Ams houdt van Indië

Geschreven door M. J. van Marle - Hubregtse, (1884 - 1963)
Band en Illustraties van Menno van Meeteren Brouwer
Omslagtekening van H. Molenaar
Uitgeverij W. van Hoeve - Deventer, 1941
Druk: Knuttel & Co., Amsersfoort

Wordt gevolgd door Ams' ongeweten afscheid

Korte inhoud:
De vijftienjarige Ams van Rhenen woont met haar ouders, haar broertjes Wim, 13 jaar, en Bas, 8 jaar en haar kleine zusje Lineke in het "Heuvelterrein", de villawijk, een kwartier per auto boven Semarang gelegen.
De buurjongens, Hans en Jan Vermeer, worden samen met de kinderen van Rhenen iedere dag met de auto naar school gebracht en na school ook weer opgehaald. Ams vriendin Els Verhoef rijdt ook altijd mee. De drie families zijn bevriend en de kinderen trekken veel met elkaar op.
Ams' gezondheid heeft geleden door een zware malaria-aanval en ze heeft moeite de hitte van de kustplaats te verdragen en daardoor op school mee te komen.
In het ruime huis met zijn reeks bijgebouwen heeft Ams haar eigen plekje op het muurtje van het overdekte terras, waar de familie zich verzamelt in de koele morgen- en avonduren. Van deze hoge zitplaats ziet ze over de stad op de rede, waar de grote zeeschepen liggen en naar het Oosten over de Noordvlakte van Java tot waar het Moeria-gebergte verrijst.

Ams is innig gehecht aan haar geboorteland Java en het weten, dat ze, naar ze denkt in nog verre toekomst, haar geliefde omgeving zal moeten verlaten, is voor haar een schrikbeeld. De oude, getrouwe bedienden, vooral Baboe Roes, de kinderbaboe en haar man Kassim, de chauffeur, nemen een plaats in haar leven in. Wim is een geboren natuuronderzoeker en altijd in de weer met planten en dieren, terwijl Bas vervuld is van zijn menagerie: marmotten, Kaka de kaketoe, Pikkepoes de poes en zijn eenden Piet en Miet.
De directeur in Holland van het handelshuis, waarvan Ams' vader de leiding in Semarang heeft, komt met zijn vrouw op bezoek. Dit is de aanleiding tot een vliegtocht over Java, als ze allen meegaan naar Batavia om vader van Rhenen weg te brengen, die zijn directeur op dienstreis naar Engels-Indië zal vergezellen.
De kerstvakantie brengen ze tijdens vaders afwezigheid door in hun vakantiehuisje op de Merbaboe. Ook de families Verhoef en Vermeer hebben daar hun "pondok" (vakantiehuisje). Op een dag vinden Wim en Ams op een wandeling Ams' Javaanse klasgenoot Soedarso, bewusteloos op een berghelling. Met behulp van Alip, de zoon van een dessa-hoofd en enige andere dessa-bewoners, brengen ze Soedarso naar hun huis, waar hij door goede verpleging herstelt.
De vriendschap tussen Ams en de jonge Javaan, die uit zijn verblijf bij de Hollandse familie volgt, doet beiden inzien hoeveel ze gemeen hebben, vooral door de liefde voor het land, waarin zij zijn geboren en opgegroeid. Als de vakantie om is, en ze op het punt staan weer naar Semarang af te dalen, is dit de winst, die deze ongezochte ontmoeting hun gebracht heeft.

Fragment uit het boek:
"We hebben toch maar een fijn land," zei Ams tevreden.
"Maar dit is jouw land toch niet," zei Soedarso rustig.
"Is dit mijn land niet?" zei Ams verontwaardigd.
"Holland is toch jouw land" en Soedarso keek, wat verlegen over de uitwerking van zijn woorden, Ams aan.
"Holland," zei Ams, "Holland is het land van Vader en Moeder, die zijn daar thuis. Maar ik niet, ik hoor hier."
In haar opwinding stond Ams op en strekte haar armen uit. "Hier hoor ik," herhaalde ze, "ik ben toch hier geboren. Ik houd toch van de bergen en van de mensen hier!"
Soedarso keek naar Ams, zoals ze daar stond op de bergtop en hij voelde een diepe genegenheid voor dit blonde meisje van een ander ras, dat hem zo eenvoudig als kameraad had aanvaard en nu ook zijn land tot het hare maakte.
"Ik wist niet," zei hij zacht, "dat je dit zo beschouwde. Ik dacht, dat voor jullie Holland je eigen land was."

"Maar hoe kan dat nu?" en Ams zette zich weer neer. "Ik ben twee keer in Holland geweest. Van de eerste keer herinner ik me niet veel en de tweede keer vond ik het er niets prettig. We woonden in een pension," vertelde ze "en Vader en Moeder waren veel op reis. Op school was het moeilijk, allemaal andere boeken en de meisjes hadden eigen vriendinnen. Ik ontmoette ze buiten school niet. Verder regende het bijna altijd en je zag wekenlang de zon niet. Alleen de tijd bij Grootmoeder buiten was een beetje prettig."
Even was het stil tussen hen, tot Soedarso nadenkend zeide: "dit heb ik nooit begrepen." Toen wendde hij zich tot Ams: "Ik dacht altijd, dat de Hollanders hier alleen maar kwamen om geld te verdienen en te werken. Maar sinds ik bij jullie ben en je Moeder heb leren kennen en jou en Wim, nu begrijp ik, dat dit niet geheel waar is. Weet je" en nu schonk hij Ams zijn vertrouwen, "ik ga na mijn eind-examen naar Holland, voor dokter studeren. Mijn vader was zelf in zijn jeugd zo graag naar Europa gegaan om Holland te zien en Parijs en Londen. Maar toen kon dat niet, daar was geen geld voor. Hij wil nu, dat ik ga. Daarom ben ik op de Hollandsche H.B.S., dat leek hem beter."
"Wat enig voor je," zei Ams hartelijk, "Dokter lijkt me een van de leukste vakken. En als je klaar bent, kom je natuurlijk weer terug op Java. Ik benijd je. Als ik zeker wist, dat het maar voor korte tijd was, zou ik het niet erg vinden om naar Holland te gaan. Maar als Vader en Moeder vertrekken, is dat voorgoed." Ams zuchtte en haar ogen rustten verdrietig op het vertrouwde landschap.
"Misschien," troostte Soedarso, "kun je later hier weer terugkomen."
"Misschien," beaamde Ams, "maar dan zal alles zo anders zijn, zonder mijn eigen thuis. Dan verlang ik natuurlijk steeds weer naar Holland. Het is maar moeilijk om twee Vaderlanden te hebben."

Ams' ongeweten afscheid

Geschreven door M. J. van Marle - Hubregtse, (1884-1963)
Illustraties van Menno van Meeteren Brouwer
Uitgeverij W. van Hoeve - 's Gravenhage, 1947
Druk Knuttel & Co. - Amersfoort

(vervolg op Ams houdt van Indië)

Korte inhoud:
Na de vakantie zijn de gezinnen van Rhenen, Vermeer en Verhoef weer terug in Semarang. Vader is ook weer thuis. Soedarso laat op school niet meer merken dat hij Ams beter heeft leren kennen, hij houdt zich afzijdig. Ams is hierdoor teleurgesteld.
Stanny, een nichtje uit Holland, dat nu met haar man ook in Indië woont, komt logeren als haar man op reis moet. Stanny kan erg moeilijk wennen aan Indië, ze vindt niets leuk, vindt alles vervelend en heeft heimwee naar Holland. Om haar afleiding te geven, bezoekt de familie een concert en een dansfeest. Stanny kan prachtig pianospelen en besluit weer les te gaan nemen. Van vader krijgt zij een auto om niet meer zo geïsoleerd te zijn. Als haar man Ernst terugkomt, maken ze met z'n allen een uitstapje naar de Boroboedoer.
Ams is erg moe en tijdens een proefwerk op school valt ze bewusteloos neer. De dokter constateert malaria en Ams moet een poosje het bed houden. Gelukkig heeft Ams een goed rapport en gaat over naar de vierde klas.
In de vakantie gaan ze naar de bergen, naar hun pondok (vakantiehuisje). Ook de families Verhoef en Vermeer zullen er dan zijn. Soedarso en zijn Chinese vriend Jap komen bij hun in de buurt kamperen. De kinderen trekken veel met elkaar op en als ze op een dag een Japanner in het bos tegenkomen die zich verdacht gedraagt, besluiten ze hem te volgen. Ze merken al snel dat hij het gebied in kaart brengt en grondmonsters neemt. Met behulp van Alip, de dessajongen, komen ze aan het bewijs hiervoor. Als de vaders zich later bij hun gezinnen voegen, vertelt Ams alles over de Japanse spion. Vader stelt nu de Goeverneur op de hoogte en de Japanner wordt opgepakt en het land uitgezet.
Op een avond laat Ams zich ontvallen graag eens boven op de Merbaboe de zon te willen zien opgaan. Dat lijkt haar het mooiste wat er op de wereld te zien is. Omdat vader al weet, dat dit Ams' laatste vakantie in Indië zal zijn, omdat hij tot directeur van zijn onderneming in Holland benoemd zal worden, besluit hij Ams wens in te willigen. Er wordt een tocht gemaakt naar de top van de Merbaboe. Vader, Moeder, Ams, Wim, meneer Verhoef en Els en meneer Vermeer en Hans gaan ook mee. Vlakbij de top overnachten ze in een hut. Ams is diep onder de indruk van het prachtige uitzicht, de zonsondergang en de zonsopgang. Ongeweten neemt ze zo afscheid van haar geliefde Indië, want een paar maanden later is het zover: Vader wordt benoemd en het gezin zal terugkeren. Ook Hans zal meegaan, zijn ouders en Jan zullen later volgen. Ams heeft het er erg moeilijk mee en verwerkt haar eerste grote verdriet. Ze zal Els zo vreselijk missen. Een troost is dat ze in Holland bij Grootmoeder in huis zullen gaan wonen. "Dan zal het toch niet helemaal vreemd zijn," denkt zij bedroefd.

Fragment uit het boek:
"Ik heb een geheim," zei Ams, "maar ik vertel het pas als we allemaal bij elkaar zijn. Ga Hans halen en Jan, en zeg ook aan Els dat ze zo gauw mogelijk op het weitje komt. Daarna moet je Jap en Soedarso waarschuwen. Aan niemand anders iets zeggen hoor!" Ams deed zo geheimzinnig, dat Wim onder de indruk kwam en stipt haar bevelen opvolgde.
Binnen het half uur waren alle opgeroepenen aanwezig en kon Ams de samenkomst openen. Ze zaten in de morgenzon, gehurkt op het gras, vol verlangen naar de onthullingen van Ams.
Ams keek de kring rond en genoot van de spanning op hun gezichten. Even wachtte ze en wierp toen haar bom in de vergadering: "Er zijn Japanse spionnen hier en wij moeten ze ontmaskeren!"
Allen waren stil van verbazing. Wim was de eerste, die woorden vond: "Je bent niet fris!" zei hij.
"Ams ziet spoken", verklaarde Els, "ik geloof er niets van!"
Ook Hans en Jan, zelfs Jap, keken ongelovig. Soedarso was de enige die Ams' verklaring ernstig opnam. "Laat haar vertellen, hoe ze aan het idee komt", zei hij, "wat heb je gezien, Ams?"
Nu deed Ams haar verhaal: van de Japanners 's morgens in het hotel, de ontmoeting 's avonds met de Japanner, die ze herkende als de toko-houder uit Semarang, en de desaman met de picolan. Toen zij dit vertelde, keek Jap naar Soedarso. Diens gespannen gezicht ziende, begon ook hij Ams' woorden ernstig op te nemen. Soedarso herinnerde zich, hoe hij gezien had dat de manden wel erg zwaar waren, als de inhoud alleen maar gras zou zijn. Hij zweeg hierover, doch het deed hem vol spanning naar Ams' verhaal luisteren.
Zij vertelde verder wat ze die morgen gezien had; vooral het geheimzinnig doen met de desaman maakte indruk. Het was doodstil nadat ze had uitgesproken. Terwijl ze vertelde, was Ams zelf eerst goed gaan begrijpen, waarin ze zich begaf, door zich in die dingen te mengen. Ze zag ook dat de anderen haar nu geloofden.
"Het is eng", zei ze toen niemand sprak, "maar we kunnen die kerels toch maar niet hun gang laten gaan. Wat zullen we doen?"
"Je zegt, dat het spionnen zijn", begon Wim, "maar wat bespionneren ze dan?"
"Dat heb ik me ook al afgevraagd", zei Els. "Er zijn hier toch geen soldaten of forten, ik begrijp niet, wat ze anders kunnen bespieden."
"Ze kunnen op heel andere dingen af zijn", zei Soedarso, "de omgeving in kaart brengen, bijvoorbeeld, of kijken naar mineralen...."