Het Praatschooltje van Juffrouw Takkenbos

Geschreven door Wil de Wingerd
Band en illustraties van Rein Stuurman
Uitgever H. Meulenhoff - Amsterdam begin 50er jaren
Uit de Kleuter-serie (j. en m. 6 - 10 jaar).

Wil de Wingerd is het pseudoniem van Jan Willem van Wingerden, geboren in 1917. Hij werkte als onderwijzer te Rotterdam Charlois op de Jongensschool in de Zegenstraat. Op een ouderavond in 1953 werd er door de leerlingen het toneelstuk "Het Praatschooltje" opgevoerd, geschreven door en met muziek van meester W. van Wingerden.
(Zijn oud-leerling H. Bergen, thans wonend in de U.S.A.)

Rein Stuurman werd op 6 december 1900 te Zaandam geboren. Hij was tekenaar, schilder, aquarellist, houtgraveur, beeldhouwer en boekbandontwerper. Hij maakte vele illlustraties in schoolboeken, kalenders, tijdschriften en in ca. 142 kinderboeken. Rein Stuurman overleed op 9 december 1984 te Laren.

Korte inhoud:
Pepi, een klein ondeugend muisje, zit op de dierenschool van meester Knabbelaar. Omdat hij zo veel praat wordt hij van school gestuurd en moet voortaan naar het Praatschooltje van juffrouw Takkenbos.
Op dit schooltje mag je alleen maar praten, schreeuwen en lawaai maken. Als je stil bent krijg je straf! Pepi vindt dit toch ook erg moeilijk en hij krijgt zelfs heimwee naar de school van meester Knabbelaar. Wanneer hij juffrouw Takkenbos een plezier wil doen en een paar spinnen voor haar mee neemt, blijkt dat zij hier verschrikkelijk bang voor is. Luid gillend rent zij door de school, achtervolgd door de spinnen. Omdat Pepi medelijden krijgt en de spinnen voor haar vangt, is zij hem zo dankbaar dat hij een wens mag doen. Pepi wil dan terug naar de school van meester Knabbelaar en zo gebeurt het. Hij is zo blij weer terug te zijn, dat hij voortaan een voorbeeldige leerling wordt en zijn mond weet te houden onder de les.

Liedje van Juffrouw Takkenbos:

"Ik ben juffrouw Takkenbos
Uit het grote dennenbos.
'k Laat een ieder praten,
Tot zij het gaan haten
En het liever laten.
Hopsa, heisa, pierewiet,
Mondje dicht, dat mag hier niet!
Babbelen en ratelen,
Snateren en kakelen,
Hopsa, heisa, wiedewiet,
Of je wilt of niet!"

Fragment uit het boek:
Hoepla, daar sprong het vrouwtje van haar hoge stoel en kwam vlug naar de arme Pepi toe.
"Hoe heb ik het nu?" vroeg ze, en haar stemmetje trilde van boosheid. "Meester Knabbelaar stuurt jou naar het Praatschooltje, omdat je steeds zit te praten. En hier wou je je mond houden? Niets ervan! Je krijgt straf! Schrijf maar eens twintig keer:

Wat ik niet mag laten,
Dat is praten, praten."

Pepi wilde meteen beginnen en nam zijn tas om papier en potlood te pakken. Maar dat was niet naar de zin van juffrouw Takkenbos.
"Dat doe je straks in het speelkwartiertje maar," zei ze streng, "nu moet je praten, dat spreekt vanzelf."
Mopperend ging het mensje weer naar haar stoel en zat even later weer lustig verder te ratelen over de spin.
Praten! - Het was gemakkelijker gezegd dan gedaan. Teneinde raad begon Pepi maar mee te doen, al was er niemand, die naar hem luisterde. Maar zo erg leuk vond hij het toch niet meer. En al dat rumoer en lawaai om hem heen was beslist niet om uit te houden. Hij kreeg er warempel hoofdpijn van!
Even streek Pepi met zijn fijn muizenpootje over zijn kopje en keek verlangend door het raam naar buiten. Opeens schrok hij. Een luide boze stem snerpte door de klas:
"Dat gaat me te ver! Daar zit me dat muizenventje warempel alweer met zijn mond potdicht!" Hoepla! Daar stond het boze vrouwtje al naast Pepi's stoel en schudde hem, steviger dan hij van zo'n klein vrouwtje verwacht had, door elkaar.
"Je zal praten, praten, begrepen?" gilde het woedende mensje, "praten, babbelen, kletsen, redeneren! Geen ogenblik zal je je mond houden! Je bent hier op een praatschooltje, verstaan?"

Alle Kinderhartjes kloppen

Verteld door Wil de Wingerd
Jaar van uitgave 195?
Op achterkant Printed in the Netherlands

Wil de Wingerd is het pseudoniem van Jan Willlem van Wingerden, geboren in 1917. Hij werkte als onderwijzer te Rotterdam Charlois op de Jongensschool in de Zegenstraat.
(Zijn oud-leerling H. Bergen, thans wonend in de U.S.A.)

Alle kinderhartjes kloppen:
"Rikke-tikke, rikke-tik..."
Alle kinderkopjes denken:
"Wel een beetje stout was ik...
'k Heb mijn Vader en mijn Moesje
Wel eens wat verdriet gedaan...
Zou ik bij de stoute kind'ren
In de Sint zijn boekje staan?"

Het grote feest nadert
Het liep tegen December. Een gure wind joeg door de straten van de stad. Zo nu en dan vielen dikke regendroppels. En alsof dat niet genoeg was, hagelde het daar tussendoor. Pats! Daar viel een afgewaaide dakpan op straat. "Help!", riep een oud vrouwtje angstig. Meteen greep ze naar haar hoedje. Maar de wind had het al te pakken en ging er vrolijk mee van door. Ja, ja, het was me het weertje wel! De mensen op straat liepen met vlugge passen, om zo gauw mogelijk thuis te zijn. Alleen de kinderen, die om vier uur uit school kwamen, hadden niet zo'n haast. Nu het heerlijke Sinterklaasfeest naderde, was het zo prettig op straat. Vooral nu het al wat donker werd en alle lichtjes brandden! De speelgoedwinkels leken wel toverwinkels, waar de mooiste dingen van de wereld te kijk stonden. Om van de bakkerswinkels maar niet eens te spreken! Daar lag achter de glazen een heel luilekkerland, waar suikerbeesten en chocoladepopjes woonden.
Maar toen de kinderen, nat en koud, eindelijk thuis kwamen, waren zij toch blij. Het was er warm en gezellig. Door de ruitjes van de haard zag je de vlammen spelen. En als de wind om het huis loeide en de regen tegen de ruiten kletterde, was het binnen zo veilig.
"Zou de Sint heus komen?", vroegen vele kleutertjes die avond aan hun moeder. "Hij is al zo oud en het weer is zo guur...." Maar Moeder stelde hen gerust. "Elk jaar is de Sint nog gekomen. Voor regen en wind is hij niet bang."
"Gelukkig," dachten de kleintjes, "de Sint komt toch. Moeder heeft het zelf gezegd."

Bij twee arme kinderen
Het was Sinterklaasavond. Door de kale takken van de bomen gluurde het maantje. Een klein meisje sjokte in grote dameslaarzen door de stille straat. Ze had kranten rondgebracht en nu ging ze naar huis. Haar eigen schoenen waren stuk en nu moest ze die vreselijke laarzen dragen. Alle kinderen hadden haar uitgelachen, op school en op gymnastiek had ze niet mee mogen doen.
Hu, wat blies die wind door haar dun manteltje.
Gelukkig, daar was ze bij huis! Gauw de nare laarzen uit, de trappen op en daar was ze in het kleine zolderkamertje. De kachel was uit, want er waren geen kolen meer. En de turfmand was leeg. Moeder was nog niet thuis. Die was nog in haar werkhuis. Haar broertje kwam blij naar haar toe en pakte haar met zijn koude handjes beet.
"Komt Sinterklaas ook bij ons vanavond?" vroeg hij.
"Ik denk het niet," zei het meisje treurig, "ons kamertje is zo moeilijk te vinden." Eensklaps hield ze op. Er morrelde iemand aan het raampje. Het piepte open en een rode mantel wapperde naar binnen. Met open monden keek het tweetal toe. Daar kwamen de goede Sint en Pietje-Roet warempel bij hen op bezoek.
Toen Moeder even later thuis kwam, wist ze niet wat ze zag!
Broertje speelde met een spoortrein en zijn zusje had een doos voor zich staan met een paar beeldige, lage schoentjes.
"De Sint is geweest," riepen ze blij en voor U heeft hij ook iets meegebracht!"
Het was een bankbiljet. Moeder had tranen in de ogen. Wat een feest was het die avond in het kleine zolderkamertje!