Reinaard de Vos speelt voor huisbaas

Een verhaal van Vadertje Brombeer

Vadertje Brombeer is het pseudoniem van Isidore Leonard Spreekmeester ( 1914- 2000 )
Uitgeverij De Bezige Bij - Amsterdam, 1946

Korte inhoud:
Midden in een groot bos woonde Amalia, de toverheks en ze woonde in een huisje dat Villa Boslust heette. Op zekere dag ontving ze een uitnodiging van de "Algemene Bond voor Toverheksen" voor een grote heksenvergadering. Omdat haar toverbezem gebroken was, besloot ze te voet op weg te gaan, vergezeld door Bart, haar zwarte kater en Socrates, de uil, die op haar schouder zat. In haar hand hield ze een kristallen bol, die haar de weg wees.
Zodra zij weg was, zag Reinaard de Vos zijn kans schoon om een kijkje in haar huis te nemen en de provisiekast te plunderen. Helaas was er geen eten te vinden en Reintje vond het er maar griezelig. Toen hij naar huis liep, kreeg hij het idee om het huis van Amalia te gaan verhuren, omdat het toch leeg stond. Hij benoemde zichzelf tot huisbaas en timmerde een bord aan zijn huis waarop stond: "Reinaard de Vos. Makelaar in huizen". Op het huis van de heks hing hij een bord: "Te Huur. Te bevragen bij Reinaard de Vos". Op een ochtend ging Vadertje Brombeer naar het bos om hout te kappen. Hij was die dikke beer, die verhaaltjes schreef en er plaatjes bij tekende. Toen hij even uitrustte onder een dikke boom, kwam Reinaard de Vos langs, die hem vertelde dat hij een snoezig huisje te huur had, dat geknipt was voor Heer Brombeer. Hier had de beer wel oren naar en hij liet zich door de sluwe vos overhalen, om een huurcontract te tekenen, zonder dat hij het huisje van binnen gezien had. Vanaf nu moest hij huur gaan betalen: Vijf potten honing per week! Reintje lachte in zijn vuistje: "Dat zal een pret worden als de heks weer thuiskomt! Zo'n onnozele dikke beer toch!"
Toen Vadertje Brombeer thuiskwam en zijn vrouw vertelde dat ze gingen verhuizen, naar een huisje in het bos, was zij erg boos! Vooral toen zij hoorde hoeveel huur ze moesten gaan betalen, toen Reintje de Vos de volgende morgen aanklopte om de vijf potten honing op te eisen. Maar omdat haar domme man het huurcontract had ondertekend, kon ze er niet meer onderuit en moest betalen. "Nu kunnen we er net zo goed gaan wonen", bromde ze en zo gingen Vader en Moeder Brombeer en hun zoontje Teddy, op weg om hun nieuwe huisje te gaan schoonmaken.
Wat een schrik was het, toen ze de deur openden. Overal stof en spinnewebben en er vlogen, tot groot plezier van Teddy, vleermuizen in het rond. Moeder ging aan het boenen, schrobben en wrijven, terwijl Vadertje en Teddy het huisje van buiten gingen witten. Uiteindelijk waren ze in hun nopjes en woonden de beren tevreden in hun nieuwe huis.
Totdat op een regenachtige herfstdag Amalia terugkwam. Ze was erg moe van het lopen op haar te kleine schoenen en verlangde naar huis. Op de heksenvergadering had ze een nieuwe toverspreuk geleerd. Als ze riep: "Krijgio de fideldansio!", dan ging iedereen en alles in haar buurt dansen, net zo lang totdat zij ze weer liet stoppen.
Toen ze bij haar huisje kwam, zag ze tot haar verbazing Vadertje Brombeer in de deuropening staan. Hij vertelde haar dat hij het huis van Reintje de Vos had gehuurd, maar dat de heks gerust even mocht binnenkomen om uit te rusten. O, wat was Amalia kwaad, wat een brutale beer om de baas te spelen in haar huis!
Woedend schreeuwde ze haar toverspreuk: "Krijgio de fideldansio!" en toen danste, niet alleen de hele berenfamilie, maar ook de complete huisraad zoals tafels, stoelen, potten en pannen in het rond. Vadertje Brombeer schreeuwde dat hij het huis eerlijk gehuurd had van Reinaard de Vos en dat hij haar het huurcontract kon laten zien. Nu begreep de heks dat de sluwe vos de boosdoener was. Ze liet de beren weer stilstaan en beloofde hun dat zij voortaan in haar huis mochten blijven wonen. Toen ging ze verhaal halen bij Reintje en ze liet de vos drie dagen en drie nachten achterelkaar dansen, alvorens hem zijn huis uit te jagen. Toen trok ze er zelf in, ze moest toch ergens wonen.
Later trouwde ze met een tovenaar en ging in zijn huis wonen, waar ze nu nog woont! De vos was genoeg gestraft en mocht weer in zijn huis terugkomen. Hij beterde zijn leven, al behield hij wel zijn streken, en heeft nooit meer voor huisbaas gespeeld!

Fragment uit het boek:
Hij kroop voorzichtig door het open raam en stond in de verlaten heksenwoning.
"Hm, erg gezellig is het hier niet", mompelde Reintje. "Wat is het hier kil en wat hangen er een spinnewebben! Een griezelig huis om je leven in te slijten. Maar kom, laat ik verder gaan. Tenslotte kom ik hier niet voor de gezelligheid."
"Piep, kraak!!", klonk het opeens.
De vos maakte een luchtsprong van schrik. Waar kwam dat geluid vandaan? Doodstil stond hij te luisteren, maar hoorde alleen zijn eigen hart bonzen van schrik.
"Kom aan, Reinaard", sprak de vos zichzelf moed in. "Toon dat je geen hazenhart hebt."
"Kraak!", ging het weer, toen Reintje verder wou stappen.
"Hu!", schrok de vos, "maar dat is de vloer, die kraakt van mijn eigen voetstappen. Wat een ezel ben ik, om daar zo bang voor te zijn!"
En om al zijn moed te verzamelen kuchte de vos eens: "Ahum, ahum!". Maar het klonk akelig hol in het lege huis en een griezelige echo deed hem het bloed in de adren stollen.
"Kom", sprak Reintje zichzelf weer moed in. "De heks is toch niet thuis en spoken bestaan niet. Laat ik nu handelen en zien, dat ik iets van mijn gading vind".
Voorzichtig duwde hij de deur open en trad de kamer binnen.
Om je naar te schrikken! Midden op een ronde tafel lag een groot dik boek, zeker het toverboek van de heks. Maar daar schrok Reintje niet van. Het was een griezelige doodskop, die bovenop het boek lag, die onze vos zo schrikken deed.
Reintje vond het een griezelig ding en moest er steeds naar kijken. Boven op de doodskop stond een half afgebrande kaars.
"Die heks heeft zeker geen kandelaar", mompelde de vos. "Maar ik vind het iets griezeligs, zo'n ding in je huis te hebben. En wat een geheimzinnige flessen en instrumeneten staan hier allemaal! Daar tovert die oude heks zeker mee!"
Tenslotte vatte de vos weer moed en opende heel voorzichtig een kast. Met een onheilspellend gekraak ging de deur open en Reintje deed angstig een paar stappen achteruit. Je kon nooit weten, wat er in zo'n kast verborgen lag!
Maar het enige wat de vos vond, waren wat afgekloven beenderen en een paar grote flessen met gekleurde vloeistoffen er in.
"Het is me wat moois", mopperde Reintje. "Die lelijke oude heks heeft alles opgegeten! Nog niet eens een stukje droog brood heeft ze achtergelaten. Daar heb ik nu al die moeite voor gehad!"
En met een nijdige klap smeet de vos de deur dicht. Maar dat had hij beter niet kunnen doen, want de vleermuizen, die aan de zolder hingen, vonden zo'n harde klap niets prettig en begonnen verstoord en boos door de kamer te vliegen. Ze vlogen op de indringer af en Reintje wist niet, waar hij blijven moest.
"Jasses, wat is dat nu weer voor griezeligs!"
Angstig sloeg de vos met zijn pet naar de fladderende vleermuizen. "Ga weg, griezelige beesten, ga weg!", schreeuwde hij. Maar hoe meer tumult hij maakte, des te woedender werden ook de vleermuizen. Ze vlogen pardoes tegen Reintjes snuit en deze wist niet, hoe gauw hij de kamer uit moest komen. Vol schrik draafde de vos de gang op.
"Klap!"
"Alle boze vleermuizen nog an toe!", jammerde Reintje. "Nu waait dat verdraaide luik nog dicht ook!" Ja, nu was het luik, waar Reintje door naar binnen geklommen was, met een smak dicht gewaaid en de vos zat opgesloten. "Hoe kom ik er nu weer uit!" kermde Reintje. "Ik moet hier weg uit dat vreeslijke spookhuis!" Van angst kreeg Reintje het nu hevig benauwd. Hij sprong pardoes tegen het dichtgewaaide luik op en bonkte er wanhopig met zijn vuisten tegen.
"Kraaaak!"
Daar vloog het luik weer open en de vos liet zich hals over kop naar buiten tuimelen. Hij scheurde zijn mooie jas nog aan een verroeste spijker en bleef versuft op de grond zitten.