Kriebeltje en de Stink Stank-mannetjes

Door Clia

Anti - nazistisch verhaal uitgegeven ca. 1945
Satire met naamsverwijzingen naar de SS en nazi-kopstukken.
Met afbeeldingen van mannetjes met hakenkruizen.
Op achterplat: Kriebeltje beleeft nog meer en vertelt in 't volgende boekje weer.

Inhoud:
Kriebeltje de boskabouter gaat samen met een muisje naar de hoofdman van de Stink Stank-mannetjes om te klagen over de stank die de stinkzwammen verspreiden. Bij een holle boom aangekomen, luisteren ze een vergadering af, van de zwarte dwergen en hun hoofdmannen.
Ze besluiten om de Bosfee om hulp te gaan vragen. Met een oranje pijl weet de Bosfee de Stink Stank-mannetjes uiteindelijk te verslaan.

Fragment:
"Kom Kriebeltje ik weet waar de hoofdman van die Stink Stank-mannetjes woont." Voorzichtig slopen Kriebeltje en het muisje door het mos. Bij een holle boom hield het muisje stil, daar binnen was vergadering, er sprak iemand. Kriebeltje keek door een spleet: een Stink Stank-mannetje met een geblokte mantel om stond te spreken:
"Alle bosdieren zullen de heerlijke geur van mijn stink-zwammen prijzen. Maar de kabouters moeten weg, zij bederven het bos."
"Ja, ja!" riepen alle zwarte dwergen.
"Ik zal uw koning zijn," zei een andere Stink Stankman. "Ik zal koning zijn over het bos en alle dieren zullen onze slaven zijn. Dat heeft Hinkstap de kraai mij beloofd."
"Leve koning Maxtoontje," riepen de dwergen. Kriebeltje rilde; die Hinkstap was een kraai met één lamme poot, het was de wreedste kraai, die er bestond, niemand was veilig voor hem. Daar streek hij al neer ook.
"Waar blijft de wintervoorraad van het bos, alles moet ik hebben, geen nootje mag er achter blijven!" kraste hij.
Alle dwergen bogen diep: "Wij zijn bezig Heer Hinkstap, maar de kabouters en de bosdieren...."
"Weg met al die kabouters," kraste de kraai "en gauw wat, of ik pik jullie ook dood."
Dat werd Kriebeltje te erg, zachtjes sloop hij weg. "We moeten naar de Bosfee," fluisterde hij tegen 't muisje.
Onderweg merkten ze, dat de oorlog in volle gang was. Veel Stinkzwammen lagen omver en Wroetom, de mol, stak even zijn kop boven de grond.
"Ik wroet hun huizen om, ik wroet hun zwammen om en ik vang ze of 't engerlingen zijn," bromde hij.
Bij een konijnenhol zaten twee egels op wacht. "Hier zijn jullie veilig," zei er een, "geen Stink Stank-mannetje komt er in."
Maar Kriebeltje liep door, naar de Bosfee. Gart Witzwart, de ekster, had wat anders bedacht. Hij hipte rond met een blinkende ring in zijn snavel. "Ik ga ze omkopen, akke, akke," riep hij Kriebeltje toe.
Maar Kriebeltje liep door, telkens schuilend achter paddestoeltjes en denne-appels, wanneer er dwergen aan kwamen. Eindelijk kwam hij bij de Bosfee aan. Zij zat in haar paleis en las een dik boek.
Voor de poort had een kruisspin een gordijn geweven. "Wie ben jij?" vroeg ze.
"Kriebeltje, de boskabouter, ik moet dadelijk de Bosfee spreken, er is groot gevaar voor het bos".
"Dat weet zij al", zei de spin, "kruip maar onder mijn web door."
De Bosfee knikte Kriebeltje vriendelijk toe. "Ik weet al waarvoor je komt," zei ze, "wacht maar even, dan zal ik je helpen".
Zij wenkte een elfje dat snel wegvloog. Even later was het er weer, met een takje Vergeet mij niet. De Fee zwaaide haar toverstaf en het werd een mooie boog. Een ander elfje bracht tot Kriebeltjes grote verbazing de oranje meeldraad uit een crocus. Maar hij durfde niet vragen hoe dat kon, in de herfst. De Fee maakte hiervan een betoverde pijl.
"Schiet," zei ze tegen Kriebeltje. Kriebeltje mikte op een zwarte dwerg en ..... ffft! Weg was hij.... En de pijl? Wel, die sprong van het ene Stink Stank-mannetje op 't andere, net zo lang tot ze allen weg waren, en het laatst van alles viel Hinkstap, de zwarte kraai, dood neer.
Toen hebben alle kabouters en dieren feest gevierd, zoals ze nog nooit feest gevierd hadden; wel een week lang!

Kriebeltje de Boskabouter

Door Clia

Anti - nazistisch verhaal uitgegeven ca. 1945
Satire met naamsverwijzingen naar de SS en nazi-kopstukken.
Met afbeeldingen van mannetjes met hakenkruizen.
Op achterplat: Kriebeltje beleeft nog meer en vertelt in 't volgende boekje weer.

Inhoud:
Kriebeltje de Boskabouter wordt door de wind op een vuilnishoop geblazen. Daar ontmoet hij de vieze "Dolfje mot". Samen met een mier nemen ze de motrups gevangen en brengen hem naar kabouter Rozenbottel. Door een libel wordt Kriebeltje weer terug naar het bos gebracht.

Fragment:
"Oei, Oei, oei, zei de wind en hij pakte Kriebeltje op. Ffft! Weg was Kriebeltje. Hij vloog over de heide en over de akkers, over de weiden en tuinen en huizen - net als een dor blaadje in de herfst. En plof! daar kwam hij neer - net op een vuilnishoop. "Bah, wat vies!" riep Kriebeltje.
"Wie ben jij?" piepte een stemmetje en een heel magere motrups kwam aangekropen uit een vies, verscheurd stukje tapijt.
"Ik ben Kriebeltje, maar wie ben jij eigenlijk, wat zie je er vies uit".
"Ik ben Dolfje Mot," huilde de motrups, "ik deed zoveel goed, ik maakte alles stuk en mijn vriendjes hielpen me. Maar de mensen maakten al mijn vriendjes dood, ik kon nog net ontsnappen in de rommel. En nu heb ik maar zo'n heel klein stukje vloerkleed om te eten! "
"O! ben jij zo'n lelijke vernieler?" riep Kriebeltje boos, "dan hoor je ook in die viezigheid - de mieren moesten je maar in de pot stoppen."
"Dat vind ik ook," zei een mier en hij pakte de mot op om hem naar het mierennest te dragen.
"Wat ben jij sterk," zei Kriebeltje.
"Ja, wij mieren kunnen nu eenmaal veel dragen - ik zou jou zelfs wel op kunnen tillen. Waar moet je eigenlijk naar toe - zeker naar kabouter Rozenbottel?"
"Och ja," zei Kriebeltje, we kunnen nog wel wat roozendoornen hoorntjes gebruiken - eigenlijk heeft de wind me weggewaaid."
"Loop maar mee," zei de mier. Samen gingen ze het mierenpad op - 't was erg druk: veel mieren liepen heen en weer en begroetten elkaar met hun sprieten. Ze waren heel blij met de goede vangst, die Kriebeltjes begeleider droeg.
"Wil je nog wat melk?" vroeg de mier, "daar zijn ze juist onze koeien aan 't melken". Bijna had Kriebeltje "graag" gezegd, maar toen hij zag dat de "koeien" van mierenstad bladluizen waren, dacht hij: "Bah, dat lust ik niet", en hij zei maar gauw "nee".