DE MUIS


of De Gestoorde Nachtrust

Eene berijmde geschiedenis in twaalf tafereelen voor jong en oud

Tekst Braga Jr.,
Teekeningen van P. van Geldrop, (1872-1939)
Bewerking van "Die Maus" van Wilhelm Busch, (1832-1908)
Vierde Druk, 1905
Uitgever D. Bolle - Rotterdam
Stoomdrukkerij - Koch & Kuttel - Gouda
Voor het eerst verschenen in 1864

Uit het voorwooord:

Hoe dikwijls heeft al in het leven
Zelfs de allerkleinste omstandigheid
Een huis vol onrust ons gegeven
En schrik en angst in 't hart verspreid!
Niet altijd is 't een hemelwonder
Dat ons verschrikt door zijn natuur
Maar kleinigheên zijn 't in 't bizonder,
Die kwelling baren te ieder uur.

'k Wil met mijn lied geen schrikbeeld wekken,
Noch onrust stichten bij den raad;
'k Noem geen Ministers kamergekken,
Of wek geen tweedracht, nijd of haat,
'k Beweeg mij niet in 's lands historie;
'k Spreek van geen Kenau Hasselaar;
'k Laat aan van Speijk zijn buskruit-glorie,
Praat niet van Jan van Schaffelaar;
Ik wijd geen letter aan de slaven,
Zelfs niet aan die men te ontzent vindt;
Ik roem geen fijne satans-gaven;
'k Bega geen moord op vrouw of kind;
'k Laat ieder vrij den Eiffeltoor'n bestijgen;
Voor bommenwerpers vraag 'k geen strop;
Van Bismarck zal ik ook maar zwijgen,
Mij windt geen Edison zelfs op;
'k Laat alle gekken, gekken blijven
En gun elk ander gul het woord;
Ik wil slechts van een muisje schrijven,
Hoe dat de nachtrust heeft gestoord
Van 't edelste paar echtelingen
Dat ooit de huwelijkstempel zag;
En 't eenig loon voor al mijn zingen,
Zij, dat me om 't feit eens hartelijk lach'!

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

Fragmenten uit het boek:


Vriend Sparrebeen ging strijk en zet
Des avonds kwart voor tien naar bed,
En, wat hem groot plezier dan deed,
Zijn vrouw was altijd ook gereed.
Hij sliep steeds aan den rechterkant,
En zij dus aan de linkerhand,
En duurde 't zoo ook jaren voort,
Nooit werd hun zoete rust verstoord;
Als hij zijn Eva had gekust,
Zei zij: "Nacht Spar, slaap nu gerust
En strek je beentjes, lieve guit,
Maar recht toe tot den morgen uit", -
En verder werd, na 't kort gebed,
Door d'een op d'ander niet gelet.

Maar, in een slapeloozen nacht
Terwijl de vrouw aan 't huiswerk dacht,
Daar hoort ze plotseling gedruisch;
Ze luistert, zoekt - een grijze muis
Heeft zich, o gruwel! onversaagd
In 't vreedzaam slaapvertrek gewaagd.
En Eva beefde en gilde luid:
"O Vader Spar! spring haastig uit
Het bed, want, Heer wat bitter kruis!
Er is een ondier in ons huis." -
Vriend Spar keek angstig in het rond,
Tot hij de muis zag op den grond,
Die, keken beiden nog zoo scheef,
Stil aan de vloermat knabblen bleef.


Maar Spar dacht: Knaap, je zult er aan!
En trok zijn broek en kousen aan;
Wie had ooit Sparretje voorspeld
Dat hij, zoo op zijn rust gesteld,
Nog in het middernachtelijk uur
Zou opstaan voor een avontuur? -
Hij greep een stok en sloeg in 't rond
Maar sloeg, waar zich geen muis bevond.
Hij sprong en stapte heen en weêr,
Maar miste 't raken keer op keer.
En Eva lag, met bangen blik,
Te staren, en kreeg schrik op schrik;
Zij riep maar: "Sparrteje! sla raak,
Opdat de muis mij niet genaak!" -

En was 't een oogenblikje stil,
Dra klonk weêr vreeslijk Eva's gil;
Vriend Spar geraakte gansch in vuur
En sloeg op tafel, stoel en muur.
Maar eindelijk sprong de rappe muis,
- Misschien toch was 't wel bij abuis -
Op Eva's hoofd, en zoo op 't bed.
Wat Eva gilde! Met één zet
Dook zij, van vreeze bijna gek,
Met hoofd en al beneden 't dek,
Maar stak, daar haar het dek bedroog,
De bloote beenen ver omhoog;
En Spar, die nu gansch woedend is,
Springt toe en slaat, maar altijd mis.

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~


"Ik heb de muis! o vreeslijk dier
Nu geldt uw leven ook geen zier!
Kom, vrouwtje lief! nu opgepast,
Ik hou haar in mijn vingers vast." -
De goede vrouw begreep zijn doel
En klom heel handig op een stoel,
En in de waschkom kwam een plas,
Waar de Oceaan een kind bij was.
"Zoo hoort het," zeide Sparrebeen,
"Jij bent mijn vrouw en jij alleen,
Nu raakt mijn vijand toch er aan;
Hij moet tot stof en asch vergaan." -
De muis keek angstig in het rond
Of zij niet iets ter redding vond;

Maar Sparretje, tot wraak gestemd,
Hield haar maar stevig vastgeklemd.
't Verdelgingsmiddel is gereed,
En Eva, bijna nat van 't zweet,
Zegt: "Spar! ik heb mijn best gedaan,
Stuur vlug nu 't ondier naar de maan." -
"Verdrink!" - zoo gilde Sparrebeen,
"Verdrink, verga!" - doch zie meteen
Beet 't dier den moordnaar in de hand,
De man verloor bijna 't verstand;
"Help!" schreeuwde hij, "help spoedig, wijf!
Nu valt het ondier mij te lijf!" -
Nochtans de muis bekomt haar straf;
Spar schudt haar in de waschkom af.


Toen 't muisje zich in vrijheid vond
Zwom 't dapper in de waschkom rond,
En Spar keek met zijn lieve vrouw
Of 't ondier nu verdrinken zou.
Het was een klucht om aan te zien
Hoe daar die eerzame echteliên
Met angst en moordzucht in hun blik,
Verbeidden 't vreeslijk oogenblik. -
't Scheen dat de muis haar kracht verloor;
Zoo bracht ze mooi ons paar ven 't spoor;
Ze sprong in 't eigen oogenblik
De waschkom uit, tot beider schrik. -
Nu was aan Spar geen houden meer;
Hij vloekte luid en sloeg al weêr,

Maar wat of wie hij raken mocht,
Het muisje had zich vrij gekocht. -
't Was vreeselijk om aan te zien,
Die diep verslagen brave liên.
Zij vonden, tot hun bitter kruis,
Geen zelfvoldoening met de muis.
"Hou vast," - zoo gilde Spar verbaasd,
Maar door zijn overdreven haast,
Viel tafel, stoel en hij meteen,
Met alles over Eva heen.
Daar lag de boel en Spar zei: "Vrouw!
De muis is waarlijk ons te gauw;
Ik geef de brui van al die pret,
Vang jij de muis, - ik ga naar bed.