Kerstsproken

Een bundel verhalen, bestemd om op Kerstavond te worden voorgelezen

Verzameld door mevrouw N. Basenau-Goemans,
(Leonora Susanne Basenau-Goemans 1876-1967)
Geïllustreerd door A. Hahn Jr., H. Pieck en E. de Groot
Uitgever H.J.W. Becht - Amsterdam
4e druk 1955
Voor het eerst verschenen in 1927

38 verhalen, onder verdeeld in: Voor kinderen - Voor ouderen en Voor ouderen en kinderen.
Schrijvers: Selma Lagerlöf, J. Oterdahl, Z. Topelius, Th. Dostojewsky, H. C. Andersen, R. Saillens, C. Larsson, A. Lichtenberger, W. Mclennan, F. Coppée, H. van Dijke, C. Ewald, R. Mc. Alden, A.C. Kuiper, V. Rydberg, N.S. Leskov, F. Bremer, F. Pocci en P. Rosegger.

Fragment uit Kerstmannetjes Kerstfeest van A. Lichtenberger:
Kerstavond.........
IJzig koud is het buiten; alle beken en poelen zijn dichtgevroren; zwermen witte vlokken dansen door de lucht; de Noordenwind giert als een razende over de velden en doet telkens weer nieuwe, vinnige aanvallen op het hutje in het onbekende land. Maar de luiken van de hut zijn stevig gesloten. Er smeult een vuurtje onder de as en met half dichtgeknepen ogen ligt een poes te spinnen in de lekkerste stoel, die er in het vertrek is te zien.
De baas van het huis is nog niet teruggekomen van zijn tocht. Plotseling gaat de deur open en vlug weer toe.......
De wind slaakt een zucht van spijt......... poes doet haar ogen even open en dan weer toe, spint nog wat harder en slaapt weer in. De oude man is weer thuis. Met een schouderschok ontdoet hij zich van zijn lege mars. Dan hangt hij zijn natte muts aan een haak en doet zijn wijde mantel af, waar de vorst kantwerk van ijs op heeft geborduurd. Hij trekt zijn dikke warme pantoffels aan, inplaats van zijn natte schoenen. Met zijn twee handen pakt hij de kat op en zet haar zachtjes op een kussen neer, waar ze voorgaat met spinnen.
Dan pookt hij het vuur wat op, dat met een heldere gloed oplaait. Hij gooit er wat droog hout bij en lustig stijgen de rode vlammen op en verlichten de verste uithoekjes van de kamer en doen de schaduwen van de voorwerpen dansen op muren en zoldering. Dan laat hij zich behagelijk in zijn zetel neervallen en slaakt een zucht van genot. Hij strekt zijn koude voeten naar het heerlijke vuurtje uit en tuurt naar het vrolijke spel van vonkjes en vlammen in de haard.
Buiten raast en buldert de storm. Binnen is rust en kattengespin. Maar eensklaps klinkt er een schelle stem binnen uit de knetterende takken en zegt: "Ahem, ahem!"
De oude man fronst de wenkbrauwen en kijkt ontevreden voor zich uit en dan ziet hij wat andere mensen niet zien zouden.
Schrijlings op een vlammend blok hout, zit een afstotend lelijk wezen met twee horens en kijkt de grijsaard brutaal aan. Hij hoest en gichelt een beetje en dan sist hij: "Oude domkop!"
De oude man haalt de schouders op, haalt uit zijn zak een pijp en een doos tabak tevoorschijn, legt de doos op zijn knieën en zegt:
"Ellendige duvel, moet je me zelfs vandaag op mijn verjaardag vervolgen met je spotternijen?"
Het manneke trappelt in de gloeiende as en antwoordt nijdig: "Arme gek, ik erger me over je domheid, omdat ik toch je beste vriend ben! Wat is het nu voor dwaasheid van een man als jij, die zonder oud te zijn, toch over de 1900 jaren geleefd hebt om alle jaren op de 24e December overal speelgoed rond te gaan brengen!?"
De oude man lacht voor zich zelf, hij stopt op zijn gemak zijn pijpje en antwoordt niet. Het duveltje hervat nog boosaardiger: "En jij sukkel, wat heb je aan die kostbare en vermoeiende reis? Je gaat hier fris en gezond vandaan, met een volle mars en nu vraag ik je, hoe kom je thuis? Bek-af, krom van moeheid, met slepende stappen, koud, onder de modder, met lege mars. Je geeft alles weg en je krijgt niks terug, je bent en je blijft een arme sukkel."
Toen antwoordde het Kerstmannetje: "Nee vrind, ik kom veel rijker terug dan ik ging."