Cupido speelt kiekeboe

H.B.S.-Roman
Geschreven door Netty Koen-Conrad
Illustraties Hans Borrebach, (1903-1991)
Uitgegeven door: J.O.C. Jongeren-Ontspannings-Club - Delft
Eerste druk 1947

Met voor in het boek de opdracht: Aan mijn vriendin Jetty, ter herinnering aan onze onbezorgde schooljaren.

Motto: The days of our youth are the days of our glory. (Byron).

Kenmerkend van de meeste van Netty Koen - Conrads boeken, is het einde: Zeist, "Pour toi".

Korte inhoud:
Als de meisjes H.B.S. een nieuwe directeur krijgt, zet hij alle harten van de meisjes van de 4e klas in vuur en vlam. Jef van Merlen is echter streng en vooral tegen Joan Arlon. Van haar kan hij, sinds hij haar buiten school ontmoette op een gecostumeerd bal en ze samen de avond doorbrachten, hij verkleed als Sheik en Joan in Spaans costuum, niets verdragen. Hij stelt haar achter ten opzichte van de andere leerlingen en vernedert haar door haar strafregels op te geven.
Toch verandert zijn houding als blijkt dat Joan het nichtje is van zijn beste vriend Frits. Oom Frits neemt Jef mee naar het huis van Joan en haar Moeder, en daar kookt Joan een heerlijke maaltijd voor hem.
Als op een dag Joan uitglijdt op school en haar been breekt, bezoekt Jef haar in het ziekenhuis met 50 rode rozen. Het kamergenootje van Joan, Cora, plaagt haar daarmee. Als Joan naar huis gaat moet ze voor Cora een brief bezorgen bij haar vroegere verloofde Henri.
Om de verloren tijd in te halen krijgt Joan nu bijlessen bij meneer van Merlen thuis. Zo komen zij elkaar nader, doch als Cora plotseling overlijdt en Henri dit aan Joan komt vertellen, ziet Jef ze samen lopen en is jaloers. Hij verwijt Joan dat ze met jongens loopt. Joan is dan zo boos, dat ze weg loopt van school. Na het examen, zingt Joan op de afscheidsavond op school: "Ich liebe dich..... en daarbij kijkt ze Jef aan. Nu beseft Jef pas hoeveel hij van Joan houdt. Hij gaat haar achterna, als ze van het feest wegvlucht en samen rijden ze naar het strand, waar Joan voor Jef alleen, nogmaals het lied zingt: "Ich liebe dich....."

Fragment uit het boek:
"Er komt straks bezoek Maatje." "Bezoek?", vragend keek haar Moeder haar aan. "Wie dan wel?" "Dat is een verrassing." Joan lachte geheimzinnig. "Maar doe je leuke groene japon aan, die staat je zo goed. Ik verkleed mij ook nog even."
"Maar Joanylief, wie komt er dan wel, dat we zo'n toilet moeten maken. Krijgen we de Burgemeester misschien?"
Oh neen, veel belangrijker," ginnegapte ze. "Doe nu maar, wat ik vraag, nieuwsgierig mamaatje. Je zult het gauw genoeg zien." Ze holde naar boven en rukte de klerenkast open. Even zien, welke zou ze aandoen? Die leuke wittecrèpe jurk met cyclame-kleurige bloemen. Die stond haar zo goed en was zo fleurig. Ze borstelde nog eens haar haren en zag haar ogen, zo heel gelukkig stralen. "Oh, Jef, Jef....... ik houd van je," zong het in haar. Ze poederde even vluchtig haar neus en keek dan op de klok. Hemel, de tijd kroop. Ze prutste nog wat in haar bureautje en dan klonk zacht aarzelend, de bel. Ze vloog de trap af, de voeten in gebloemd cretonne pumpsjes en dan was ze in zijn armen. "Lieveling!" Jef, in lichtgrijs flanellen costuum en z'n ogen, lichtend in één geluksglans.
Joan loodste hem binnen. Zijn wandelstok zette ze voorzichtig in de standaard. "Weet je Ma het al?" fluisterde hij. "Neen," ze schudde schalks het hoofd. "Kom mee." Maar voordat ze de deur van de zitkamer opende, hield ze haar hoofdje geheven en ontroerd kuste hij haar lippen. Ze stak haar arm door de zijne en zo traden ze binnen. Mevrouw Arlon zat in de serre. Aan het bellen had ze geen aandacht gegeven. 's Ochtends kwamen er altijd leveranciers.
Verbaasd keek ze op en dan zag ze die twee daar staan. Joan legde haar hoofd tegen z'n schouder en keek haar zo gelukkig aan. "Mamsie...... mamsie....... geef je ons je zegen?"
"Kindje!", plotselinge tranen welde in haar ogen. Mary Arlon stond op kuste haar dochter ontroerd. Dan keek ze Jef aan.
"Maatje...... mag ik dat zeggen?" Hij vroeg het jongensachtig verlegen en ze glimlachte. Dan trok ze z'n hoofd naar haar toe en gaf hem een kus. "Jullie overrompelt me wel, maar zonder aarzeling geef ik je haar Jef, in de verwachting, dat je mijn vertrouwen niet zult beschamen."
"Dat beloof ik U," verzekerde hij plechtig. "U zult er geen spijt van hebben."
Er was even een stilte tussen hen, maar Anna klopte en bracht een groot bouquet binnen. Joan slaakte een uitroep. "Honderd rode rozen," fluisterde hij haar in het oor. Onopgemerkt had Mevrouw Arlon de kamer verlaten en Joan nestelde zich in z'n arm en las het gedichtje dat aan één van de takken hing:

Rode rozen van het geluk
Wonden mij, telkens als ik ze pluk.
Voor mij de doornen en de pijn,
als voor jou slechts de geur maar mag zijn.

Als je 1000 weken bent

Geschreven door Netty Koen - Conrad
Illustraties van Hans Borrebach, (1903-1991)
Uitgeverij Kluitman - Alkmaar
Voor het eerst uitgegeven in 1949

Wordt vervolgd door: Hoe het na 1000 weken werd

Motto: 's Levens Mei bloeit eenmaal en niet weer. (Schiller).

Korte inhoud:
Kitty Weldring werkt in een boekhandel in Amsterdam. Ze gaat op kamers wonen bij haar vriendin Fieke en haar moeder, moeke. Ze wordt verliefd op Gordon, die bij haar als redacteur op de uitgeverij werkt. Helaas blijkt Gordon niet zo trouw. Dan krijgt Kit spijt dat zij haar trouwe vriend Jaap van Laar, die hard studeert voor arts, heeft laten vallen. Gelukkig met Fieke's hulp komt alles nog goed.

Fragment uit het boek:
Ik was op het Lido-terras neer gestreken, dat zo gezellig aan het water lag en bekeek innig vergenoegd de mensen om mij heen. Juist wilde ik de laatste teug nemen, toen ik tot m'n ontzetting Jaap het plankier op zag draven. Nu ja, draven is wat te veel gezegd, hij liep keurig en naast hem tripte een charmante blondine. O, 't was een beeldje en ze zag er zo in-chic uit, niet de chic van Stans de Bie, maar zo verfijnd. Ze had een donkergrijs mantelkotuum aan met blauwvos en op haar onberispelijk goudblond kapsel troonde zo'n snuit van een hoedje, als ik eens bij de Bonneterie had zien staan. Alleen was dit van grijs vilt en in de kleur van haar mantelkostuum, maar de toef viooltjes lag op de bol. Ik staarde gefascineerd naar het paar.
Natuurlijk zag Jaap me in z'n enthausiasme niet, dat was te begrijpen. Ik was toch zeker niet te vergelijken met zo'n schilderij! Ze bestelden koffie met gebak en zij vertoonde in een gulle lach, over iets wat Jaap vertelde, haar parelwitte tandjes. Hij zat met z'n rug naar mij toe, dus kon ik haar aangapen, ze kende me toch niet.
Verwezen dronk ik m'n koud geworden bouillon en het smaakte me niet meer. Er krampte iets in me. "Net goed, nu heb je je zin," mompelde ik verstard en wenkte de ober, want nog langer hier zitten werd me te ondraaglijk.
Als een hark die peentjes heeft gegeten, kraste ik langs hen, en ving nog net een stralend lachende blik op, uit een paar donkerbauwe ogen en hoorde Jaap animeren: "Kom Yvonne, probeer deze gebakjes eens, dan gaan wij hierna nog even kijken naar dat eetsevies waar je het over had."

Een winterromance

Geschreven door Nettie Koen - Conrad
Geïllustreerd door Hans Borrebach, (1903-1991)
Uitgeverij West-Friesland - Hoorn, 1954

Motto:
Love can hope, where reason would despair. (Lyttelton).

Korte inhoud:
De moeder van Hilda Berkhof is overleden. Haar vader, een gesitueerd fabrikant, gaat voor een jaar naar Amerika. Gedurende die tijd moet Hilda naar een meisjespensionaat.
Als de kerstvakantie nadert mag ze, ook al omdat ze een zwakke gezondheid heeft, die weken naar Zwitserland. Haar vader stemt toe, dat ze een vriendinnetje meeneemt. Hilda kiest de ouderloze Francine Swart, één der vrolijkste meisjes. Francine, die twee jaar ouder is dan Hilda, bemoedert haar een beetje en maakt de plannen van de dag. De zachtmoedige Hilda vindt alles goed, totdat Amor om de hoek komt kijken.
Tijdens hun verblijf in de sneeuw nemen de meisjes skiles en het is Heinz Stürmer, die het hart van Hilda volkomen wint. Heinz is werkstudent en in de winter skileraar om zijn studie te kunnen betalen.
Ook Francine blijkt niet ongevoelig voor zijn charme en de vriendschap tussen de beide meisjes gaat er niet op vooruit. Als het einde van de zo heerlijk begonnen vakantie in zicht is, staan ze meer als vijandinnen tegen over elkaar.
Bij het afscheid van Heinz belooft deze Hilda te schrijven, maar plotseling houdt de correspondentie op en na twee keer tevergeefs schrijven, trekt Hilda zich verdrietig terug. Zij denkt nu dat Heinz haar vergeten is. Ze is ontgoocheld en Francine plaagt haar opzettelijk.
De zomer gaat voorbij en een nieuwe winter breekt aan. Hilda heeft in de stille Lotty een vriendin gevonden, waarop ze bouwen kan. Tegen kerstmis zal Hilda's vader weer thuiskomen en zal er een eind aan haar pensionaattijd komen. Dan, op de vooravond van kerstmis, komt Heinz naar Holland en brengt Hilda een bezoek.
De grote ontknoping volgt, als blijkt dat Francine Heinz' brieven aan Hilda onderschept heeft, met het doel de twee uit elkaar te drijven. Als Francine door een boze directrice van school is gestuurd, staat niets de liefde tussen Hilda en Heinz meer in de weg, zodat Hilda tenslotte, samen met Lotty en haar vader, als Heinz' stralende bruid naar Zwitserland zal reizen, haar nieuwe vaderland tegemoet.

Fragment uit het boek:
Toen Francine zich later even verwijderde keerde Heinz zich met een lichte, onderdrukte zucht tot Hilda en hij kon haar zwijgzaamheid en gracieuze, stille bewegingen waarderen. Francine was hem te druk, te oppervlakkig. Hij vergeleek haar met een bonte, kleurige en mooie papegaai, maar een, die door schreeuwerig tumult de aandacht tot zich trok. Hij hield niet van een opzichtige, aandachttrekkende houding. Hilda gedroeg zich als een volmaakte dame. Ze had weinig of geen make-up en haar smalle handen met slanke vingers droegen een enkele ring met kleine diamant. Haar nagels waren in naturel gelakt. Alleen haar ogen waren expressief. Groot, donker en glanzend. En of het nu kwam door de prettige, warme sfeer, die er in de Konditorei heerste of door een andere oorzaak, maar Heinz vond, dat ze het won in charme van de grote, blonde en knappe vriendin.
"Smaakt het nogal?" informeerde hij, iets naar haar toebuigend.
"Ze zijn verrukkelijk. Weet je, zulke gebakjes heb ik in Holland nog nooit gezien, hoewel ze bij ons toch een fantastisch assortiment hebben en ik kan het heus weten." En opeens vertelde ze hem in korte zinnen over haar moeder. Heinz luisterde aandachtig toe en hij ontdekte uit haar eenvoudig verhaal en uit haar ogen, die een zacht peinzende en hunkerende uitdrukking hadden gekregen, hoe eenzaam dit meisje was, ondanks de genoegens en afwisseling, die ze nu had gekregen. Hij voelde zich hoe langer hoe meer tot haar aangetrokken en had wel over zijn moeder willen praten, die in Zürich woonde en al jaren weduwe was. Hij had willen vertellen van zijn studie en zijn plannen, maar hij zag Francine in de verte aankomen en vlug vroeg hij:
"Zeg Hilda, ik zal het prettig vinden als je met mij samen naar die tailing-party gaat."
"En Francine?" vroeg ze verschrikt, maar een blos van plezier overtrok haar gezichtje.
"Ik weet niet of ik twee mag introduceren. Ik mag een partner meebrengen en ik kies jou." Hij had het haastig en kort gezegd en voegde er snel aan toe, want Francine was al bijna in zijn gehoorkring: "Zeg mij morgen onder de les of je wilt."
Ze voelde een vreemde, opwindende tinteling in zich en luisterde afwezig naar Francine's druk verhaal over een dame, die ze aan een tafeltje had zien zitten. Heinz verwenste in stilte Francine als ongelegen derde, want hij had dit kleine zwarte vrouwtje met ogen als een hinde zo wel uit deze drukke zaak mee willen nemen om met haar de eenzaamheid van de bergen te zoeken of een tocht met de arreslede langs de witte wegen te maken.

Wij Teenagers!

Geschreven door Nettie Koen - Conrad
Geïllustreerd door Hans Borrebach, (1903-1991)
Uiteverij Kluitman - Alkmaar, 1961
Boek uit de Sneeuwbal Serie

Roman voor oudere meisjes

Motto: Een oordeel, vlug gezeid, mist vaak rechtvaardigheid (Voltaire).

Korte inhoud:
De zestienjarige Annet Breeveld is een echte teenager. Zij houdt van alles wat modern is. Zo laat zij zich door haar vriendinnen Liz noemen, omdat zij Annet een ouderwetse, suffe naam vindt.
Ook haar twee jaar oudere zusje Miep is het niet altijd eens met hun opvoeding, doch als blijkt dat haar vriend Jochem, eigenlijk een ordinaire dief is, ziet zij toch wel het gelijk van haar ouders in, die vanaf het begin tegen hun omgang waren.
Annet heeft ook een vriend, Bob, een vlotte moderne jongen van rijke ouders. Bob is twee jaar ouder dan Annet en samen dromen zij van de verre reizen, die ze later samen zullen gaan maken met een dure Mercedes SL.
De hartsvriendin van Annet, Loutje, krijgt het erg moeilijk als haar moeder plotseling verdwijnt naar Italië. Door haar vader wordt ze nu naar een internaat op de Veluwe gestuurd. Als dan ook Bob nog eens, na een slecht rapport, van huis wegloopt om zijn geluk in Spanje te gaan beproeven, voelt Annet zich erg alleen en in de steek gelaten.
Gelukkig is daar Toon Breeveld, de werkstudent, die bij haar vader in de zaak werkt. Hij komt dikwijls eten en neemt Annet mee naar concerten van klassieke muziek. Annet vindt hem eerst alleen maar zielig en 'ouderwets', doch als haar ouders gewond raken bij een auto-ongeluk, is Toon haar tot grote steun en leert zij hem van een andere kant kennen. Een happy-ending is dan natuurlijk het gevolg.

Fragment uit het boek:
Vader werd weer prompt doodouderwets. "Geen drankgebruik zonder mijn toezicht. Het is al mooi genoeg, dat er een stel jongelui mag komen. Het kost al voldoende aan al die eterij en de sigaretten." En moeder maande nog, dat we niet te veel moesten dansen op het tapijt, wat natuurlijk een knotse uiting is, want waar kunnen we anders dansen? Wij hebben nu eenmaal vaste vloerbedekking, tot zelfs in de gang. En om in de keuken te gaan dansen is een beetje al te gek. Ik knikte maar op alles van ja en nee en hè, hè, eindelijk hadden we dan het rijk alleen.
Als hazen hebben Miep en ik toen de boel een beetje omgezet. Stoelen en fauteuils aan de kant en de eetkamer zo goed mogelijk leeggemaakt. Op het dressoir een wit tafelkleed en alle heerlijkheden erop uitgestald. Schemerlampjes aan en een laatste hand aan mijn toilet gelegd. Miep zag er doddig uit in zwart fluweel met wit broderie en ik had mijn feesttoilet aan, dat moeder toch wel leuk gefabriekt heeft. Een marineblauwe taft, die wijd uitstaat door een enorme petticoat en aan de zoom van de rok een brede rand witte broderie. En rond mijn hals de nieuwe ketting, een cadeau van Miep. In een hoekje op een tafeltje hadden we de pick-up, met leuke dansplaten.
Als eerste druppelde Loutje binnen. Die had mij natuurlijk op de dag zelf al gefeliciteerd en van haar had ik een paar begeerde pockets.
Loutje vond alles al direct gezellig en begon prompt aan een taartje. Maar ik fluisterde haar snel in, dat ze haar fatsoen moest houden en dat die schaal ook voor de andere gasten was. Ze wilde prompt het half afgebeten taartje weer terugzetten, maar dat hoefde nu ook weer niet, waarna ze onverstoorbaar voortging en daarna een bonbon uitzocht.
Ik kon verder geen toezicht meer op haar houden, want mijn gasten kwamen. Natuurlijk Bob. Bob in het donkerblauw met wit overhemd. Ik vond hem al een geschenk op zichzelf, zoals hij daar voor me stond en mijn hand zwengelde. Hij reikte me een vierkant pak over, waarop 'voorzichtig' stond en toen slaakte ik een kreet, want het was een plaat. Oh dear! Een záááálige plaat, een verrukkelijke plaat.
Ik legde hem meteen op de pick-up en we luisterden allemaal verheerlijkt naar de stem van Elvis Presley, die me vertelde, dat hij 'in love' was van mij. Beren-goed was hij!
Bob triomfeerde en ten aanzien van allen prikte ik een kus op zijn wang.

Toen het water wies

Geschreven door Nettie Koen - Conrad
Illustraties Hans Borrebach, (1903-1991)
Uitgever U.-M. "West-Friesland" - Hoorn

Roman voor oudere meisjes

Motto:
Onze innerlijke ziel,
die wij nooit geheel kennen,
beeft en spreekt alleen
bij grote crises.

(Paul Duprey)

Korte inhoud:
De stille, rustige Anne en de mondaine, verwende Mies zijn al vriendinnen vanaf de lagere school. Anne heeft geen moeder meer en vindt gezelligheid bij Mies thuis. Later wordt Anne verpleegster en gaat intern in het ziekenhuis wonen, zo ziet ze Mies niet veel meer. Als Anne bij haar zuster logeert, ontmoet ze tijdens een fuifje Anton De Kamp, een knappe serieuze jongen, die in Wageningen studeert. Zijn ouders en 2 zusjes wonen in Zeeland en hebben daar een grote boerderij. Anne is gelukkig en zij en Anton maken al snel verlovingsplannen.
Als Mies kennismaakt met Anton is ze erg onder de indruk van hem en dat blijkt wederzijds, want als Mies en Anton op aandringen van Anne, die ziek is, samen een toneelvoorstelling bezoeken, slaat de vonk over en worden ze verliefd op elkaar. Als Anton dit eerlijk aan Anne vertelt en het uit maakt met haar, is Anne wanhopig, haar wereld is ingestort. Ze wil niets meer met Anton en Mies te maken hebben en solliciteert naar een baan in het ziekenhuis van Rotterdam, om hen niet meer te kunnen tegenkomen. In Rotterdam vindt Anne haar rust terug en heeft veel aan de kameraadschap van dokter Paul De Klerk, die haar soms mee uit neemt en heimelijk verliefd op haar is. Anne wil echter niets meer van de liefde weten en stelt zich terughoudend op.
Intussen zijn Mies en Anton dolgelukkig en inmiddels al verloofd. Mies heeft in Stavenisse op de boerderij Antons ouders en zusjes ontmoet. De oudste, Willemien, is verloofd en druk aan haar uitzet bezig. De jongste, Kee, ziet erg tegen de stadse Mies op en heeft bewondering voor haar. Mies kan goed met ze opschieten en na verloop van tijd, voelt ze zich er echt thuis. Anton en Mies laten nu een huis bouwen in de buurt van de boerderij en maken trouwplannen. Mies is druk met de inrichting van het huis en als het huis af is wordt de trouwdatum bebaald: begin februari 1953.
Anne heeft in het ziekenhuis de bekende violist Enrico van Ufford, als patiënt, ontmoet. Bij een auto ongeluk heeft hij zijn hand gebroken en vreest nu voor zijn carrière. Anne ontmoet ook zijn dochtertje Bea, dat zich erg aan haar hecht, omdat zij geen moeder meer heeft en door een ongevoelige nurse wordt opgevoed. Als Enrico ontslagen wordt, gaat Anne bij hem op bezoek in zijn mooie huis in Wassenaar. Bea is erg blij en het wordt een gezellig weekend met z'n drietjes. De maanden gaan voorbij en Anne hoort niets meer van Enrico, ze mist hem erg. Zo komt ze tot het besluit om dokter Paul De Klerk af te wijzen, ze kan zijn liefde niet beantwoorden.
Maanden later ontvangt Anne een uitnodiging van Enrico om mee te komen helpen Bea's verjaardag te vieren. Ze is blij en het wordt een reuze gezellige dag. Het regent en stormt verschrikkelijk, doch zij zitten veilig thuis. Enrico vraagt Anne zijn vrouw te willen worden. Hij heeft al die tijd aan haar gedacht en haar niet eerder durven vragen, voordat hij wist dat zijn hand geheel zou genezen, wat nu zo was. Hij speelt een prachtig concert voor haar en Anne is hevig ontroerd en dolgelukkig.
Mies en Anton zijn in ondertrouw. Mies logeert op de boerderij tijdens een hevige storm. Midden in de nacht wordt ze gewekt. De dijken zijn doorgebroken en het erf staat al onder water. Anton vlucht met Mies in zijn armen over de dijk, doch door een hoge golf verliest hij zijn evenwicht en vallen ze in het kolkende water. Mies wordt gered, doch voor Anton is het te laat. Later hoort Mies dat ook zijn 2 zusjes verdronken zijn. Zijn ouders zijn gered en hebben onderdak bij familie in Friesland gevonden.
Anne gaat Mies bezoeken en helpt haar, haar verdriet te verwerken. Mies komt bij Enrico en Anne, die inmiddels getrouwd zijn, in Wassenaar te wonen. Mies is veranderd en serieuzer geworden. Ze bezoekt Antons ouders in Friesland en besluit haar leven anders te gaan inrichten. Minder uitbundig en waardevoller. Zij besluit een opleiding voor het fröbelonderwijs aan een blindeninstituut te gaan volgen en zo het leven voor anderen rijker te gaan maken.
Zo wordt er uit een grote ramp en veel verdriet, toch iets goeds geboren.

Fragment uit het boek:
Met lichte tred ging Mies het huis weer binnen en met een glimlach om haar lippen viel ze in slaap. Haar vingers lagen om het kleine gouden medaillon, waarin Antons portret stak. Zijn eerste cadeau aan haar.
En toen.... als in een boze droom, ontwaakte Mies plotseling doordat iemand haar heen en weer schudde en nog knipperend met haar oogleden, hoorde ze de angstige stem van Willemien.
"D'ruut. d'ruut.... Mies, 't waeter.... de dieken...."
Mies was ineens klaar wakker en wilde zich aankleden, maar moeder De Kamp kwam met grote angstogen naar haar toe en sloeg haar een dikke wollen shawl om. "Ier.... gauw, gauw.... de diek is deur. 't Waeter komt...."
"Anton!", gilde Mies ineens. Moeder De Kamp duwde haar voort naar de buitendeur.
"Anton is mie vaoder bie de beesten. Ie laet ze los. Kom toch kiend...."
Buiten was het of de hel was losgebroken. Met tussenpozen was de noodklok te horen en overal klonken stemmen. Mies liep voort, struikelend en roepend. Ze was nu op het erf wist ze, hoewel het donker was en de regen haar in het gezicht zwiepte. De wind loeide en zoog haar voort. Ze rilde in haar nachtkleren. Voor haar uit klotsten paardenhoeven. Een wilde jacht van het vee naar veiliger plek. Ze voelde een arm om zich heen en Antons stem was daar:
"Mies, kind, goddank, dat ik je vind. Houd me stevig vast, we moeten zien, dat we het redden. De dijken hebben het niet gehouden.... het water stroomt binnen." Ze holden naast elkaar, af en toe tegen een loeiende koe aanbotsend.
"Je ouders....," hijgde Mies.
"Vader is met moeder en de zusjes."
"Anton!!!"
Ze riepen terug en hun stemmen gingen verloren in het geloei van de wind en de golven. Mies begon aan de duisternis te wennen en haar ogen zagen meerdere kinderen en mensen, die vee voor zich uit dreven.
Toen, bij de dijk, voelde Mies voor het eerst, dat ze in het water liep. Ze gilde van angst en koude en klappertandend steunde ze op Anton. Hij tilde haar op en droeg haar verder. Zijn hijgende adem was vlak bij haar oor. Langs hen holde een groep varkens, luid knorrend, honden blaften en paarden hinnikten.
Daar tussendoor het krijten van vrouwen en kinderen. Korte, harde woorden van mannen, die iets wilden organiseren, maar niet wisten hoe. Ieder vocht voor zijn leven. Vlak bij hen klonk de gil van een vrouw. "M'n kiend, mien kiend.... Jantje.... och!" Snikken.... overstemd en gesmoord door satanisch gebulder van de storm en de vlijmend koude regen.
Het water steeg. De omtrek was vol vage figuren, om hulp gebarende mensen. Snel, snel steeg het water in de zeearmen rondom de eilanden. Het sloeg in alles verwoestend beuken over de dijken en sleepte huizen, mensen en dieren als een prooi met zich mee in wilde, tomeloze vaart. Kleine boten werden losgelaten, bevracht met mensen en hun allernodigste bezittingen. Anton was zijn familie allang uit het oog verloren. Hij zwoegde met zijn kostbare last, zijn meisje, door het wilde, aanbruisende water. De klei daaronder zoog zijn voeten ieder ogenblik vast. Hij hijgde van inspanning en Mies drong aan: "Laat mij dan lopen, Anton, heus ik kan het wel. Samen, samen komen we er!"
Ze schreeuwde het tegen de wind in. Hij moest haar even neerzetten en toen, moeizaam, ging het verder. De klok in de verte luidde haar macaber lied en toen kwam er een hoge golf. Anton verloor zijn evenwicht en met een gil voelde Mies hem ontglippen. Ze poogde hem vast te grijpen, hem weer boven te halen.... ze zonk mee. Toen zwemmend en worstelend trachtte ze verder te komen. Ze zag een kleine, platte boot.... ze hoorde stemmen iets roepen. Ze sloot haar ogen. Een verlossende duisternis kwam over haar....
Toen ze haar ogen weer opende en terugkeerde uit de diepe bewusteloosheid tot het ware, harde leven, lag ze in een wit gelakt bed en haar ogen staarden doelloos tegen een witte muur.
Er boog zich een figuur behoedzaam over haar heen en Mies keek in een lief, blond gelaat met grote, blauwe ogen.
"Ik blijf bij je, Mies, en zal voor je zorgen!", zei Anne.