Piet leert zwemmen

Geschreven door Dina Alida Cramer-Schaap, (1893-1976)
Illustraties van M. Bosch van Drakenstein
Uitgever Gebr. Kluitman - Alkmaar, 1936
Serie: Prettig Lezen

Korte inhoud:
Piet heeft watervrees en durft niet te leren zwemmen. Als hij naar de grote school gaat en zijn vriendjes wel op zwemles gaan, verzint hij het smoesje dat hij niet mag van de dokter. Dat gaat een jaar goed, maar in de tweede klas voelt hij zich wel erg eenzaam als de jongens naar het zwembad gaan. Hij verveelt zich als het vakantie is en zijn ouders stellen voor, om bij grootvader en grootmoeder in Oosterbeek te gaan logeren. Dat wil Pietje wel en met de trein reist hij naar ze toe.
Daar ziet hij op een dag een klein meisje met haar fietsje de sloot in rijden en zonder zich te bedenken stapt Piet de sloot in en redt het meisje. Grootvader is trots op hem en stelt voor om nu toch zwemles te gaan nemen. Dat wil Piet wel, hij is niet bang meer en belooft grootvader zijn best te zullen doen.

Fragment uit het boek:
Het meisje liet haar fiets in de sloot liggen en liep hard huilende naar huis en Pietje liet z'n mandje op het pad liggen en liep huilende naar 't achterhekje en toen regelrecht naar de serre, waar grootvader en grootmoeder zaten!
Die begrepen niet eens wat er gebeurd was. Eerst trok grootmoeder huilende Pietje op het serrematje broekje, kousen en sandalen uit en toen werd hij mee naar boven genomen en in het bad gestopt. Toen er eindelijk weer een schoon roze Pietje in de serre zat, dat lekker naar eau de cologne rook, moest hij nog eens precies aan grootvader en grootmoeder vertellen hoe 't nu eigenlijk gebeurd was.
"Zo, zo," zei grootvader en keek Pietje goedkeurend aan, "dus jij hebt dat meisje uit de sloot gehaald?"
"Ja," zei Pietje.
"Dan ben je net zo moedig geweest als Kees Pruim," zei grootvader.
Toen kreeg Pietje een kleur van plezier. "Grootvader," zei hij na een poosje...... Grootvader, kan je hier zwemmen leren?"
"Natuurlijk," zei grootvader, "in het Rijnbad, en er is een aardige zwemmeester, dien ik heel goed ken."
"En die je niet aan de hengel in het water laat zakken?"
"Nee," zei grootvader, "dat doet hij zeker niet."
"Dan zou ik," zei Pietje en hij legde de nadruk op elk woord, "dan zou ik zo graag in deze vacantie zwemmen leren, maar dan mag u het niet aan vader en moeder schrijven, want 't is een verrassing."
"Je bent een kranige vent, Piet," zei grootvader en stak z'n hand naar hem uit. Trots legde Pietje z'n handje in de grote hand van grootvader.

Dappere Koen

Geschreven door Dina Alida Cramer-Schaap, (1893-1976)
Gïllustreerd door Rie Cramer
Uitgever W. De Haan - Utrecht, 1928
Bevat 4 kleurplaten en 4 zwart/wit platen.

Hoofdstukken:
1. Het bezoek van Zwarten Piet
2. Aan boord
3. In Speelgoedland

Korte inhoud:
Koentje is bang voor Zwarte Piet, omdat hij een geheim heeft. Toen zijn broertje Bas uit logeren was, heeft hij met Binkie, het paard, gespeeld, dat vroeger van hem was. Heel stilletjes was hij naar boven geslopen, naar Bas' kamertje, had Binkie van de plank gepakt en was weer naar beneden gelopen. Toen was het erge gebeurd, hij was van de trap gevallen en Binkie had zijn poot gebroken, zijn kop hing raar scheef en een grote witte splinter stak door zijn vel. Haastig had Koentje hem weer teruggezet en niemand had iets gemerkt. Die nacht kon hij niet slapen, zijn geweten knaagde. Plotseling zag hij Mientje de poes op haar achterpoten lopen, net als een mens, toen hoorde hij een vreemd geluid, de deur ging open en binnen stapte een grote schimmel, met op z'n rug Zwarte Piet!
Koen schrok geweldig, toen Piet op de rand van zijn bed ging zitten en hem met onheilspellend rollende ogen aankeek. Mientje de poes en al zijn tot leven gekomen speelgoeddieren riepen: "In de zak! In de zak!" En ja, hoor, Koentje werd, samen met Mientje de poes, in de zak gestopt en meegenomen door Zwarte Piet naar de boot, die spoedig vertrok naar Spanje.
Aan boord van het schip blijkt dat er twee vriendjes van Koen, Kees en Jan, in de hut naast hem zitten. In een andere hut staat al het kapotte speelgoed, waaronder ook Binkie, het paard.
Zwarte Piet roept de hulp van Koen en Mientje in, omdat er ratten aan boord zijn, die de vrijers en marsepeinen biggetjes willen opeten. Mientje de poes stelt voor om de ratten te vangen, Koentje zal helpen en krijgt daarvoor de roe van Zwarte Piet om de ratten mee weg te jagen. Mientje ontdekt een bootje en maakt het plan te ontsnappen. Kees en Jan gaan met hem mee. Koentje wil niet, hij heeft beloofd de ratten te verslaan. Opeens ziet hij een grote, vette rat met Binkie, het paard slepen. Woedend jaagt hij met de roe de ratten weg. Plotseling ziet hij, op het dek gekomen, bij de mast, een rode mantel wapperen. Daar staat Sinterklaas! Op hetzelfde ogenblik is hij echter verdwenen.
Koentje gaat terug naar zijn hut, waar Zwarte Piet hem ontroerd de hand schudt: "Dank je wel, voor alles wat je gedaan hebt," zegt hij. Het geredde speelgoed, waaronder Binkie, roept luid: "Hoera voor onze redder!"
De boot komt aan in Speelgoedland, waar alle stoute kinderen naartoe gebracht worden, om in poppen te worden veranderd. Pas na een jaar zullen weer naar huis mogen. Ook het kapotte speelgoed wordt daar gebracht, om in het prachtige paleis van Sinterklaas, door oude mannen met brillen op hun neus, te worden gerepareerd. Koentje verandert in een speelgoedsoldaat. Hij wordt door Sinterklaas bevorderd tot generaal van het speelgoedleger, omdat hij de ratten verjaagd heeft. Van een pop hoort hij dat er plunderingen van de poppenhuizen plaatsvinden. De daders zouden een stoute poes en twee in poppen veranderde jongetjes zijn. Koentje begrijpt meteen dat dit Mientje, Karel en Jan zijn. Het leger wordt opgedragen om de plunderaars te vangen, en ze te laten terechtstellen. Hier heeft Koentje moeite mee. Hij gaat hun, gezeten op Binkie het paard, waarschuwen, zodat ze kunnen vluchten. Als hij terugkomt bij Sinterklaas, is hij bang, wat zal deze er wel van zeggen?
Gelukkig is Sinterklaas niet boos, maar hij is trots op Koentje! Hij heeft de proef doorstaan! Hij heeft niet aan zichzelf gedacht, maar heeft zijn vriendjes geholpen. Nu mag hij terug naar huis en mag hij ook nog een wens doen. Koentje wenst dat zijn vriendjes en Mientje ook mee terug naar huis mogen.
's Morgens wordt Koentje wakker in zijn eigen bedje. Hij ziet dat Mientje weer gewoon een poes is. Moeder vertelt hem dat Zwarte Piet die nacht geweest is en als Koentje beneden komt, vindt hij een klein lief hondje, dat Piet voor hem meegebracht heeft. En Binkie? Die vindt Koentje, helemaal gerepareerd, op zijn plank staan!
"Dan is het toch allemaal waar geweest!," denkt Koentje gelukkig.

Fragment uit het boek:
Doodsbleek stond Koentje toe te zien, hij verroerde zich niet, maar plotseling zag hij Mientje in de gang verschijnen. Zij stoorde zich niet aan het speelgoed, maar kwam met groote sprongen op hem af.
"Kom je nu haast? " snauwde zij, "alles is klaar, we wachten alleen nog op jou! " Maar Koen verroerde zich niet.
"De ratten," fluisterde hij.
"Als je nog één minuut wacht, ben je verloren, domoor, dan wordt Piet wakker en ben je er geweest." Mientje duwde hem haast voort, zoo drong zij tegen zijn beenen. "Loopen! " zei ze, "ik hoor wat, Jan en Kees zijn in de boot," en juist wilde Koen het werkelijk op een loopen zetten en Mientje volgen, die haastig naar het dek rende, of hij zag iets, dat hem als vastgenageld deed blijven staan.
De laffe ratten waren de hut van het kapotte speelgoed, dat zich niet verdedigen kon, binnengevallen. Overhaast vluchtte het naar buiten. Koen zag een pop met één arm, die zich wanhopig verweerde. Een teddybeer, met een gat in zijn rug waaruit zaagsel stroomde, rende door de gang, maar het ergst was Binkie er aan toe. Een groote, vette rat sleepte hem brutaal mee aan zijn staart!
Toen dacht Koen niet meer aan vluchten. Mientje mocht ontsnappen met Kees en Jan, zìjn plaats was hier. Met de roe in zijn hand stortte hij zich naar voren, woest sloeg hij om zich heen. Het eerst bevrijdde hij Binkie, hinkend maakte de rat zich uit de voeten, maar ook de vrijers ontzette hij. Spoedig waren de ratten uit de hut verdreven, maar hij zette hen na door de gangen. "Lafaards," riep hij, "weerlooze poppen en beesten aan te vallen'" en hij zwaaide met de vervaarlijke roe, iedere slag was raak. Verder liep hij, steeds verder, plotseling woei een koude wind hem tegemoet. De ratten stortten zich op het trapje dat naar het dek voerde, maar Koen gaf de achtervolging niet op, hij volgde hen naar buiten...... maar wat zag hij daar ginds bij den mast? Wat deed hem plotseling zijn vaart inhouden? Een roode mantel wapperde in den wind, een manestraal viel juist op een langen grijzen baard, die als zilver glansde, en twee oogen waren liefdevol op hem gevestigd. Nu herkende Koen hem, het was de vriendelijke oude man, die verleden jaar de hand op zijn hoofd had gelegd en hem den trein gegeven had.
"Sinterklaas," stamelde hij.
Maar op hetzelfde oogenblik was Sinterklaas verdwenen, het plaatsje bij den mast was leeg, de touwen sloegen dog tegen het hout, de zeilen klapperden en de ratten waren nergens te bekennen, die hadden zich verstopt in het ruim.
Koentje huiverde in den nachtwind, eenzaam en verlaten voelde hij zich. Waar was Mientje nu, en waar Kees en Jan? Was hij alleen achtergebleven op het schip? Hij zuchtte. Daar, heel in de verte, daalde en rees een lichtje, hij begreep, dat het de boot was, waarmee zij waren ontkomen!
Vaster klemde hij de roe onder zijn arm en langzaam liep hij terug naar de hut.
Maar op den drempel van hut 12 stond Zwarte Piet, hij zag er heelemaal ontdaan uit, maar hij ontdekte Koentje niet, of hij kwam met grootte passen op hem af en schudde hem stevig de hand.
"Dank je wel," zei hij geroerd, "dank je wel voor alles wat je gedaan hebt!" en het speelgoed verdrong zich om hem heen en riep:
"Hoera voor Koentje! Hoera voor onzen redder!" Zelfs Binkie met zijn gebroken poot en de splinter, die door zijn vel stak, riep luid: "Hoera!" en toen was Koen blij, dat hij gebleven was.