Pietje Pluimstaart

Verteld door Henk Niesen, geb. 1908
Geteekend door Joop Gerlach
Uitgave W. Blok - Amsterdam, ca. 1946

Korte inhoud:
De konijnen waren niet meer veilig voor Reintje Roodstaart, de vos. Overal zat hij ze achterna en controleerde hun persoonsbewijs. Ze hadden geen moment rust meer.
Het werd hoogtijd, vond Pietje Pluimstaart, om aan de rooftochten van de trouweloze vossen een einde te gaan maken. Die avond kwamen alle konijnen bij elkaar om te beraadslagen. Pietje riep de aanwezigen op, om overmorgen te middernacht, de aanval op de vossen in te zetten.
De zwaluwen zullen in hun snelle vliegtuigen boven de linies cirkelen om elk vijandelijk vliegtuig te verslaan. Ook van het kippenvolk komt de belofte dat zij met hun bommenwerpers aan de strijd zullen deelnemen.
Besloten werd dat afgezanten van het konijnevolk naar de kippen en zwaluwen zouden gaan om het veldtochtsplan te bespreken, terwijl ook de eenden met hun amphibie-tanks gevraagd werden aan de strijd mee te doen.
De tegenstand van de vossen was niet groot, zij werden snel overmeesterd en de konijnen rukten op naar de stad om hun gevangen kameraden te bevrijden. Pietje Pluimstaart en Kees Knagel, zijn adjudant, waren de eersten die, in hun jeep gezeten, voor het paleis van de vossenkoning stil hielden en hem dwongen de vredesvoorwaarden te tekenen.
Toen ging het in triomftocht naar huis. Pietje Pluimstaart voorop. Daarachter het hele leger. De kippen en zwaluwen in de lucht. De eenden met hun tanks over de rivieren.
Tot beloning kreeg Piet en zijn hele dappere leger van de konijnenkoning verlof om elke avond te komen grazen op de koninklijke weiden, waar de vetste klaver en de heerlijkste kool stond, die je je maar wensen kon.
En eenmaal in elk jaar komen ook nu nog alle konijnen samen om te dansen in de volle maan, ter herdenking van de grote overwinning, die zij op het vossenvolk bevochten.

Fragment:
Weldra klonk dan ook het geronk van de meer dan tweeduizend motoren van de kippenluchtvloot. De zware bommenwerpers, geéscorteerd door jagers, stegen het eerst op om alle belangrijke doelen in vossenland te bombarderen. Tweeduizend toestellen, vergezeld door duizend jagers, vlogen door het luchtruim.
In vossenland keek men verbaasd naar deze luchtvloot en staarde verdoofd omhoog. Men wist niet wat dat te betekenen had. Weldra lieten de eerste bommenwerpers hun eieren vallen op de strategische doelen, zoals het station, de spoorlijnen en de wegen.
De paar vossenvliegtuigen, die nog probeerden op te stijgen, werden onmiddellijk aangevallen door de zwaluwen en naar beneden geschoten. Bovendien werden er door de vuurvliegen duizenden in brand geschoten op de vliegvelden. De vuurvliegen waren op het laatste moment nog gekomen om aan de strijd deel te nemen, want ook zij mochten het vossenvolk niet lijden.
Ondertussen rukte het konijnenleger in volle marsorde op en weldra dreunden de kanonschoten aan de grens van vossenland. De pantserauto's, de zware tanks en al de anderen kwamen aangereden, terwijl achter het leger de ingenieurs bezig waren met het aanleggen van oliepijpleidingen, waarvoor zij slangen gebruikten, die zich hiervoor geheel belangeloos hadden aangemeld. Die dachten waarschijnlijk: "als de vossen weg zijn, dan blijven er voor ons meer muizen over."
De tegenstand van het vossenleger was niet groot. De meeste vossen werden slapend aangetroffen. Maar één compagnie, die tijdig gewaarschuwd was door Willie Wezel, een laffe verrader, bood meer tegenstand. Doch ook zij werden ten slotte overmeesterd. Zoo rukten allen op naar de hoofdstad om hun gevangen kameraden te bevrijden. Deze hoofdstad stond al geheel in brand en overal lagen de brokstukken van huizen, bedekt met eierstruif. Het bombardement was goed raak geweest, dat kon je wel zien. Vele vossen lagen dood op straat en anderen werden gevangen genomen. Ze zouden nu op hun beurt eens voor de konijnen moeten werken en lekkere koolstruiken schoonmaken, aardappelen schillen, grassnijden, kortom alles doen wat de konijnen maar van pas kon komen.