Draadlooze oogen

Geschreven door Leonard Roggeveen
Schrijver van:De ongelooflijke avonturen van Bram Vingerling, Het Geheim van het oude horloge, De Electrische man, e.a.

Met twee drie-kleurendrukplaten, 20 zwarte platen en bandteekening van Hans Borrebach

Uitgever G.B. Van Goor Zonen's U.M. n.v. - Den Haag
Eerste druk 1930

Korte inhoud:
Op de HBS wordt, tot grote vreugde van de leerlingen, voor het eerst radio geïnstalleerd. Vooral Hans Lippe, een vervent radioknutselaar, en zijn vrienden Wim, Karel en Kees van de derde klas, zijn hier heel erg blij mee. Hans woont in een gezin met 4 oudere zussen en de huishoudster Antje. Als hij voor zijn verjaardag geld krijgt, koopt hij hier goede radiolampen voor, zodat hij een uitstekende ontvangst heeft.
Door een advertentie in de krant, waarin abusievelijk hun huisnummer vermeld stond, komt de familie in contact met de bekende postzegelverzamelaar meneer Vanderzand en zijn zoon Johan en ook met de journalist Pierre de Bruyne, die veel belang stelt in de waardevolle postzegels.
Dan gebeuren er allemaal rare dingen: Er wordt een vreemd pakje voor Hans op school bezorgd, waar een soort ontvangtoestel in blijkt te zitten. Als Hans het aansluit op zijn luidspreker, blijkt het een soort televisie te zijn. Er verschijnt een hand met daarin een schoppen zeven kaart. Ook klinkt er een doordringende fluittoon, die te horen is in bijna heel het land. Elke avond om 22.00 uur klinkt er weer de fluittoon en verschijnt de hand met schoppen acht, negen, tien enz. Ook hoort Hans op zijn radio een daverende stem, die in het Duits gesprekken voert met iemand die "nummer 23" heet. Hans noemt deze stem al gauw D.D.D., De Duitse Daverende.
Op een dag worden de zeldzame postzegels gestolen. Meneer de Bruyne is de verdachte. Hij is alleen op de kamer geweest van meneer Vanderzand. Hans komt er door te luisteren naar D.D.D. achter, dat zij meer van de diefstal weten en dat het Nederlanders moeten zijn die vlakbij zitten.
Op de televisie ziet Hans 's avonds hoe een man wordt overvallen door iemand waarin hij Thomas, de nieuwe huisknecht van meneer Vanderzand, herkent.
De politie wordt ingeschakeld, die van de televisiebeelden het hotel herkent waar het gebeurde en met behulp van een politiehond wordt de overvallen man bevrijd en de gestolen postzegels worden teruggevonden in een hak van een schoen.
Dan blijkt de dader, Thomas, dezelfde persoon te zijn als meneer de Bruyne. En het raadsel wordt geheel opgelost als blijkt dat de man die werd overvallen, een vriend van meneer Vanderzand is. Mr. Stanley, die de eerste televisor heeft uitgevonden, stuurde het toestel veiligheidshalve aan Hans omdat dieven zijn uitvinding van hem wilden stelen en hij dacht dat een radiokenner als Hans wel goed met zijn uitvinding om kon gaan en deze zeker zou beschermen.
Als dank krijgt Hans een geschenk van meneer Vanderzand: een prachtige electro-dynamische luidspreker!

Fragment uit het boek:
Daar sloeg de klok negen uren!
En oogenblikkelijk begon het in 't toestelletje te zoemen, heel zacht, alsof daarbinnen iets razend snel ronddraaide.
Een lichtschijnsel flikkerde over het matglazen ruitje en daar verscheen ook: de hand met den zegelring.
Die hand liet een speelkaart zien, de laatste van de schoppen-serie!
"Het aas........," fluisterde Hans.
Langzaam draaide de hand de kaart een keer of wat om en om. Opeens werd hij kleiner, alsof de onzichtbare meneer, die hem vasthield, langzaam achteruit liep.
Tenslotte verdween hij heelemaal. En Hans zag...... een helderverlichte kamer! Op een van de stoelen zat..... een heer, met z,n rug naar Hans toe! De onzichtbare meneer stak een sigaret aan.... groote blauwe rookwolken bolden op......en onwillekeurig week Hans terug, om de rook niet in z'n gezicht te krijgen!
Op het zelfde oogenblik verdween de rookwolk en de hand met den zegelring toonde den verbluften Hans een zakmes.... een portefeuille.... een Engelsch bankbiljet van een pond.... een Hollandschen rijksdaalder.... een roos....
"Nou opletten...," fluisterde Hans..... een andere hand kwam voor den dag, met een opengeschroefden vulpen.....
"Hij gaat schrijven......," fluisterde Hans weer.
Jawel! De hand schreef! Langzaam verschenen de volgende letters op 't papier:

HANS LIPPE
"M,n naam....," mompelde Hans, vuurrood, m'n eigen naam..... Hoe is 't mogelijk!"
Wéér schreef de hand:
LOOK HERE.......
"Ja,.....j....ja meneer," stotterde Hans zenuwachtig, "ik kijk al.... Toe maar....."
En bijna raakte hij 't ruitje met z'n neus, om maar geen woord te missen. Hij las:
AT HALF PAST NINE.
"Om half tien......," mompelde hij, terwijl z'n tanden opeens hevig begonnen te klapperen. "Om half tien..."
"Wàt om half tien?" hoorde hij opeens achter zich zeggen. Met een ruk draaide hij zich om. Hij keek.....

Het zonderlinge testament

Geschreven door Leonard Roggeveen
Omslag en illustraties van John Hummel
Boek uit de Fantasia Reeks van
G.B. van Goor Zonen's Uitgeversmij. N.V. - 's Gravenhage - Djakarta 1956
Leeftijd 12 jaar en ouder
Uitgezonden als hoorspel op de VARA-radio

Inhoud:
De Rotterdamse familie Ambrosius bestaat uit: vader, moeder, Els, 17 jaar, de tweeling Ton en Rob, 14 jaar, en Lizzy van 10 jaar. Bij dit gezin in huis wonen: Oom Alewijn, een 74 jarige violist in ruste, Meneer Fijn van Draat, die een bestaan vindt in de prijzen die hij wint door het oplossen van puzzels en juffrouw Middelie. Op een dag komt er een nieuwe huurder: meneer Bonfrère, een geheimzinnig man.
Hij bezit uit een erfenis van een oudoom een speeldoosje, dat een wijsje van Mozart speelt, gevolgd door een paar losse noten. Op een dag wordt er ingebroken en wordt het speeldoosje gestolen. Men denkt dat de onterfde neef van meneer Bonfrère hier achter zit.
Rob vermoedt dat het testament van de oudooom verborgen zit in het speeldoosje en krijgt het idee om de losse muzieknoten op papier te zetten. Zo komen ze erachter dat de firma G. Bas in Eefde er meer van moet weten. Op weg naar Eefde worden ze achtervolgd door de neef, maar weten deze te misleiden. Bij de advokaten van de fa. G. Bas krijgt meneer Bonfrère uiteindelijk zijn erfenis: spaarbankboekjes, effecten, een horloge en echte parels.
Meneer Bonfrère gaat met de opbrengst hiervan een vakantiereis met de tweeling maken naar de Ardennen.

Fragment uit het boek:
Op dat ogenblik ging de telefoon.
Venijnig kletterde de bel in de stille kamer vol wonderlijke spanning.
Els en de jongens sprongen op.
"Laat maar," zei meneer Ambrosius, "ik zal wel.... Dat is natuurlijk weer....."
Hij haalde de hoorn van de haak.
"Jawel," zei hij. "Ambrosius. U zegt...?" Een stilte. "Ja, die is hier inderdaad. Wou u 'm...?"
Hij legde de hoorn op 't kleine tafeltje onder 't toestel.
"Meneer Bonfrère," zei hij. "De geschiedenis heeft zich herhaald. Er vraagt iemand naar u...."
Meneer Bonfrère stond op; zijn handen beefden.
Hij liep naar de telefoon toe, pakte de hoorn op.
"Hallo," zei hij. "Met Bonfrère...."
Maar hij hoorde niets.
Er kwam geen antwoord.
Meneer Bonfrère slikte even.
"Hallo," zei hij nog eens. "Met Bonfrère...."
Stilte........
Een zwak suizen....
Stilte.....
Onheilspellende stilte.....
Meneer Bonfrère hing de hoorn op.
Hij ging naar de deur.
"Mevrouw, heren," zei hij. "Ik hoor niets. Maar ik ben er wel zeker van dat ik.....dat ik gevolgd word...... Iemand wil wat van me....."
En toen stapte hij de kamer uit.
De koffietafel zweeg.
Niemand at. Behalve juffrouw Middelie, die met een schuwe blik naar links en naar rechts nog haastig een krentenbroodje van de schaal wipte en er metéén in hapte, hoewel ze heel goed wist, dat er voor iedereen maar ééntje ingeslagen was: krentenbroodjes zijn tegenwoordig niet goedkoop!


De Ongeloofelijke avonturen van Bram Vingerling

Geschreven door Leonard Roggeveen
Met 60 teekeningen en bandteekening van Felix Hess (1878-1943)
Uitgave G. B. van Goor Zonen - Gouda
Eerste druk, 1927

Korte inhoud:
Een geheimzinnige stof, waardoor voorwerpen onzichtbaar worden gemaakt, is de oorzaak van vele gebeurtenissen.
Bram haalt met zijn uitvinding "Abrovi" de gekste proeven uit. Zo worden op school bijna alle leerlingen onzichtbaar, doordat Abrovi uit de fles ontsnapt.
De jeugdige uitvinder wordt per vliegtuig ontvoerd door iemand die hem het geheim van de uitvinding wil afdwingen. Zijn belagers hebben echter geen schijn van kans, want Bram drinkt het flesje Abrovi leeg en is dan geheel onzichtbaar.
De kranten staan vol over de geniale, geheimzinnige uitvinder. Bram Vingerling is in één slag beroemd geworden.

Fragment uit het boek:
Mijnheer van Seypen had 't nu over den slag bij Marignano. Anders luisterde Bram steeds nauwkeurig toe, zoodat hij thuis zijn les maar eventjes hoefde over te lezen, om alles weer precies te weten. Maar nu, met die warmte....
"Zou 't al 80 graden zijn?" dacht Bram. "Ja, vast wel, 't kan niet anders. Maar goeie genade, als 't 80 graden is, begint de Abrovi te zweven. Stel je voor, dat 't eens gebeurde, zóó maar, door de klas; of... is misschien de Abrovi al aan 't zweven?"
Bram dorst bijna niet te kijken. Eindelijk waagde hij een oogje... de bank was zichtbaar, dus het fleschje was zijn luchtreis begonnen.
"O wee, o wee", dacht Bram, "zoo meteen begint het! Had ik 't maar thuis gelaten. Wat ben ik toch een ezel! Hoe ben ik toch zoo dom geweest, om 't mee te nemen? Als 't nou maar loodrecht naar boven gaat, dat niemand 't tegen zijn hoofd krijgt..."
"Au!" riep er opeens een stem door het stille lokaal.
Mijnheer van Seypen hield op, legde een strenge uitdrukking in zijn blik en vroeg: "Wie riep daar?"
"Ik, mijnheer", zei Abrams.
"Jij, Abrams? Wat is er aan de hand? Waarom schreeuw je door de klas? Anders weet je nooit wat te zeggen en nou begin je als een dwaas te gillen. Wat heb je, hè? Nou, geef antwoord!"
"Ik... ik...", stotterde de verschrikte jongen.
"Ik ben een sufferd, bedoel je, hè?" zei mijnheer van Seypen.
Nee, mijnheer".
"Nee, mijnheer? Ja, mijnheer!! Je bent een sufferd!"
"Ja, mijnheer", zei Abrams. "Maar ik kreeg opeens een stoot tegen mijn hoofd!"
.... O wee, o wee, arme Bram, daar begint het al!...
"Een stoot tegen je hoofd? Dan moet iemand dat toch gedaan hebben. Wie van jullie heeft de flauwe aardigheid gehad, om Abrams tegen zijn hoofd te stooten? Nou, ik wacht op antwoord. Niemand? Dus de schuldige wil nog niet eens bekennnen? Dus een lafaard ook? Dus...
Opeens.........
"Ooooo.......," zuchtten in starre verbazing alle jongens en meisjes.
"Wat is er nou weer?" riep mijnheer Van Seypen, "wat zitten jullie me aan te kijken!"
Abrams deed een poging om 't mijnheer te vertellen.
"Mijnheer, uw hoofd.....uw hoofd......"
"Wat is er met mijn hoofd, Abrams? Mijn hoofd is een heel gewoon hoofd, zou ik zeggen. Daar valt op mijn hoofd niets te zeggen. Nou?"
"Uw hoofd is weg, mijnheer!"
Inderdaad 't was zoo! Achter den lessenaar stond 't lichaam van mijnheer Van Seypen, als altijd keurig gekleed; dáár zag je zijn vest, dáár zijn boord en zijn das, daarboven een stuk van zijn hals, en dan opeens.....niets......meer.....! Voor de klas stond een lichaam zonder hoofd, dat praatte, bewoog, met de handen zwaaide....
Bram begreep het dadelijk!
De flesch Abrovi is voor 't hoofd van mijnheer terecht gekomen en is daar in de lucht blijven zweven. Nu is mijnheers hoofd in de onzichtbare sfeer gekomen. Als mijnheer nu maar stilstaat, want anders stoot hij zijn hoofd en dan begint alles weer opnieuw. "Wacht", dacht Bram verder, "de jongens die aan den kant zitten, moeten toch mijnheers achterhoofd kunnen zien. Zóó ver reikt de onzichtbare sfeer niet. Zou 't zoo wezen?"


Het geheim van het oude horloge

Geschreven door Leonard Roggeveen
Band van Felix Hess (1878-1943) en platen van Wolfgang
4e druk, 1953
G.B. van Goor Zonen's Uitgeversmaatschappij N.V. - 's Gravenhage - Djakarta
Voor het eerst verschenen in 1928

Uit het voorwoord van de schrijver:
Dit boek behandelt de nieuwe lotgevallen van Bram Vingerling.
De geschiedenis speelt zich af in 's-Gravenhage, vóór 1940; de stad was toen nog niet door oorlogsgeweld geschonden en de Scheveningse Wandelpier prijkte nog in zijn volle glorie. Ik vertel dit even, omdat deze (thans verdwenen) Wandelpier een grote rol in dit boek speelt.

Korte inhoud:
Bram Vingerling is bezig met het uitvinden van een algemene tijdaanwijzer. Hier voor heeft hij een wekker of horloge nodig. In een klein winkeltje koopt hij een groot koperen zakhorloge, waar echter iets vreemds mee aan de hand is. Het bevat geheimzinnige krachten, want het laat alle dingen in zijn omgeving bewegen. Aan de binnenkant staan de initialen J. C. S. gegraveerd en ook de vreemde cijfers, letters en tekentjes: 183Z z oo N xxx !
Na lang speurwerk, komt Bram er achter wat dit te betekenen heeft, en wie de vorige eigenaar van het oude horloge was. Namelijk professor Stuyvesant, die reeds in 1916 bezig was om de verborgen krachten der natuur, stoffelijk te maken.
Bram komt in het bezit van de uitvinding van de professor, ondanks dat hij wordt tegengewerkt door een man met een valse baard, die het ook op de uitvinding voorzien heeft. Hij vindt het loden kistje verstopt in de duinen en dit blijkt na opening een enorme kracht te bevatten.
Later als de Rotonde op de Wandelpier van Scheveningen plotseling gaat verzakken en in zee dreigt te storten, komt Bram te hulp met de uitvinding van de professor. Hij wordt zo de held van de dag en de redder van de Rotonde, maar het mooiste voor hem was dat hij de laatste wens van de professor vervuld had, door iets goeds te doen met zijn uitvinding.

Fragment uit het boek:
Opeens voelde hij geen zand meer. Zijn vingers gleden over een steen, maar......... die steen was v l a k ! Niet rond of brokkelig, of verweerd, maar glad, als een stoep of als een vensterbank!!
Haastig verwijderde hij het zand, tot hij een stuk van de steen kon zien. Met zijn hand tastte hij over de oppervlakte naar de rand....... de steen bleek vierkant te zijn, zowat een 30 cm lang en breed!
Als de wind krabde hij 't laatste zand weg. Bij 't schaarse licht boog hij zich voorover...... en daar...... ontdekte hij...... midden op de blauwe steen xxx "De drie kruisjes.... de drie kruisjes.....," mompelde hij halfluid, verbluft om zich heen starend....
"Wacht...... 't pijltje wees met de punt naar beneden. Ik moet dus..... onder de steen zoeken!"
Koortsachtig probeerde hij aan alle kanten de steen op te tillen. Zijn vingers klemden zich om de rand, trok...... trok...... en......... met inspanning van al zijn krachten gelukte het hem beweging in de steen te krijgen. Bram hield vol, rukte, trok, tot hij bijna niet meer kon..... eindelijk...... daar schoot de steen opzij...... Bram viel achterover. Hij richtte zich meteen weer op en keek trillend van nieuwsgierigheid naar de plaats waar de steen gelegen had!
Hij zag........
.........een donkere ruimte, en daarin stond........
.........een klein loden kistje!!!
"De uitvinding van professor Stuyvesant," fluisterde Bram.



De zeven jongens in de sneeuw

Vervolg op De zeven jongens van Duinooord
Geschreven door Leonard Roggeveen ca. 1934
Platen en bandtekening van Pol Dom (1885-1970)
Uitgave van de Coöperatieve Groothandelsvereeniging "De Handelskamer" - Rotterdam
Gedrukt door G. B. Van Goor Zonen's Uitgeversmaatschappij - 's Gravenhage
Boek van de Jeugd Bibliotheek - Aangeboden door de Coöperatieve Groothandelsvereeniging "De Handelskamer" - Rotterdam, voor het trouwe gebruik van verpakte "HAKA" artikelen. "De vreugde van elk kind"

Andere delen in deze serie:
De zeven jongens in de lucht, 1938
De zeven jongens van Duinoord, 1931

Korte inhoud:
Piet van Wijk gaat logeren bij Oom Jan, die samen met tante Anna en de kleine Jantje in Duinoord woont en daar een Coöperatie-winkel heeft. Piet heeft daar de afgelopen zomer ook gelogeerd, om aan te sterken nadat hij lang ziek was geweest. Hij heeft daar zes vrienden ontmoet, met wie hij samen "De Regenboog" club vormt. Alle jongens hadden strikjes in de kleuren van de regenboog op hun jas gedragen.
Kobus Schermer, tien jaar, rood
Henk Baak, tien jaar, oranje
Pietje Kos, tien jaar, groen
Jan Willems, tien jaar, blauw
Jaap Oudegeest, elf jaar, indigo
En Piet van Wijk, tien jaar, violet.
En nu mag Piet in de Kerstvakantie weer komen logeren. Hij boft, want er ligt veel sneeuw en ijs. De jongens vermaken zich dan ook prima. Ze maken een prachtige sneeuwpop, schaatsen over de sloot en maken van een oude deur een "springschans", door hem schuin tegen de muur te zetten en met behulp van een trapje er met hun schaatsen of met de prikslee op te klimmen en weer af te glijden.
Als het gaat dooien en er een storm opsteekt, waait de spoorbrug kapot. Hierdoor kan de trein de levensmiddelen, bestemd voor de oudejaarsviering, niet bij de Coöperatie-winkel van oom Jan brengen. Maar gelukkig, oom Jan weet een oplossing. Een heus vliegtuig landt in Duinoord en levert de goederen af, zodat de oudejaarsviering niet in gevaar komt. De jongens zijn zo dankbaar dat ze een spandoek tevoorschijn halen met de tekst:
De Coöperatie zorgt voor alles!
Door Samenwerking!
Een Zalig uiteinde en een Vroolijk Begin!

Als Piet na de vakantie weer thuis is bij vader en moeder en Jaap en Marietje, prijken de zeven Regenboogstrikjes weer op een rijtje naast elkaar op het behang van z'n kamertje. Tot de volgende vakantie!

Fragment uit het boek:
"Kom jongens we gaan. Zitten de schaatsen vast? Ja? Vooruit dan maar......."
Jaap greep den lange ijsstok van zijn Vader (dien hij na lang bidden en smeeken mee had mogen nemen) en legde hem languit op het ijs.
"Pas op!" riep hij. "Jij rijdt vóór, Kobus! Omdat je Rood bent! Geel is twee. Dan komen de andere kleuren. En Piet rijdt achteraan. Jij boft, Piet! Achteraan rijd je altijd het gemakkelijkst. Staan we, jongens?"
"Ja!" riep de Regenboog.
"Grijp den stok dan!" beval Jaap. "Een, twee, hoepla.....!"
De jongens grepen den stok beet, sloegen de beenen uit en....... daar reden ze heen!


't Ging nog wat ongelijk in 't begin. Ze reden gedurende de eerste oogenblikken nog maar zoo'n beetje voor zichzelf; de één nam korte slagen; de ander weer wat langere! En Kobus, die aan de spits reed, had 't lang niet gemakkelijk!
Maar Jaap begon al gauw te tellen: "Eén twee, links, rechts! Een, twee, links, rechts....!" En dat hielp prachtig!
Al heel gauw gingen alle beenen precies in de maat heen en weer. Als een pijl schoot de Regenboog over 't ijs.
Piet genoot! Ha, dat was nog eens rijden! Dat was wat anders dan 't krabbelen over 't stoffige ijs in de stadsgrachten, waar je door de drukte nooit je beenen eens flink kon uitslaan. Nee, dàn hier! Prachtig glad ijs! Géén stof! Ruimte om je heen! En prima rijders overal!
Langs de kanten, op de besneeuwde weilanden, stonden twaalf grootere en kleinere tentjes, waar je heete chocolademelk en citroenkwast kon drinken, als je dorst kreeg. En als je honger had, kon je je hart ophalen aan kantkoek en krentenkorstjes en warme oliebollen!
Eén tentje was heelemaal van sneeuw en blokken ijs opgebouwd. Er stonden rieten stoelen en lange houten banken in en..... een oude gramofoon schreeuwde aan één stuk door: "Schep vreugde in 't leven......!"


Woudstra knapt het op

Het groote raadsel van Den Haag

Geschreven door Leonard Roggeveen
Platen en bandteekening van Willem Backer
Uitgever G.B. Van Goor Zonen's U.M. n.v. - Den Haag
Eerste druk 1931
14 jaar en ouder

Wie deze moderne Jules Verne niet kent, kan niet beseffen, hoe een jongen zich gevoelt, wanneer hij een boek van Roggeveen in handen krijgt.
Commissie v. Kinderlectuur in "Het Schoolblad."

Korte inhoud:
De inwoners van Den Haag zijn in rep en roer als er achtereenvolgens vier mensen spoorloos verdwijnen: Constants, een violist van het Residentieorkest, Fred Kogels, journalist van Het Haagsche Nieuwsblad, Mej. S. Haring, huisnaaister en de HBS-scholier Henk Schuring. Bovendien ziet een vrouw die 's avonds voor het raam van haar woning aan de Loosduinschenweg staat, de autobus van lijn P inclusief de chauffeur Zaterdag en zijn 4 passagiers: Mej. Winkelman, Herman Schmidt, Jan Jacobs en Jufr. Verbeek, in het niets verdwijnen.
Rechercheur Woudstra gaat op onderzoek uit, samen met zijn collega van Dam, gaan ze naar de bewuste plek aan de Loosduinschenweg. Woudstra krijgt daar de schrik van zijn leven als plotseling zijn pijp uit zijn mond wordt geslagen en van Dam spoorloos verdwijnt. Op de plek zelf is nu een vreemde rode cirkel zichtbaar. Dan vliegt er vlakbij de plek een huis in de brand. Als Woudstra daar aanbelt, vindt hij op de zolderetage een ravage aangericht. en is de huurder Herr Lütz spoorloos verdwenen. Woudstra vindt een half verbrand notitieboekje en stopt het in zijn zak.
Dan neemt hij een dapper besluit: om het raadsel op te lossen, besluit hij zichzelf te laten verdwijnen door onder het gapende gat in het dak van Herr Lütz te gaan staan.
Dit lukt wonderbaarlijk en als hij weer bijkomt bevindt hij zich in een uitgestrekte woestijn. Gelukkig vindt hij al snel de andere verdwenen personen en ook de autobus terug. Ook een astronoom uit Antwerpen de heer Quadvlieghe is in de woestijn en hij is het die er achterkomt dat ze op MARS beland zijn.
Intussen heeft Woudstra het notitieboekje ontcijferd en is er achter gekomen dat Mars en de Aarde slechts 5 dagen dicht in elkaars buurt staan en dat tijdens deze oppositieperiode, de Marswezens de Aarde kunnen bezoeken en dus ook omgekeerd. Er zijn nu al 4 dagen voorbij, dus er is haast geboden om terug te keren. Ze beleven nog angstige avonturen met Marsdieren en vinden een prachtig Marskanaal vol met planten en kristallen. Daar vinden ze Herr Lütz terug. Hij vertelt hun contact te hebben gemaakt met de Marsbewoners, slechts een rode lichtschijn verraad hun aanwezigheid, en heeft hun gevraagd om hem op te halen. Hij heeft zijn doel bereikt, dus hij kan sterven. Hij wil niet meer terug. Hij sterft in Woudstra's armen. Dan...... rode lichtflitsen, de bus wordt opgeheven, schokt, zweeft boven een gapend gat, fluiten, sissen...... Ze gaan terug!!
Op Aarde landt de bus bovenop het dak van het gebouw van Kunsten en Wetenschappen. De pers en de politie storten zich op de Marsreizigers. Ze zijn wereldberoemd geworden en Woudstra kondigt per advertentie zijn verloving aan met Mej. Winkelman, een passagiere uit de bus.

Fragment uit het boek:
Daar hoorde hij een tweede angstkreet. De stem van Henk Schuring: "O Moeder! Moeder!.....
Woustra bedwong zich, keek wéér.....
Het beest geleek een geweldige spin. Een dik, bleekgeel lichaam, met roodbruine wratten bedekt, stond op twaalf dunne, klauwvormige pooten tegen den wand van de grot geleund. De kop, een uitstulping van 't lichaam, met twee loerende, groene oogen, scheen enkel muil. Rondom dien muil bewogen zich een groot aantal slurfvormige aanhangsels, geel behaard, in alle richtingen.
En drie van deze slurven.... Woudstra constateerde 't met ontzetting... hadden zich om Fred Kogels geslingerd! Een vierde betastte 't lichaam van Henk Schuring, wrong zich tusschen z'n kleeren, zoog zich vast op de afwerende handen.... De oogen van Henk..... Nooit zou Woudstra die smeekende oogen vergeten, die angstige, stille, in doodsangst wijdopengesperde jongensoogen. Een gevoel van razende woede overmeesterde Woudstra. Hij omklemde zijn revolver....
Op 't zelfde oogenblik vloog er iets langs z'n hoofd, iets glinsterends. Zaterdag had een groot stuk kristal naar den kop van 't ondier geworpen. Hij trof doel: met een dof geluid kwam 't tusschen de groene oogen terecht en viel toen naar beneden.
't Monster, even onthutst door den plotselingen aanval, richtte den gekwetsten kop hoog op, opende den bloedigen muil, uitte een sissend geluid, dat door merg en been drong, sloeg wild met de aanhangsels rondom den bek heen en weer, en stortte zich op z'n belagers.
Op 't zelfde oogenblik knalde Woudstra los. Hij miste.... De kogel scheerde rakelinks langs den rug van 't monster en kwam in den zijwand van de grot terecht. Tegelijk nam het dier een sprong en wierp zich bovenop Woudstra, den leelijken bek wijd geopend. Woudstra wankelde. Z'n electrische zaklantaarn viel op den harden bodem. 't Licht doofde. Duisternis.....
"Woudstra, waar ben je?" riep Zaterdag.
"Hier ben ik!" gilde Woudstra terug. "Help!"
Hij kon niets meer zeggen. Iets kils, iets week-glibberigs, iets onzegbaar-afschuwelijks bedekte z'n mond. Twee harde klauwen grepen z'n rechter hand, die nog steeds krampachtig de revolver omklemd hield. Er kronkelde zich iets om z'n hals. Er bewoog zich iets boven z'n gezicht heen en weer, iets warm-vochtigs. Een benauwde, stinkende adem drong hem in de neus.
Langzaam naderde de muil. Tanden, puntige, driekante tanden schoven knarsend langs elkaar, zilverig blinkend. De groene oogen fosforiseerden.
't Klamme zweet brak Woudstra uit. Hij sloot de oogen, sloeg met z'n vrije linkerhand tegen de slurf die z'n mond bedekte; z'n vuist raakte 't walgelijke ding; z'n mond bleef gesloten.....
Opeens.........

Wereldkampioen 2003

Door Leonard Roggeveen
Met platen en bandtekening van P. Stempels
Uitgever G. B. van Goor Zonen - 's Gravenhage, 1937

Korte inhoud:
Het is het jaar 2003. Frits van Loo en zijn vriend Johan de Koning bekijken, met hun stereo-bril op, een radio-sterio-visie uitzending in drie dimensies, geprojecteerd op de muur. Zij zien hoe in het jaar 1935 Max Eeuwe wereldmeester Aljechin verslaat en zo wereldkampioen schaken wordt. Het Wilhelmus weerklinkt, een jongen van een jaar of 12 treedt naar voren en draagt het bord met de schaakstukken weg. De jongen lijkt als twee druppels water op Frits.
De grootvader van Frits woont in een grote flat aan de Van Hichtum-laan te Amsterdam, waar ook zijn zoon met zijn gezin woont. Hij is een groot schaakliefhebber, die op een speeltafeltje een schaakbord met stukken heeft staan, waarmee hij de schaakpartijen om het wereldkampioenschap van 2003, waarin de Nederlander Decker meedoet, naspeelt.
Plotseling ontdekt hij dat er een schaakstuk verwisseld is. De witte toren, waaraan hij zeer gehecht is, is niet zijn witte toren! Het is geen Staunton-stuk! Grootvader van Loo was namelijk de jongen, die in 1935 de historische schaakstukken waarmee Max Eeuwe wereldkampioen werd, gekregen had. Sindsdien brachten deze stukken hem geluk en verloor hij nooit meer een schaakwedstrijd!
Meneer van Loo is in grote paniek en schakelt detective Vreeze in, om hem zijn witte toren terug te bezorgen.
In het flatgebouw is ook de Film-Reproductie-Afdeling van Persbureau "Overal" (de F.R.A.P.O.) gevestigd. Zij verzorgen de dagelijkse Telec-uitzendingen van het wereldnieuws en hebben daartoe contact met ± 40 wereldcentra, verenigd in de Televisie-Organisatie-"Wereld-Nieuws" (T.O.W.N.). Hierdoor zijn papieren kranten overbodig geworden. Zij verslaan ook het wereldkampioenschap schaken, dat te Londen plaatsvindt, in grote luchtprojecties. Thans verzorgen zij, in opdracht van detective Vreeze, iedere avond een luchtprojectie waarin een oproep gedaan wordt om de verdwenen witte toren terug te bezorgen aan meneer van Loo.
Frits en Johan vinden in de kamer van grootvader van Loo een blauw steentje, dat vermoedelijk uit een manchetknoop is gevallen en waarschijnlijk van de dader is. Frits steekt het in zijn zak en overhandigt het later aan detective Vreeze. Oostelijk van het Vlugt-bos bevindt zich een complex van gebouwen, opgericht door de Eerste Onderneming tot verspreiding van opgespaard Zonlicht (E.O.Z.) en eigendom van de gemeente Amsterdam onder de naam van Avond-Zonlicht-Centrale (A.Z.C.). Het doel is gedurende de zomeravonden en de donkere wintermaanden het distribueren van zonlicht, dat tijdens de zomerdagen is "verzameld". Het inmaken van zonlicht en het zo te conserveren, om dit op elk willekeurig tijdstip opnieuw te kunnen uitzenden. Lusol, zo werd dit opgeslagen zonlicht genoemd. Persbureau "Overal" gebruikt dit, omdat het 's avonds veel licht nodig heeft voor zijn F.R.A.P.O. hemel-projecties. Daartoe stijgt een Fokker vliegmachine op, een zgn. "Rookkist", die op 1700 m. hoogte boven de Westertoren rook uitlaat in de vorm van een rechthoek. In dit witte vlak wordt het wereldnieuws geprojecteerd, dat men in de stad kan lezen. Op het dak van het flatgebouw, volgt men zo de uitzending van het wereldkampioenschap schaken. Dit wordt voor het eerst drie-dimensionaal uitgezonden, dus moet men zijn stereobril opzetten. (een glas blauw - een glas geel bruin). Via deze uitzending komt Frits erachter dat de dader van de torenverwisseling in Londen in de zaal zit. Hij ziet het aan de blauwe manchetknoop. Snel stuurt hij een radiogram aan detective Vreeze, die ook bij de wedstrijd aanwezig is. Deze knikt hem toe via de hemelprojectie. Hij is er reeds achtergekomen wie de dader was.
Decker wint en opnieuw, 68 jaar later, is een Nederlander wereldkampioen! Die nacht, krijgt grootvader van Loo zijn witte toren terug en vertelt detective Vreeze wie de dader was. Het was een engelse zeekapitein, een vriend van grootvader, die wilde dat de engelsman Yellow wereldkampioen zou worden. Daartoe leende hij even de magische witte toren, waarmee nog nooit een schaakpartij verloren was. Grootvader vergeeft hem, het was immers een romantische daad: een engelsman wilde dat een engelsman wereldkampioen zou worden. Zo werd alles opgelost: grootvader had zijn toren terug en een Nederlander was wereldkampioen. Dus stapte Frits tevreden in bed.

Fragment uit het boek:
Meneer van Loo staat in zijn kamer voor het raam, dat een hele wand inneemt.
Ook de kamer wekt herinneringen op aan lang vervlogen jaren. De meubelen zijn van staal. Een handgeknoopt tapijt, geel van kleur, meer dan dertig jaren oud, ligt op rubberlinoleum. De wanden zijn wit geschilderd. Een paar reproducties naar Banken (1925-1983) zorgen voor wat kleurige afwisseling. Onzichtbare gloeilampen verspreiden 's avonds een diffuus licht. Een ebbenhouten speeltafeltje staat in een hoek. Naast de deur is een telefoontoestel aangebracht. Meneer van Loo duldt geen moderne meubels. Hij minacht de buigzame doorzichtige stoelen van menacmiet en de inschuifbare tafels van groengrijs, glasachtig rubico. Hij haalt zijn schouders op voor de draaibare kast-wanden en de blauwgloeiende buizen van de nastiac-verwarming. Hij heeft een grenzenloze hekel aan de kostbare moderne installatie-voor-kunstmatig-zonlicht-bij-avond, dat langs ondergrondse leidingen uit opgespaarde energie wordt geleverd à 8 cent per 200 m3. uur plus f 2,50 toestelhuur per maand.
Maar aan de andere kant voelt hij niet de minste sympathie voor diegenen, die zich een kamer op oud-Engelsche wijze of in middeleeuwse stijl inrichten. Hij is een kind van zijn tijd. Dat wil zeggen: de tijd van zijn jeugd. Niets meer! Maar ook niets minder!
Meneer van Loo, ouderwetse uilenbril op, broek met vouw, grijs hemd, blauwe pull-over en grijs jasje aan, staat voor zijn raamwand.
Hij kijkt naar buiten.
In de verte, rechts, ligt de oude stad Amsterdam; Westertoren, Garbotheater, avondzonlichtcentrale, twee zenders, twee miljoen inwoners.
Aan zijn linkerhand, ver weg, ligt Haarlem; oude en nieuwe Bavo, spits raadhuistorentje, Lorentzmuseum, enorme lichtblauwe Polygoon-fabrieken.
Links vooruit ligt 't oude plaatsje Halfweg, 't centrum van de suikerbereiding. Haarlem en Amsterdam groeien naar Halfweg toe; 't lijkt een wedloop, wie 't eerst 't oude plaatsje zal bereiken. Over twintig jaar is Halfweg verdwenen. Dan zullen de beide steden tot één metropool zijn samengegroeid! Een geweldig zilverkleurig vliegtuig snort door de lucht. 't Is de 5 uur-Maandag-express van de Holland-Indië-luchtlijn, die precies na 24 uur op 't vliegveld Starckenborgh zal landen.
Vier gele luchttaxi's keren van Zandvoort-bad naar Schiphol terug.
Meneer van Loo draait zich om. Hij kijkt zijn kamer in. Zijn kamer bevalt hem. Hij knikt goedkeurend. Hij gaat naar de tafel, haalt er een boek van af, bladert er even in. Een paar seconden kijkt hij pijnzend voor zich uit.
"Achtenzestig jaar," fluistert hij. Dan gaat hij langzaam naar het speeltafeltje in de hoek naast het raam. Plotseling blijft hij staan. Hij kijkt naar 't speeltafeltje. Hij kijkt op de grond. Hij knielt neer, kruipt over 't karpet, zoekt in alle hoeken.
Dan loopt hij nerveus naar de deur, grijpt de telefoon van de haak, drukt op een knopje.
Een rinkelend geluid davert door het huis.
De alarmschel!