De avonturen van Peter en Poelek

Door Nans van Leeuwen
(Fernanda van Leeuwen 1900-1995)
Aangeboden door de Erven De Wed. J. Van Nelle 1934

Korte inhoud:
Peter verwaarloost zijn speelgoed. Hij verveelt zich en wil er niet mee spelen. Omdat hij boos is, hij heeft niemand om mee te spelen, gooit hij zijn speelgoed in de speelgoedkast, doet de deur op slot en gooit de sleutel uit het raam in de tuin.
Dan gaat hij in de tuin in de beek spelen, hij bedenkt dat hij nog een boot heeft die hij in de beek kan laten varen. Hij rent naar boven, maar zijn speelgoedkast zit op slot en hij heeft zelf de sleutel in de tuin gegooid. Dan gaat hij zoeken, tot hij van vermoeidheid in slaap valt, vlak naast zijn speelgoedeend Poelek, die hij al eerder woedend de tuin had ingesmeten.
Intussen heeft zijn speelgoed besloten Peter een lesje te leren. Kobold, een kabouter uit zijn sprookjesboek, tovert het speelgoed tot leven. Bimbo, de aap, Kef, de hond, Teddy, de beer, Harlekijn, de pop, de bal, de blokken, de boot, de trein, en het paard besluiten de sleutel te verstoppen en hem pas aan Peter terug te geven als hij weer met hun wil spelen en hun kapotte zaken gerepareerd heeft.
Kobold tovert Peter heel klein, zodat hij meer moeite moet doen om zijn speelgoed in de tuin te vinden. Samen met zijn trouwe Poelek, zoekt Peter nu in de tuin naar zijn speelgoed om de sleutel van de kast te vragen en dat lukt hem, als hij al zijn speelgoed weer gerepareerd heeft.
Tot slot, als Peter wakker wordt, ziet hij naast zich de sleutel van de kast liggen. Hij rent naar boven om zijn speelgoed uit de kast te halen en te repareren. Dan speelt hij er voortaan de hele dag zoet mee en zorgt er verder goed voor.

Fragment uit het boek:
"Laat me nu de bedjes eens zien, Poelek," vroeg Peter.
"Dáár staan ze," wees de eend; "maar..... maar...... dat zijn mijn eigen kousen en schoenen, die ik uit gedaan had vóór ik in de beek ging pootje baden, ze zijn groot gebleven en niet tegelijkertijd met mijn andere kleeren klein getooverd."
"Nou, je zult eens zien hoe heerlijk we daar in slapen, ieder in 'n schoen, ze zullen zeker groot genoeg zijn en de kousen gebruiken we voor dekentje."
Ze probeerden het, ja hoor, 't paste fijn. Poelek had een beetje moeite met de kous, die niet zitten wou zooals hij wou, maar Peter hielp hem en stopte hem lekker in.
"Wat gek zullen we er uit zien, ieder in een schoen!" riep Peter.
"Gek?" Dat kan me niks schelen, ik heb in geen tijden zoo'n fijn droog bed gehad," zei Poelek dankbaar.
Ja, het lag nog niet zoo ongemakkelijk, vond ook Peter, maar hij woelde eerst toch wel een tijdje heen en weer in zijn schoen.
Toen riep hij zachtjes: "Poelek! weet je wat ik toch heelemaal niet kan begrijpen, dat is, dat ze me niet geroepen of gezocht hebben. Ik had vast gedacht, dat Barbara ongerust zou wezen en vader ook, en dat ze de heele buurt af zouden zoeken."
"Precies wat ik dacht, toen je mij uit het raam gooide, 'n jaar geleden, ik dacht ook: morgen zoekt hij den heelen tuin af, maar nee, nou kun je eens zien, hoe je je kunt vergissen."
"Maar mijn vader heeft maar één jongetje," zei Peter ongerust.
"Misschien heeft hij al lang een ander! Zou er niet een neefje bij je komen logeeren?" "Ja," schrok Peter, da's waar ook, en hij keek met zoo'n angstig gezicht over het randje van zijn schoen, dat Poelek zei: "Nou, ze zullen je morgen nog wel herkennen en terug willen hebben, hoor!"
Toen probeerde Peter maar om te slapen.