Eenvoudig Schoon


Bloemlezing uit de Kinderlectuur
Voor de Lagere school

Door H. van Strien, oud-hoofd eener school te Amsterdam, leeraar in de Ned. taal en letterkunde
en P.J. Mols, oud-hoofd eener school, leeraar aan de 1e Handesdagschool te 's-Gravenhage
Geïllustreerd door Sijtje Aafjes en André Vlaanderen
Zevende deeltje
Vijftiende druk
G. B. Van Goor Zonen's U. M. - Den Haag, 1931

Fragment uit: De Knorrepot
"Moeder, ik weet wat! bretels!"
Mevrouw Kemper kijkt verwonderd en vraagt:
"Wat wou je daarmee?"
"Voor Dries; toe Moesje, mag ik bretels hebben?"
"Moet Moeder ze koopen en Geertruid ze aan Dries geven?"
Geertruid zegt aarzelend:
"Ja, toe Moesje, als 't u blieft?"
"Moeder moet zoo veel koopen; je moet iets bedenken dat geen geld kost."
"He Moeder, Arthur zei dat Dries zoo blij zou zijn met bretels. Is zeven cent genoeg? die heb ik nog."
Mevrouw Kemper lacht en zegt:
"Ik weet wat. Vind je het prettig, als het een cadeautje is heelemaal alleen van jou?"
"Ja, dan zou hij misschien wel van mij houden. Is zeven cent genoeg?"
"Ja, maar dan moet je ze zelf haken van geel katoen."
"Haken? ikke?"
"Ja, je kunt het immers al en dan zal ik je helpen. Je zult eens zien hoe goed het gaat. En telkens als je een flink stuk gehaakt hebt, zal ik je een cent geven om het katoen te betalen."
Geertruid kijkt haar moeder nog weifelend aan. Dan komt er plotseling een glans over haar gezicht en vroolijk juicht ze:
"Ik zal zelf de bretels maken en ze zelf betalen. Wat zal Dries blij zijn!"

Uit: "Twee Vrinden", door Mevr. Van Osselen-Van Delden. Uitgave: Allert de lange, Amsterdam.