door. Daar staan Amerikanen en Engelschen aan het roer. Die houden vol. En zou hij dan versagen? Zou een Nederlander achter staan bij een Engelschman of een Amerikaan? Nooit! Voorwaarts!
Er davert een ontploffing op de boot. Een treffer! En een leelijke. Achter dichten rook, die Evert alle uitzicht beneemt, is gejammer en gekrijt. De boot trekt vreemd aan het roer.
Wanneer de rook een weinig optrekt, ontdekt Evert een groot gat in het dek en een scheur aan stuurboord in den scheepswand. Het water stroomt naar binnen. De schuit is zinkende.

Verzet en Victorie

Derde deel van de trilogie Engelandvaarders

Geschreven doorK. Norel
Illustraties en omslag van G. D. Hoogendoorn
Uitgave van A. Roelofs Van Goor - Meppel
Eerste druk, 1947

Korte inhoud:
Jan Koekman ligt, als krijgsgevangene, gewond in de slag om Arnhem, in het ziekenhuis. Hij wordt daar liefdevol verzorgd door zuster Clara. Als de Duitsers de gevangenen over willen brengen naar een concentratiekamp, helpt zij ze ontvluchten en duikt zelf ook onder.
Als Jan beter is, verlangt hij naar zijn ouders die in Rotterdam wonen. Op de fiets gaat hij naar ze toe. Hij ervaart daar hoe moeilijk het is om in de stad aan voedsel te komen. Op een dag krijgt Jan bezoek van zijn vriend Evert Gnodde. Deze vraagt hem om mee te werken in het verzet. Om overal te kunnen komen, heeft Evert van de ondergrondse een "echt" legitimatiebewijs van de S.D. gekregen. Dat is zijn bescherming, bij zijn gevaarlijke werk. Jan doet graag mee en samen vertrekken ze nu om zich aan te sluiten bij een K.P. die zijn intrek heeft genomen bij de monniken in een klooster. Vandaar uit worden veel illegale acties ondernomen, zoals het stelen van wapens en het verkrijgen van voedsel uit de handen van de Duitsers.
Intussen heeft ook Clara zich als koerierster bij de groep aangesloten. Evert verricht spionagewerk voor de Engelsen, door een gedetailleerde kaart van de kustverdediging te maken. Zijn meisje Alie Romkes, is nog steeds in dienst bij de baron en zijn vrouw. Zij wonen nu in 't Gooi. Als Evert op zoek naar Alie gaat en de baron van twee landwachters hoort dat Evert zich bij hun legitimeerde als S.D.-er, weigert de baron Evert de toegang tot zijn huis en zegt dat Alie niet meer bij hem werkt. Zo lopen Evert en Alie elkaar telkens mis.
Als de K.P. verraden wordt door de foute Nederlander Piet Wels, die zich bij de S.S. heeft aangesloten, wordt Clara gevangen genomen in de gevangenis van Scheveningen. Jan is wanhopig en voelt zich schuldig. Hij besluit dat Clara bevrijd moet worden. Op het laatste nippertje mislukt dit plan door toe doen van Piet Wels. De jongens worden nu door de S.D. gezocht en moeten opnieuw onderduiken.
De bevrijding laat lang op zich wachten. De hongersnood wordt zo erg dat vele mensen sterven. Ook de barones, waar Alie in huis is sterft en Alie ligt doodziek op de bevrijding te wachten.
Als die dan eindelijk komt en zij met Evert herenigt wordt en als ook Clara vrij komt uit de gevangenis en haar Jan om de hals kan vliegen, is het groot feest. Doch het grootste feest wordt op Urk gevierd, als Evert en Alie samen weer thuis komen.

Fragment uit het boek:
Die morgen komt Evert als een stormwind het landhuis binnen. Hij is in blauwe overall en draagt een armband met "Oranje". Het uniform van de K.P., dat anders slechts bij nachtelijke acties werd gebruikt, wordt heden in het volle licht gedragen. Zijn revolver, tot dusver verstopt, heeft hij nu in de koppel. Hij rijdt in een auto, die vanmorgen opgedoken is, nadat hij vijf jaar onder het hooi gezeten heeft.
"Ik moet ogenblikkelijk naar Rotterdam," zegt hij tot Alie. "Ontboden door het commando der B.S. Ga je mee? Ik breng je bij Jan z'n ouders en bij Clara. En als de baron het goed vindt gaan we daarna ook naar Urk."
En dan gaan ze. Langs koninklijke wegen rijden zij en niet langs de achterweggetjes, die Evert deze winter koos, om aan contrôle te ontkomen.
Is dit hetzelfde Holland van de afgelopen winter? Toen was het leeg en grauw, een stil stervend land. Toen gingen de mensen schuw en schichtig langs de wegen, gebogen en gebukt, en waarde de dood rond.
En nu is alles leven! De huizen vlaggen en de torens vlaggen. De klokken, voorzover zij niet door de vijand zijn geroofd, beieren van vreugde. De vaderlandse liederen schallen in ieder dorp. De levensvreugde barst naar buiten, zoals gistende wijn, die te lang in het vat besloten is geweest, naar buiten barst en de spon uit het vat doet vliegen.
Bij een brug vóór Rotterdam staat een wacht. Het is een andere wacht dan vijf jaar achtereen op deze plaats gestaan heeft. Toen waren het kerels met over de oren gezakte helmen, die "Ausweiss!" snauwden en jonge mannen inrekenden, om ze te brengen naar de gevangenis, het concentratiekamp of de executieplaats. De grauw-groene uniformen zijn plotseling verdwenen en vervangen door bauwe overalls. Jongens van de B.S. staan bij de dikke grauwe muur en zij groeten hun makker in hetzelfde uniform kameraadschappelijk. Zij vragen om papieren, want de S.D. en de S.S. proberen vandaag hun huid te redden door ook in de blauwe overall te kruipen.
Het pasje van de commandant van de B.S. in 't Gooi is evenwel in orde en Evert en Alie rijden door.

Engelandvaarders

Deel 1: Vogelvrij

Tekst van K. Norel
Tekeningen van Jaap Kramer
Uitgegeven door het Reformatorisch Dagblad - Apeldoorn, 1982

De serie, verschenen als stripverhaal, bestaat uit:
Deel 1 Vogelvrij
Deel 2 In vuur en vlam
Deel 3 Verzet en Victorie

Korte inhoud:
Zie hier boven.

2 bladzijden uit het boek: