Een Kerstvacantie

Door Marie Hildebrandt, (1881-1947)
Geïllustreerd door Beckmann
Uitgeversfonds "Het Boekhuis" - Antwerpen
Voor het eerst verschenen ca. 1908

Korte inhoud:
Loulou speelt veel met haar poppen, haar lievelingspop is Elsa en groot is haar verdriet als Elsa van haar stoeltje valt en haar neus breekt. Dolf, Loulou's grote broer plaagt haar daarmee.
In de kerstvakantie komt haar vriendinnetje Bep logeren en wordt gebracht met een rijtuig. Ze heeft een grote poppenkoffer mee, zodat er dagelijks met de poppen wordt gespeeld. De kleine Jan mag ook meespelen met zijn soldaat. Dolf zegt dat hij poppendokter is en Elsa's neus wel weer beter zal maken. Loulou en Bep gaan een dagje op visite bij Nel van Reven, een schoolvriendin van Loulou. Ze worden opgehaald door een rijtuig van de familie en natuurlijk gaan ook de poppenkinderen mee. De familie van Reven woont in een grote villa buiten de stad. Het wordt een gezellige dag. De meisjes spelen de gehele dag met hun poppen, zelfs Bet, de dienstmeid, speelt mee.
De dag voor Kerstmis gaat het sneeuwen. Loulou en Bep mogen de kamer versieren met hulst en mistletoe. Op kerstmorgen eten ze een heerlijk kerstbrood, vol met krenten. Nel wordt gebracht en zal Kerstmis met hun meevieren, ze brengt cadeautjes en natuurlijk haar poppen mee.
Als de kaarsjes in de kerstboom branden, zingen ze met z'n allen kerstliedjes, zelfs vader zingt mee. Dolf moffelt een groot pak de kamer in. Dan mogen de arme kindertjes binnenkomen en wordt er speelgoed aan hen uitgedeeld. Ze krijgen nog chocolademelk en krentenbrood en verdwijnen dan weer naar de keuken.
Nu wordt de mand met cadeautjes uitgepakt. Moeder deelt rond. Tot slot mag Loulou het grote pak van Dolf openmaken en tot haar grote blijdschap ziet ze haar Elsa, die een nieuwe neus heeft gekregen. Ze springt als een dolle in het rond en vliegt Dolf om de hals. Wat is ze blij! Die avond rollen de meisjes doodmoe in hun bedjes, het was een heerlijk feest!
Een paar dagen later is de kerstvacantie ten einde en worden Bep en haar poppen weer naar de trein gebracht. Samen spreken de meisjes af elkaar in de zomervakantie weer te zullen zien.

Fragment uit het boek:
"Nu komt het prettigste deel van de avond," legt Loulou aan Nel en Bep uit. "Dat noemen we altijd zo - dan krijgen de arme kindertjes wat speelgoed van ons, ik heb zo vreselijk veel, moet je denken en soms koopt mama er ook wel wat nieuws voor hen bij en warme kleertjes krijgen ze ook en ieder een sinaasappel. Maar het allerprettigst vind ik toch altijd nog, als ik zelf mijn cadeautjes krijg. Vind je dat slecht?
"Wel nee," zegt Nel, "als je toch weet, dat de anderen ook wat krijgen."
Uit de keuken dringen kinderstemmen al tot in de kamer door; hoge vrolijke stemmetjes, gonzend en babbelend over al het plezier van de avond. Neeltje is druk met hen in de weer en voorziet het jonge volkje ruimschoots van heerlijke warme chocolademelk en krentenbrood. Als de grote uitdeling begint, gaat Loulou het troepje halen. Zij komt het eerst de kamer binnen met de arme, gebrekkige Corrie aan de hand, dan volgen Piet en Cornelis van de tuinman en Jaap Harmsen, die kleine ondeugd, die veel kattekwaad uitvoert, maar toch nog zo kwaad niet is. Toen Loulou nog heel klein was, kwam ze eens druipnat thuis en vertelde, dat Jaap haar uit een diepe sloot gered had. Al gauw bleek, dat die sloot niet anders dan een droge greppel was en Loulou haar natte kleertjes alleen aan een zware regenbui te danken had. Maar daar wilden ze geen van beiden ooit iets van horen. Nu noemt Dolf hem de mensenredder en staat bij zijn vriendjes in hoog aanzien.
Achter hen komt een bescheiden viertal, allen nog heel kleine piepkuikentjes, die een flauwe poging wagen om hand in hand allen tegelijk de kamer binnen te stappen. Als de deuropening daarvoor niet groot genoeg blijkt, blijven ze met ronde, verbaasde ogen de feestvreugde maar van uit de verte aanzien.
Nel komt hun te hulp en loodst alle vier naar binnen en het kleinste geeft een harde schreeuw van bewondering als ze de stralende kerstboom ziet. "Dat deed ze het vorig jaar ook," zegt Loulou, "bijna nog harder, gelooft u niet, moeder?"
Het oudste zusje komt een beetje dichter bij de boom staan, dan nog wat dichter en - pff, daar blaast ze het onderste kaarsje uit.
Kleine, gebrekkige Corrie strompelt verschrikt naar haar toe. "Foei Riekje, dat mag je niet doen, dat is zonde, en zonde is heel slecht zegt vader."
"Ik wou eens kijken, of het echte hemellichtjes waren," zegt Riekje berouwvol, "maar het zijn gewone blaaskaarsjes en nou zal ik het niet meer doen, want die kunnen er niet tegen."