In de Soete Suikerbol

Geschreven door W.G. van de Hulst
Uitgegeven vanaf 1936
Illustraties door W.G. van de Hulst junior
Uitgever G.F. Callenbach N.V. Nijkerk

De serie bestaat uit 7 deeltjes
De deeltjes 1, 2 en 3 vertellen van de goede bakker en zijn lastige vrouw; van hun reis naar 't Noorderland, hun moeilijke dagen daar en hun behouden thuiskeer.
De deeltjes 4, 5, 6, en 7 brengen weer nieuwe avonturen van het bakkerspaar; van hun knechtje Louw, van het prinsje, van Rooie Hannes en zovele anderen...

Fragment uit deel I:
De dikke bakker had het druk, o zo druk. Honderd suikerbollen! En dan voor de koning!....Zijn bolle rode wangen glommen van de warmte en van de pret.... En de bollen moesten lekker zijn, zó lekker als hij ze nog nóóit gebakken had.... Hij zou zijn uiterste best doen.
En hij maakte mooie balletjes deeg klaar, met boter en rozijnen en amandelen en sukade en vanille en nog veel meer lekkers...
En hij joeg zijn lange, magere vrouw, die altijd keek net of ze kiespijn had, de winkel uit, de kamer in. En hij joeg alle buren, die over de onderdeur een praatje wilden maken, van de stoep....Werken moest hij; - werken!
Maar opeens dacht hij weer aan Louw en aan de arme hond, die zo bedrogen was. En opeens kwamen ook de twee spotlichtjes weer in zijn vriendelijke ogen.
"Ja, ja, dat zal ik doen, lelijke gierigaard, lelijke hondenbedrieger. Ja, Ja, dat zal ik doen!"
En de dikke bakker ging iets zoeken. Bij de oven lagen takkenbossen, daar zou hij wel vinden wat hij zocht, ja!
En 't moest niet zo'n kleine, gladde zijn; maar een gróte,- één die wijd open stond. Ja, daar lag er al een.
En wat zocht de bakker daar tussen de takkenbossen bij de oven? Een denneappel, een grote denneappel met wijdopen schubben.
"Ja, ja, lelijke Louw, dat heb ik je beloofd; je krijgt een lekkere grote van me, de grootste van allemaal. Dat heb je verdiend."
"Vooruit voortmaken! Ik mag de bollen niet te laat klaar hebben. Ze zijn voor zijne majesteit de koning". En de bolle wangen van de dikke bakker glommen van plezier.
Daar liggen de heerlijke deegbolletjes al klaar, op twee grote, ijzeren platen, alle honderd. Nu moeten ze dadelijk de oven in, en heerlijk bruin bakken, dat ze knappen van heerlijkheid. Dan zal de koning blij en tevreden zijn.
Maar eerst nog nummer honderd-één!
En wat doet de bakker? Hij kneedt die grote, stekelige denneappel heel netjes in een dun laagje deeg. Je kan helemaal niet meer zien, dat er zo'n houten stekelvarken in zit. Dan legt hij die grote bol in een hoekje van de plaat. Die moet meebakken.
"Ha-ha-ha! Wat zul je lekker happen Louw. Net een steen in een worstvelletje". En de bakker slaat van pret met zijn handen op zijn dikke suikerbollenbakkersbuik. "Ha-ha-ha!"