Uilen - Geluk

Tekst van Tine,
Tine is Tine van Hoytema - Hogervorst

Getekend op steen door Th. van Hoytema, (1863-1917)

Heruitgave A. G. Schoonderbeek - Laren, 1978

Voor het eerst verschenen in 1895 bij Uitgeverij C. M. van Gogh

Platen ik kleurenlithographie, met de teksten op steen getekend.

Theodoor van Hoijtema, (bekend onder de naam Theo van Hoytema), schilder, tekenaar en lithograaf ('s-Gravenhage 18-12-1863 - 's-Gravenhage 28-8-1917). Hij was de jongste van een gezin met acht kinderen en verloor op jeugdige leeftijd zijn ouders. Samen met zijn broers en zusters verhuisde hij naar Klein Stadwijk, een buiten te Voorschoten, waar zijn oudste zuster hem zijn eerste tekenlessen gaf.
Zijn onderwerpen vond hij vrijwel zonder uitzondering in de planten- en dierenwereld.
In 1890 vestigde Van Hoytema als zelfstandig kunstenaar zijn atelier in Pax Intrantibus, een tuinmanshuis bij het kasteeltje De Binckhorst, tussen Den Haag en Rijswijk. Daar ontstond zijn gelithografeerde boekje Hoe de vogels aan een koning kwamen (Amsterdam, 1892). Het was de eerste Nederlandse poging om tekst en voorstelling tot een geheel te maken. Met het in kleurenlitho uitgevoerde Het leelijke jonge eendje (Amsterdam, 1893), een verhaal met autobiografische elementen naar het sprookje van Andersen, verkreeg Van Hoytema enige bekendheid.
Zijn grootste bekendheid echter verkreeg hij door zijn kalenders.

Korte inhoud van het boek:
Een uilenpaar, dat in een oud gebouw leeft, is gelukkig en tevreden. Doch in de wereld om hen heen vechten de andere vogels. De vogels sturen de pauw naar de uilen toe, om te vragen waarom de uilen zo stil zijn en niet vechten. Daarop vertellen de uilen dat zij genieten van de seizoenen, doch dit is aan de andere vogels niet besteed. Zij vinden dit onzin en gaan door met pronken, eten, drinken en vechten, terwijl de uilen gelukkig en tevreden verder leven.

In een oud gebouw leefde eens een uilenpaar
Zij waren zeer gelukkig het hele jaar

In de wereld beneden hen waren vele hoenders,
die niets deden dan drinken en eten

en als ze dan met eten en drinken klaar waren
begonnen ze te vechten en dat duurde zo maar altijd door.

Op eens ontdekte de pauw de uilen
en nu wilde hij weten waarom die ook niet vochten.
"Zouden zij soms gelukkig zijn? "

Daarop doen de andere vogels aan de pauw een voorstel, om naar de uilen te gaan.
Hij zou hun wel kunnen vragen wat de reden van hun stilzijn is.
Met een buiging neemt hij zijn opdracht aan.

En na zich nog eens extra gepoetst te hebben,
stapt hij er al pronkende heen.

Bij de uilen aangekomen pronkt hij,
Laat al zijn veren trillen en krabt met zijn poten, om de aandacht te trekken.

De uilen zetten grote ogen op en zeggen:
"Wel, pauwtje, ga jij je vriendjes maar halen,
dan zullen wij je alles vertellen!"

En toen alle vogels bij elkaar waren
begonnen de uilen hun verhaal.

"Als het lente is, zien wij alles herleven.
De bomen krijgen hun knopjes en bladen,
het gras zijn duizende kleine bloemen en alles juicht om ons heen.
Vlinders fladderen en verzamelen honing
uit de gouden zonnebloemen, dan is het zomer.

En als alles in volle pracht is, de bomen met hun zware kruinen ons toewuiven
en de planten, door de zon gekoesterd, zich breed uitspreiden,
dan zitten wij in het bos op een schaduwrijk plekje
en zijn gelukkig en tevree.

Dan komen er plantjes, bijen en hommels en vele kleine vliegen.
Ze zijn allen druk in de weer.
Dan wordt het herfst en de spin, die de zomer in al zijn pracht,
stil achter een blad verscholen, bewonderd had, spint haar net,
om zo de bladen nog wat bijeen te houden.

En als de bladen gevallen zijn,
en de aarde met sneeuw is bedekt,
trekken wij naar ons oude huis en leven daar rustig voort
- Dan is het winter.

"Onzin", schreeuwden de vogels,
want ze begrepen er niets van.
DAT KAN GEEN GELUK ZIJN!!!!!!!!!!!!!!

En de vogels, die liever wilden blijven pronken,
eten, drinken en vechten, keerden hun rug naar de uilen,
en zetten hun oude leven voort.

De uilen schoven nog wat dichter bij elkaar,
knipten eens met hun ogen, en peinsden verder.