De oude Veldwachter

Geschreven door J. Stamperius
Geïllustreerd door J. G. Kesler, (1873-1938)
Uitgever Gebr. Kluitman - Alkmaar
Vijfde druk, 1928
Voor het eerst verschenen in 1897

In alle hieronder genoemde verhalen vertelt "JACOB VAN DEN BAKKER" uit zijn jeugd en spelen "DE DRIE JAPEN" een hoofdrol:
Drie Kwajongens, 1891
Een week vol Avonturen, 1893
De oude Veldwachter, 1897
De ezel van den Bakker, 1899
Jongensleven, 1901
Drie jongens op een Schip, 1903
Toen ik veertien was, 1904
In oorlogstijd, 1906
Mijn reis naar den Haag, 1907
Van drie jongens en een vrijen Zaterdag, 1910

Korte inhoud:
Jacob van den bakker vertelt uit zijn jeugd:
Samen met zijn boezemvrienden Jacob (van den schipper) en Bert (van den meester), gaat Jacob kastanjes knuppelen na schooltijd. Hierbij worden ze gesnapt door veldwachter Kees, waarmee de jongens voortdurend overhoop liggen. Jacob klimt hoog de boom in doch laat zijn schoenen dom genoeg onder aan de boom staan. Veldwachter Kees neemt nu zijn schoenen mee naar huis. s' Nachts sluipen de drie vrienden stiekem zijn woning binnen en halen Jacob's schoenen onder het bed van de veldwachter vandaan.
Hein Balder, een jongen uit een armoedig gezin, waarvan de moeder is overleden en de vader aan sterke drank verslaafd is, wint met knikkeren van Jacob. Deze kan niet tegen zijn verlies en begint te vechten. Hij schreeuwt Hein toe: "Jouw vader is een dronkenlap!" Hiervan krijgt hij later spijt, omdat Hein toch een goede vriend is. De volgende morgen is de perenboom in Jacobs tuin geplunderd. Als Jacob op school van Hein een peer aangeboden krijgt om de ruzie weer goed te maken, herkent Jacob de peer. Het is een peer van zijn eigen perenboom. Heel hard roept hij nu "Dief!!" door de klas. Hein ligt te snikken op zijn bank en de meester haalt de veldwachter erbij. Deze is er al snel achter dat de vader van Hein de perenboom van Jacob geplunderd moet hebben en ze gaan met Hein mee naar huis. Vader is weer dronken en als Kees de veldwachter hem mee naar de burgemeester wil nemen, zwaait hij plotseling met een mes. Hein springt er tussen en wordt neergestoken. Nu heeft zijn vader berouw, hij wordt opgesloten in de gevangenis en na enkele weken komt hij vrij en vertrekt voor goed naar Amerika. Voortaan maakt hij maandelijks een som geld over voor Hein, die nu in een ordelijk gezin wordt opgenomen.
In de winter schaatsen de vrienden op de vaart. Jacob van den schipper heeft zijn jas uitgedaan en op een paal gehangen, als de sluizen worden opengezet, wordt het gevaarlijk en zakt Jacob door het ijs, wanneer hij nog snel zijn jas van de paal wil halen. Veldwachter Kees redt hem gelukkig. Het gaat nu dooien en weken lang blijft de jas midden in het water aan de paal hangen, totdat Jacobs vader met een boot de jas uiteindelijk van de paal haalt.
Kees de veldwachter viert zijn 40-jarig jubileum en er is groot feest in het dorp. Er komt een optocht met een muziekcorps, een mooie erepoort voor zijn huis en een zangkoor zingt voor hem en zijn vrouw Saartje. De jongens geven ook een cadeau: een mooie pijp.
Kees nodigt Jacob uit om over 10 jaar zijn 50-jarig jubleum te komen vieren, doch helaas mocht hij dat niet meer beleven. Kort hiervoor krijgt Jacob het bericht dat Kees is overleden.

Fragment uit het boek:
Het portaaltje, dat het woonvertrek van de voordeur scheidde, was klein. De veldwachter deed de kamerdeur open en wij stapten binnen. Mijn hart klopte, toen ik Balder aan tafel zag zitten. Hij lag met zijn hoofd op de armen, alsof hij sliep; maar bij ons binnentreden, keek hij op met doffe, slaperige oogen.
Doch wat veranderde die blik, toen hij den veldwachter herkende. Opstaande en zich aan de tafel vasthoudend, keek hij ons aan. Diepe rimpels trokken zich op zijn voorhoofd samen en in zijn grijze oogen kwam een leelijke gloed.
De veldwachter deed een schrede voorwaarts en zei kortaf:
"Mee naar den burgemeester!"
De man verroerde zich niet, maar zijn blik werd strakker.
"Hoor je me niet, kerel?" hernam de veldwachter en hij herhaalde zijn bevel:
"Je moet mee naar de burgemeester!"
"Waarom?" klonk het nu, zwaar en dof.
De veldwachter kwam nog een schrede dichterbij, legde zijn hand op den arm van den man en zich voorover buigende, zoodat hij Balder vlak in 't gelaat kon zien, zei hij scherp:
"Omdat jij vannacht peren gestolen hebt bij den bakker!"
De man uitte een zwaren vloek en de hand van den veldwachter afschuddend, lichtte hij den arm op om den beschuldiger met de gesloten vuist een slag toe te brengen. Maar Kees greep den opgeheven arm en maakte hem voor een oogenblik weerloos.
Nu brak de woede van den dronkaard los. Onder vreeselijke bedreigingen sprong hij achteruit, en greep naar een mes, dat op den schoorsteenmantel lag.
Deze beweging was zoo haastig, dat Kees geen tijd had zich te verweren en zeker getroffen zou zijn, wanneer niet op 't zelfde oogenblik Hein naar voren was gesprongen en zich met den uitroep: "Vader! vader!" tusschen de mannen geworpen had. Tegelijk greep de veldwachter naar het mes..... maar te laat. Een kreet weerklonk..... en bloedend viel Hein aan de voeten van zijn vader neer....