Petertje Haan

Verteld door Rie Westra
Serie van drie kartonnen boekjes in ringband
Uitgegeven begin jaren 50

1. Petertje Haan komt pas kijken
2. Petertje Haan naar de markt
3. Petertje Haan leert schaatsenrijden

Korte inhoud:
In Petertje Haan komt pas kijken, wordt hij geboren. Hij woont, als enigst jongetje met zeven zusjes, op een boerderij. Hij is eigenwijs, nieuwsgierig en een echt haantje de voorste. Hij leert een beetje vliegen, maar kan het nog niet zo goed, zodat hij in de regenton belandt. Hij plaagt Bas de hond, maar Bas kan daar wel tegen en ze worden vriendjes. Zo wordt Petertje als maar groter, maar hij is ontevreden. Hij wil een ècht jongetje zijn, zodat hij de hele wereld rond kan reizen. Op de ochtend van Peters verjaardag krijgt hij van moeder Hen een keurig blauw linnen bloesje en een zwart fluwelen broekje. En vader Haan... die lacht en geeft Petertje een paar helderwit geschuurde klompjes. Nog nooit is Petertje zo blij geweest!

In Petertje Haan naar de markt gaat Petertje met Hein, de boerenknecht, op een boerenkar naar de markt. In de stad schrikt Petertje van het lawaai om hem heen. Voor de tram en de auto's is hij een beetje bang. Hein zet Petertje bij de markt af. Twee boerenjongens lachen hem uit en pakken hem op. Een haan op klompen, dat hebben ze nog nooit gezien! Ze willen hem gaan verkopen en daarom stoppen ze hem in een kistje met tralies. Die arme Petertje Haan! Was hij maar nooit naar de stad gegaan! Een boer blijft staan en koopt Petertje voor een rijksdaalder, duwt hem in een zak en stapt naar huis. Onderweg, als hij de zak even op de grond zet, weet Petertje te ontsnappen en hij rent weg. Maar o, jee, dan breekt hij een klomp en blijft met zijn broekje aan het prikkeldraad hangen. Een grote scheur is het gevolg en een erg gehavend en zielig Petertje vervolgt zijn weg. Gelukkig komt Kees, de boerenzoon, hem tegen en die brengt Petertje weer veilig naar huis. Stil trekt hij zijn kleren uit en schopt zijn klompjes weg. Zo voelt hij zich beter, hij is genezen! Petertje is háán geworden!

In Petertje Haan leert schaatsenrijden draagt hij toch weer met trots zijn kleren. Als het winter wordt stapt hij op zijn nieuwe schaatsen, die hij van Sinterklaas heeft gekregen, het ijs op. Moeder heeft hem extra ingestopt met een wollen das. Kees leert hem schaatsenrijden en tegen de middag kan Petertje al een echt baantje rijden. De volgende dag gaat Petertje een echte tocht maken. Hij wil, over de sloten, naar het kerktorentje in de verte schaatsen. Met een rugzak op de rug vertrekt hij, uitgeleide gedaan door moeder en de zusjes. Onderweg groet hij de baanveger en drinkt in het dorp aangekomen bij een tentje een kopje chocolademelk. Op de terugweg heeft hij de wind tegen, hij is moe en heeft het erg koud. En opeens zakt Petertje door het ijs! Gelukkig is boer Arend in de buurt en redt Petertje uit het wak. Hij neemt hem mee naar huis, waar de boerin zijn kleren droogt voor het fornuis en hem warme melk te drinken geeft. Pas de volgende dag vervolgt Petertje zijn tocht en rijdt naar huis. Vader Haan ziet hem aankomen en rent naar moeder Hen om het heuglijk nieuws te vertellen. En als Petertje bij het vlondertje aankomt, staat daar de hele kippenfamilie om hem te verwelkomen!

Fragment uit Petertje Haan leert schaatsenrijden:
's Middags vertrekt Petertje, warm ingestopt door moeder, met een kleine rugzak op de rug. Daarin heeft moeder een paar lekkere sneeën brood gestopt.
"Zal je goed oppassen Petertje?" vraagt ze.
De zusjes doen Petertje uitgeleide. Ze staan aan de kant van de sloot en wuiven met hun zakdoekje.
Parmantig zwiert ons haantje de sloot af.
In de verte wenkt het torenspitsje en Petertje voelt zich zo vrolijk als wat.
Daar gaat hij heen met flinke slagen.
Een - twee! Een - twee!
Eindeloos strekken de sloten zich voor hem uit.
Het is niet druk.
Daar staat de baanveger.
"Zò Petertje Haan, òòk op de schaats?"
Petertje geeft hem een paar centen en rijdt dan verder met de handen op de rug.
Een beetje moe begint hij toch al te worden, maar het torentje is dichtbij.
Nog even doorzetten Peter!
Hij zwaait de bocht om en daar ligt de vaart naar het dorp voor hem.
Het is hier véél drukker.
Bij het dorp, voor de brug, staan een paar tentjes met vrolijk wapperende vlaggen.
Het duurt niet lang of Petertje zit uit te blazen achter een dampende kop chocolademelk.
Dàt smaakt.
Achter de ketel staat de vrouw van den bruggewachter en schenkt de koppen vol.
Ze heeft schik in ons haantje.
Petertje geniet. Hij is heerlijk warm geworden.
Daar slaat de klok.
Een - twee - drie - vier - vijf!
Petertje schrikt er van. Al vijf uur!
En hij heeft beloofd vóór donker thuis te zijn.
Vlug stapt hij op en begint de terugreis. Maar dàt valt niet mee!
Hij is een beetje stijf geworden en moe.
En het ijs is óók zo mooi niet meer.
Nu de zon er op geschenen heeft, komen er overal plasjes op het ijs.
Een - twee! Een - twee!
De zon is weg en een koude wind blaast hem tegen. Hij krijgt er tranen van in de ogen.
De sloten liggen recht voor hem.
Langzaam komt een grijze schemer opzetten waardoor je de dingen niet zo goed kunt zien.
Een - twee! Een - twee!
Ons Petertje rijdt àl langzamer.
Daar - ineens - kràk-kràk - en Petertje zakt door het ijs heen.
Arme Peter had die grote scheur niet gezien!
Gelukkig slaat hij alle twee zijn vleugels wijd uit, zodat hij niet verder wegglijdt.
Hij schreeuwt het uit van angst.
"Kukleku!"
"Help - o - help!" Petertje spartelt en roept.
"As-je-me nou!"
"Wat zullen we nou hebben?" klinkt daar een goedige bromstem en uit het schemerdonker komt boer Arend te voorschijn.