Haantje Pik's Avontuurlijke reis

Door Marcel J. A. Artz
Band en illustraties van Sjoerd Kuperus, (1893-1988)
Uitgever N.V. De Arbeiderspers - Amsterdam - 1936

Opgedragen aan mijn vrouw

Korte inhoud:
Haantje Pik was een wees. Hij kwam ter wereld in een broedmachine en de andere kuikens wilden niets van het nakomertje weten. Hij werd geplaagd en zijn zusjes kaapten voortdurend het eten voor zijn neus weg, zodat hij altijd honger had. Een stem binnen in hem, zei hem de wereld in te gaan om veel te leren en zo een grote zelfstandige haan te gaan worden. Zo verdween Haantje Pik op een dag van de boerderij en trok de wijde wereld in. De wind hielp hem om een schuilplaats voor de nacht te vinden in een oude knotwilg. De volgende dag sluit hij vriendschap met een vogel, meneer Geelgors. Deze neemt hem mee naar een vergadering van alle vogels in het bos. Daar wordt gezamenlijk, met uitzondering van de koekoek, die weggestuurd wordt, gezongen. Ook de vink , die Duits spreekt, doet mee. De tjiftjaf is de dirigent en de bonte specht hamert de maat. Doch als de koekoekswals aan de beurt is, kunnen de vogels niet zonder de koekoek en mag hij terugkomen om zijn deel mee te zingen.
Als Haantje Pik weer verder trekt, ontmoet hij Sahra, de bij, die hem uitnodigt om de bijenkorf eens van binnen te bezichtigen. Het probleem is echter dat het haantje te groot is, doch Sahra vraagt de kanselier een middel om Haantje Pik kleiner te laten worden, zodat zij hem in de korf kan rondleiden, want hij is immers ook een koning en wel een kippenkoning!
Ze krijgt een klein kogeltje van honing dat Haantje Pik moet innemen en ja.... het werkt. Haantje Pik is nu net zo groot als een bij en zo leert hij hoe de bijen werken en leven en hoe zij hun koningin kiezen. Als hij weer verder trekt, krijgt hij een pil mee, die hem weer tot zijn normale grootte zal doen groeien. Helaas..... als hij even niet oplet, gaan twee torren er met de honingpil vandoor en nu zal Haantje Pik altijd klein blijven!
Met behulp van Toto, de vlieg, Nonna, de slak, en Renée de hagedis komt hij erachter dat de mieren van de stad Mierlandia zijn pil aan hun koningin ten geschenke hebben gegeven. De koningin wil de pil niet teruggeven, zij is van plan oorlog te gaan voeren met de mieren van de rode stad in het rode land. Haantje Pik wordt gevangen gezet, doch weet gelukkig te ontsnappen en snel gaat hij nu naar de rode stad om daar de koningin te waarschuwen dat Mierlandia oorlog zal gaan voeren. Nu zijn de soldaten in de rode stad voorbereid, en kunnen zij Mierlandia verslaan. De rode konigin is Haantje Pik zo dankbaar, dat zij de pil, die hem weer moet doen groeien, terug eist van Mierlandia. Als de koningin dit weigert, wordt zij weggejaagd en wordt de republiek uitgeroepen. Nu krijgt Haantje Pik zijn pil terug en als hij hem snel inneemt, wordt hij weer groot en ziet de wereld er weer normaal uit.
Als hij zichzelf op een dag in een waterplas spiegelt, ziet hij tot zijn verbazing dat hij is uitgegroeid tot een grote prachtige haan! Trots stapt hij door en als hij een toom witte kippen ontmoet, gaat zijn hartje sneller kloppen en kraait hij voor het eerst. "Kukelekuuu!" Zijn wens is vervuld, de witte kippen erkennen hem als hun heer en meester en Haantje Pik is nu een echte kippenkonimg!

Fragment uit het boek:
De drukte op de vergadering nam steeds toe. Roodstaartjes en Nachtegalen verschenen nu ook op het appèl. 't Was een geroezemoes van belang. De Tjiftjaf, die als dirigent van het vrijwillige zangcorps fungeerde, tripte druk heen en weer om de zangers te rangschikken en hun wat moed in te spreken. Telkens klonk zijn stemmetje:
"Eerste partij een beetje naar voren, als 't u blieft. Meneer Wielewaal, sluit u een beetje naar rechts aan - juist zo; de bassen daar - zo is 't goed."
Eindelijk zaten allen op hun plaats en de Tjiftjaf besloot, even een moeilijk loopje zacht te repeteren. Hij verzocht daarom Meneer Wielewaal de tweede partij een beetje te helpen. Vol spanning keek dirigent Tjiftjaf naar zijn orkest. De Wielewaal gaf zacht de toon aan: "Vi - vi", waarna het koor inzette: "glio - glio - glio." Tjiftjaf, die een kleur van opgewondenheid had, knikte goedkeurend. Maar hij besloot toch nog de medewerking van enige Hoppen te vragen, daar de baspartij wel iets te zwak bleek. Het Boomklevertje, dat met twee naamgenoten de tweede partij zong, verzocht dringend aan Tjiftjaf om versterking. Direct werden een paar bereidwillige mezen er op uit gezonden, om enige Boomklevertjes op te zoeken. De Merel drentelde, druk pratend met de Nachtegaal, welke hoge zanger hij met een deftige buiging welkom had geheten, heen en weer.
Eensklaps ontstond er drukte en gedrang onder de vogels en zij slaakten zuchten van verlichting, toen plotseling onder een hoog, honend gelach de groene Specht eindelijk verscheen. Meneer Vink stapte direct naar hem toe:
"Het past u het allerminst om te lachen, Meneer Specht. Foei! is dat laatkomen. De hele vergadering wacht op u, en dan nog lachen, schaam u!"
De Specht bood zijn excuses aan, terwijl hij ondertussen met begerige blikken naar de Glimwormen, wier glans nu in het geheel duistere bos een betoverend licht verspreidde, loerde.
"Haantje Pik" stond stom van verbazing en keek zijn oogjes uit. Zoveel moois van kleuren die door elkaar wemelden, had hij zich niet durven dromen. Hij piepte uitgelaten tegen Geelgors, die met een tevreden lachje tjilpte:
"Ja ja, ik dacht wel, dat het u mee zou vallen."
De Vink bracht de Specht nu naar de Merel en de voorzitter verzocht de vogel, het publiek even te willen waarschuwen, dat de vergadering geopend werd. Onmiddelijk klopte de Specht met zijn lange snavel tegen een boomstam. "Tik - tik - tik." Het signaal hielp, want onmiddellijk werd het doodstil.