Jaap Schilt

De zoon van den visser

Geschreven door Piet Begeer, (1890-1975)
Illustraties van Frederik de Graaf, (1913-1971)
Uitgave van N.V. De Arbeiderspers - Amsterdam
Tweede druk, 1945
Eerste druk 1943

Wordt vervolgd door:
Jaap Schilt: een vacantie in de polder, 1946
Jaap rooit het wel, 1949

Korte inhoud:
De 13-jarige Jaap Schilt, zoon van een arme visser, kan erg goed leren. Daarom is er besloten dat Jaap, na zijn laatste schooldag, bij meester Maarten zal gaan wonen, die voor zijn verdere opvoeding zal zorgdragen. Zo zal Jaap aan het gymnasium verder gaan studeren. Jaap voelt zich hier schuldig door. Hij voelt dat hij zijn ouders in de steek laat, die een grote schuld hebben aan Piet den Uil, waarvan zij geld geleend hebben, toen hun oudste zoon ziek was. Deze 2 jaar oudere broer van Jaap is later overleden.
Piet heeft sindsdien de familie in zijn macht. De gevangen vis moet eerst aan hem geleverd worden, waar hij dan veel te weinig voor betaalt, zodat de schuld nooit afgelost kan worden. Jaap wil nu zijn vader helpen met vissen om zo de schuld sneller te kunnen aflossen. Daartoe besluit hij toch om niet verder te leren en visser te worden.
Hij is jong en sterk en vangt veel dikke paling en snoekbaarzen. Ook vangt hij een reiger, waar zijn moeder soep van kookt voor de mannen. In de winter gaat hij met zijn hond op mollenjacht en brengt de velletjes naar de markt, waar hij veel geld voor krijgt.
Intussen krijgt hij ook een vriend. Het is Dick, de dertienjarige zoon van de notaris uit de stad, waar Jaap's oudere zuster in dienst is. Dick gaat op het gymnasium en heeft mooie stadskleren aan. Hij vindt het heerlijk bij Jaap thuis en gaat vaak met Jaap mee op visvangst. Samen met de grote broer van Dick, krijgen de jongens het voorelkaar dat de vis voortaan rechtstreeks aan handelaren in Rotterdam geleverd zal worden. Zo wordt de tussenpersoon van Piet den Uil uitgeschakeld en wordt er veel meer geld verdiend. Deze is hier woedend over en komt met een deurwaarder zijn schuld opeisen. Omdat vader Schilt nog niet genoeg bijelkaar heeft, wordt het varken meegenomen. Nu is de schuld vereffend. Vader voelt dit als een opluchting. De andere vissers komen nu allemaal een deel van hun slacht voor het gezin Schilt brengen, zodat ze deze winter geen honger zullen lijden.
Als het vriest en Jaap en Dick gaan schaatsenrijden, redden ze een man uit een wak. Het blijkt Piet den Uil te zijn. Deze is nu zo dankbaar, dat hij om alles goed te maken Jaap 3 nieuwe biggetjes schenkt. Hiermee is alles vergeven en vergeten.
De vader van Dick laat een nieuw, ruim en licht huis bouwen voor het gezin Schilt en Jaap kan nu toch gaan studeren. Meester Maarten geeft hem de boeken en iedere avond zit Jaap nu op z'n kamertje te studeren, zodat hij na de vakantie, samen met Dick, naar de tweede klas zal gaan.

Fragment uit het boek:
"Kinderen", zei de meester met zijn heldere stem, "jullie gaan nu allemaal de wereld in. Ieder gaat zijn eigen taak vervullen, ieder op zijn eigen plaats en ik weet, dat jullie voor die taak berekend zullen zijn. Want jullie zijn van het goede ras, dat ik hier nu al meer dan vijf en twintig jaar in al zijn deugden en gebreken heb leren kennen... Ik houd van jullie allemaal en in jullie heb ik een groot vertrouwen.... Maar er is er een onder jullie, dien ik in de zeven jaar, dat ik hem onder mijn ogen heb, steeds meer met bewondering heb gadegeslagen. Jullie weet, wien ik bedoel: Jaap Schilt. Hij heeft een groot verstand en hij is weetgierig en ijverig. Het is de beste leerling, dien ik ooit heb gehad; een betere, dan ik ooit heb gedacht op deze dorpsschool te zullen tegenkomen. Hij heeft al de eigenschappen, die nodig zijn om door te studeren en het ver in de wereld te brengen.... Hij heeft al die eigenschappen in grote mate..... Maar jullie weet, dat zijn ouders het geld niet hebben om die studie te bekostigen en jullie weet ook, dat ikzelf geen kinderen heb...."
De laatste woorden had de meester fluisterend gesproken en uit zijn vriendelijke ogen straalden vreugde en voldoening.
"Kinderen, ik houd van Jaap, alsof hij mijn eigen jongen was en ik zou het onrechtvaardig vinden, als hij zijn talenten niet kon ontwikkelen.... Daarom heb ik met Jaap zijn ouders gesproken en jullie kent het resultaat. Jaap komt bij mij inwonen en mijn vrouw en ik zullen verder voor zijn opvoeding zorgen.... Als ik jullie allen de hand heb gedrukt, gaat Jaap vast even met mij mee..."
Toen de meester had uitgesproken, keken alle kinderen naar Jaap, die met een wit, vertrokken gezicht en trillende lippen naast zijn bank stond. Hij hijgde, hij wilde spreken, maar er kwam geen geluid.
"Ik wil niet, meester.... ik wil niet!" stootte hij er eindelijk uit. Toen wierp hij zich in zijn bank en verborg zijn hoofd in zijn armen.
De kinderen keken onthutst naar den meester, die bleek en ontdaan achter zijn lessenaar stond. Een paar meisjes hadden tranen in de ogen en alleen Chiel Verster en Bert van Veen keken elkaar veelbetekenend aan.
"Jongen, wat heb je?.... Wat is er gebeurd?...." vroeg de meester zacht. Toen liep hij langzaam naar hem toe en legde zijn grote hand, die hevig trilde, op Jaap's stugge, blonde haardos. Het was doodstil in de klas. Plotseling stond Jaap met een snelle beweging naast de bank en sidderend, met opgeheven vuisten voor zijn meester. Een kleine, hulpeloze jongen naast een groten, vaderlijk-vriendelijken man.
"Raak me niet aan!" schreeuwde hij wild. "Ik zeg je, dat ik niet wil!.... Je mag me niet bij mijn ouders vandaan halen.... Ik moet mijn vader helpen, die me niet missen kan.... Ik wil niet!..... Ik wil niet!...."
Toen rende hij langs den ontstelden meester en de verschrikte kinderen de school uit.....