Klein-Jantje en de kinderen van Modderstad

Teekeningen van Ottilia Adelborg (1855 - 1936)
Oorspronkelijke titel Pelle Snygg och barnen i Snaskeby, 1896

Tekst, naar de Zweedsche uitgave vrij bewerkt door Johanna Wildvanck
Eerste uitgave 1902
Tweede druk 1903
Uitgave van C.A.J. van Dishoeck te Bussum

Opvoedkundig prentenboek om de kinderen hygiëne bij te brengen.

Fragmenten uit het boek:

De kinderen van Modderstad
Vinden niets naarder dan een bad;
Zij plassen in den modder rond,
Zijn vuiler dan de vuilste grond.

Hij ging eerst naar de sponze-vrouw,
En zei: Och sponze-moeder, gauw!
Geef me véél sponzen, breed en zacht;
Al was het nòg zoo'n groote vracht!

Toen ging hij naar den kanne-man
En vroeg, zoo vriendelijk hij dat kan:
Toe, kanne-vader! Geef met spoed
Mij kommen, kannen, schoon en goed.

Daarop ging Jantje vlug ter been
Naar d'ouden dooven zeep-man heen
En schreeuwde: Geef mij als-je-blief
Veel stukken zeep; Dan ben je lief!

Drie kleine meisjes vangt hij dan,
En kamt hun haar zoo goed hij kan,
En maakt er mooie vlechten in.
Kijk! Dat is Lina naar den zin!

Ze neemt nu zelf de zachte spons,
En wascht zich schoon met blij geplons.
Terwijl boent Mina, zie je dat?
Haar kleine armen spiegelglad.

Omdat het nu maar gauw moet gaan,
Draagt sponze-vrouw veel kinderen aan.
Die wasschen zij nu twee aan twee.
Klein-Jantje wordt àl meer tevrêe.

Daar heben we Klein-Jantje weer.
Hij zet een groote tobbe neer,
En zal de meisjes wijzen gaan,
Hoe of de wasch moet zijn gedaan.

De meisjes wasschen, spoelen nu,
En wringen netjes, niet te ruw,
En stijven vlijtig heel den dag,
Terwijl Klein-Jantje rusten mag.