De geheimzinnige vliegmachine

Door J. Nowee, (1901-1958)
Illustraties van Frans Meyer
Uitgave N.V. Drukkerij De Spaarnestad - Haarlem, 1928
Met goedkeuring van den Keurraad voor Roomsche Jeugdlectuur

Korte inhoud:
Er komt een nieuwe jongen op school. Het is Jan Beukers en hij vertelt aan Wim, die hem tijdens een gevecht geholpen heeft, dat zijn vader uitvinder is en bezig is een soort vliegmachine uit te vinden, die recht omhoog gaat en dus geen landingsbaan nodig heeft. Wim vindt dit erg interessant en samen met Jan besluiten ze deze uitvinding eens te gaan bekijken. Op een avond gaan ze samen de kelder in en ontdekken een vreemd soort toestel zonder vleugels, doch als Jan aan een hefboom trekt, draaien de vleugels die boven op de vliegmachine liggen opzij. Plotseling worden de jongens gestoord doordat Jans vader met nog een paar mannen binnenkomt. Ze verstoppen zich in een kast in het toestel. Tot hun grote schrik stijgt het toestel recht omhoog en vliegt door een luik naar buiten. Nu zijn ze snel ontdekt en Jans vader, de kapitein, is erg boos. Omdat ze niet terug kunnen keren, moeten de vrienden nu wel mee vliegen. Ze maken kennis met de andere mannen Bram, Frans en Jim, een Engelsman.
Onderweg dalen ze soms op zee en verandert de vliegmachine, die de "Zeemeeuw heet", in een boot om proviand op te nemen van een jacht. Dat verklaart de naam de "Zeemeeuw", omdat ze immers kunnen vliegen en varen. Als ze door vijandelijke Amerikaanse vliegtuigen worden beschoten, vertelt de kapitein het geheime doel van hun missie. Op het eiland Zambesia, voor de oost-kust van Afrika ligt een verborgen schat, die ze gaan zoeken. De man die recht op de schat heeft, bevindt zich op het jacht waar ze steeds naar toe vliegen. Het is de Hollandse graaf van Sonnenberge, die de schat van zijn voorvader geërfd heeft. Ten tijde van de Oostindische Compagnie, had deze schipbreuk geleden op Zambesia en had de schat, bestaande uit kostbare edelstenen, daar verborgen, voordat hij door inboorlingen werd vermoord.
Omdat de Amerikaanse vliegtuigen het jacht blijven beschieten, daalt de Zeemeeuw en komt Graaf van Sonnenberge nu aan boord. Op Zambesia aangekomen worden ze met pijlen beschoten door de wilden. Er volgt een vuurgevecht en rondom de Zeemeeuw wordt een draad gespannen, die onder stroom gezet wordt, zodat de wilden, als ze de draad aanraken, aan tovenarij denken. Er worden nog vele gevechten gevoerd, waarin de kapitein en de graaf gewond raken. Bram is achtergebleven in het bos om hun aftocht te dekken en komt niet meer terug. Na een paar dagen gaan Jan en Wim naar hem op zoek. Ze vinden hem bij de ingang van een grot. Hij heeft zijn been gebroken en heeft hoge koorts. Hij kan nog net vertellen dat hij in de grot de schat gevonden heeft, voordat hij sterft. De laatste rustplaats van Bram wordt de plek waar hij zelf de schat had opgedolven!
Dan landen de Amerikanen en opnieuw wordt er hevig gevochten, waarbij de Zeemeeuw in brand wordt gestoken en niet meer te redden is. Gelukkig was alle bagage al uitgeladen en bevond zich niemand aan boord. Na dagen van honger en dorst komt er eindelijk redding voor de mannen van de Zeemeeuw. Het jacht van de graaf landt op het strand en brengt allen, ook de schat, weer veilig terug naar huis.

Fragment uit het boek:
De wilden schenen gebrek aan pijlen te krijgen, tenminste, ze schoten bijna niet, zoolang de drie blanken zich rustig verborgen hielden.
Toen de graaf echter ten laatste het sein tot den terugtocht gaf, en ze zich weer buiten hun natuurlijke verschansing waagden, begon het lieve leven weer van voren af aan.
"Oef!" zei Frans, toen 'n pijl vlak langs z'n oor snorde. meteen had ie al z'n buks aangelegd en afgedrukt.
'n Kreet, klinkend vanuit het dichte groen, bewees, dat het schot raak was.
"Goed zoo, Frans!" prees de graaf. Op 't zelfde oogenblik echter greep ie naar z'n breedgeranden hoed - tevergeefs! 'n Pijl was er doorheen gegaan, en had 'm 'n eind meegenomen. Voordat de graaf 'm echter ging halen, volgde hij eerst 't voorbeeld van Frans, en schoot. Niets bewees echter, dat 't raak was.
"Wat komen die pijlen hoog aan!" vond de kapitein. "De heeren zullen toch niet in de boomen zitten? 'ns Onderzoeken."
Hij schoot wat hooger.... 'n Gil.... gekraak van takken... geruisch van bladeren.... 'n plof.
"We hebben genoeg ammunitie," zei de graaf. "Als we de boomen daar voor ons 'ns probeeren te zuiveren...."
"Laten we dan achter deze blokken gaan liggen, stelde Frans voor. 'n Oogenblik later openden ze 'n hevig geweervuur op de voor hen staande boomen, en menig keer was hun schot raak.
In hun ijver om terug te keeren, hadden ze echter iets vergeten. Terwijl ze namelijk nog lagen te schieten, klonken plotseling achter hen wilde kreten, en wel dertig wilden, met korte lansen gewapend, vielen hen in den rug aan. Nu kwamen de revolvers van pas.
Langzaam, steeds schietend, trokken ze opzij naar den rotswand toe. Toch zou het er kwaad voor hen hebben uitgezien, als niet de kapiten zoo gelukkig was geweest, 'n soort van grot te ontdekken. In 'n oogwenk waren ze binnen, en terwijl de graaf bleef doorschieten, stapelden de andere twee vliegensvlug enkele rotsblokken op tot 'n rotswering.
"Nou nou!" zuchtte de graaf, terwijl ie zich 't zweet van 't voorhoofd wischte, "dat had maar 'n haartje gescheeld!"