De Kameleon

Redders met de Kameleon

Geschreven door Hotze de Roos, (1909 - 1991)
Geïllustreerd door H. Giesen
Uitgeverij Kluitman - Alkmaar, 1952
Zonnebloem serie
Leeftijd 8 - 12 jaar

Derde deel in de serie over de Kameleon

Hotze de Roos werd geboren op 24 november 1909 te Langezwaag in Friesland. Later verhuisde hij naar Krommenie waar hij werkzaam was als timmerman.
In 1948 verscheen het eerste deel van de Kameleon-Serie: De Schippers van de Kameleon. Totaal werden er meer dan zestig delen uitgegeven.
De Roos overleed op 23 oktober 1991 te Krommenie.
Na zijn dood werd de serie voortgezet, beginnend bij De Kameleon slaat alarm, door de directeur van Kluitman Piero Stanco , die schreef onder het pseudoniem P. de Roos.

Over de Kameleon:
De smederij van Klinkhamer met het woonhuis ernaast, stond aan de weg, die vanaf het dorp naar een groot meer liep. Achter de smederij was een grasveldje, en dan kwam de vaart. Deze vaart liep evenwijdig aan de weg, achter de huizen langs, zodat rijke mensen, zoals de dokter of de notaris, voor het huis in hun auto en achter het huis in een zeil- of motorboot konden stappen.
Klinkhamer had geen auto, dat kon de smid niet betalen, maar een boot had hij wel. Dat wil zeggen, Hielke en Sietse hadden er een van hem gekregen. En wat voor een boot! Het was een lompe ijzeren bak, waarvan voor- en achtersteven al even stomp waren, terwijl het geheel zo bont geschilderd was, dat het moeilijk te raden viel wat voor een kleur de boot had. Daarom noemden de jongens haar "de Kameleon", want dat is een hagedis die steeds een andere kleur aanneemt.
De meeste mensen lachten om dat lompe bootje, maar Hielke en Sietse waren er reuze trots op, want de Kameleon had een sterke motor en kon reuzesnel varen.
Over de motor had Klinkhamer een beschermingskap gebouwd en voorts alles precies als bij een auto. Het stuur, de versnellingen, de starter en zelfs de claxon ontbrak niet.
De jongens hadden achter in het veldje een haventje gegraven en er vervolgens een boothuis overheen getimmerd. Daarin lag de Kameleon veilig opgeborgen. Zodra Hielke en Sietse ook maar even tijd hadden, zaten ze in hun boot, dan poetsten ze de motor extra schoon of gingen uit varen over het meer.

Korte inhoud:
De tweeling Hielke en Sietse Klinkhamer hebben grote vakantie. Dan komt Cor, ook 12 jaar oud, uit de grote stad, logeren bij zijn oom en tante, de buren van Hielke en Sietse. De jongens varen veel in de Kameleon en op een dag duwen ze een luxe zeiljacht, dat vastgelopen is, weer los en krijgen als dank 2 blikken benzine, zodat ze nu de hele zomer kunnen varen. Ze gaan vissen, halen kattekwaad uit en als ze in verboden water gaan zwemmen, neemt veldwachter Zwart hun overalls mee, zodat ze in hun onderbroek naar huis moeten.
Schipper Wierda brengt op een dag een oude veepraam naar de smederij. Hij moet gerepareerd en vervolgens verkocht worden. De 3 jongens willen er echter mee naar Krooswijk varen, waar een wedstrijd voor motorboten gehouden zal worden. Ze willen meedoen met de Kameleon en 's nachts zullen ze overnachten in de praam. De Kameleon zal de praam duwen. Gerben, de kecht, zal meegaan als stuurman. De praam wordt door de jongens de "Willem Barentsz" gedoopt. Onderweg horen ze een klagelijk gepiep en zien een man wegrennen, terwijl in het water een dichtgebonden zak drijft, waar beweging in zit. De man probeerde een jonge hond te verdrinken. Hielke en Sietse redden de hond en nemen hem mee. Ze noemen hem "Reus".
Tot ieders verbazing wint de Kameleon de wedstrijd en de jongens krijgen een grote beker en 10 gulden. In triomf varen ze nu naar huis.
De dijk is door mollen en ratten ondermijnd en als het op een nacht hevig gaat regenen en stormen, breekt de dijk door en loopt de polder onder water. Hielke en Sietse redden met de praam, die door de Kameleon geduwd wordt, mensen en dieren uit het water. Klinkhamer en Gerben hebben de hekken opengezet, zodat de koeien en paarden naar de hoger gelegen weg kunnen lopen. De jongens binnen een koe met een touw aan zijn hoorns vast aan de boot en wijzen zo de dieren de goede weg. De hele kudde volgt hun en wordt zo in veiligheid gebracht. Later worden ze gehuldigd op het gemeentehuis en krijgen van de burgemeester ieder een paar prachtige voetbalschoenen als dank.

Fragment uit het boek:
Het duurde niet lang of allen lagen in diepe rust. Door niets gestoord lag de praam tussen de weilanden. Kleine golfjes kabbelden gezellig tegen de scheepswand en verder werd er niets anders gehoord dan af en toe het geloei van een koe in de verte. Gerben en de jongens sliepen dan ook als rozen, totdat Sietse plotseling wakker schrok. Eerst wist hij niet meer waar hij was, maar dan herinnerde hij zich hun kampeertocht en begreep hij meteen waarom zijn bed zoveel harder was dan thuis. Hij had zich namelijk zo diep ingegraven, dat hij nu op de houten vloer lag. Sietse werkte zich omhoog en juist zou hij opnieuw gaan slapen, toen hij een vreemd geluid hoorde.
Meteen was hij klaar wakker. Met ingehouden adem bleef hij luisteren en dan.... ja, daar klonk het weer. Het was een klagelijk gehuil van iemand in nood.
"Gerben!" riep Sietse.
"Hè? Wat?" schrok Gerben.
Hielke en ook Cor waren meteen wakker en vroegen wat er aan de hand was.
"Luister maar!" zei Sietse.
Allen hielden zich muisstil en dan klonk plotseling weer dat klagelijk gehuil.
"Drommels," riep Gerben: "Wat zullen we nu beleven?"
Haastig stak hij de lantaarn aan en hiermee gewapend klom hij aan dek, op z'n hielen gevolgd door de jongens.
"Ja, kijk!" riep Cor, "daar loopt iemand!"
Nu zagen de anderen het ook. In de schemering van de nacht liep aan de overkant van de vaart een man, die zich snel verwijderde.
"Hé daar!" riep Gerben: "Wacht eens even!"
Maar de onbekende had zeker iets op zijn kerfstok, want in plaats van te wachten, zette hij het meteen op een lopen.
"In de boot!" riep Gerben en samen met Sietse sprong hij in de Kameleon en voeren ze vlug naar de overkant. Het was te laat, de man bleek een fiets te hebben, waarmee hij weldra in de duistere polder verdween.
Dan hoorden ze plotseling weer dat klagelijk gehuil.
"Drommels, Sietse, daar drijft iets," riep Gerben en hij wees naar rechts. Ogenblikkelijk stuurde Sietse er heen en dan tilde Gerben een jute zak aan boord, waarin een nog levend dier zat. Vlug sneed hij het touw stuk en maakte de zak open. Er kwam een bibberend zwart-wit getekend hondje te voorschijn....