Langs Bloemenpaden


Een viertal leesboeken voor het tweede leerjaar

Door T. van den Blink en J. Eigenhuis
Verzorgd door Gilles van Hees
Met tal van gekleurde en zwarte plaatjes van C. Jetses
Uitgever J. B. Wolters - Groningen, Batavia
Tweede stukje - Vijftiende druk - 1949

De serie bestaat uit:
Langs Bloemenpaden, een viertal leesboeken voor het tweede leerjaar der lagere school
Door Bloeiende Velden, een viertal leesboeken voor het derde leerjaar
Op Zonnige Wegen, een zestal leesboeken voor de hoogste drie leerjaren

Schrijvers van de verhaaltjes:
J. J. A. Goeverneur - Rie Cramer - S. Abramsz - Marie Brakelman - Benno Vos - W. Cornelisse-Schep - J. Eigenhuis - E. Hess-Binger - Mevr. Eigenhuis - Marie Leopold - Hermanna - E. Kuipers-van der Koogh - Ant. S. Reule

Fragment uit het voorwoord door G. van Hees:
Sprookjes toch hebben burgerrecht in de schoolwereld, zij zijn het begin van alle vertelkunst. Het sprookje veroudert nooit en het verliest zijn aantrekkelijkheid niet, ook al weten de kinderen dat "zo iets" in werkelijkheid nimmer gebeurt.
Er schuilt ook veel onschuldig genot in het lezen en aanhoren van mooie sprookjes en de gretigheid waarmede onze jeugd er naar gegrepen heeft bewijst, hoe deze lectuur aan een steeds aanwezige behoefte tegemoet komt.
Haarlem, 1947.

Fragment uit Het Haantje en het Hennetje, door Ant. S. Reule:
"Als je een nootje vindt," zei het haantje tot het hennetje, "eet het dan niet alleen op. Maar geef mij de helft. Anders stik je nog!"
En het hennetje vond een nootje en at het toch alleen op. Maar de pit bleef in haar keel zitten. En angstig riep het: "Ach, haal mij toch gauw wat bronwater. Anders zal ik stikken!"
En de bron antwoordde: "Ga eerst naar de bruid, en haal mij haar krans!"
Het haantje liep naar de bruid en sprak: "Bruid, bruid, geef mij uw krans. Dan kan ik hem aan de bron geven. En de bron zal mij water geven voor mijn hennetje. Dat ligt in het bos en zal anders stikken!"
Maar de bruid zei: "Ga eerst naar de schoenmaker en haal mijn schoenen!" En toen het haantje bij de schoenmaker kwam, riep die: "Ga eerst naar het varken en vraag wat vet!"
En het varken zei: "Ga eerst naar de koe, en haal mij melk!" En de koe sprak weer: "Ga eerst naar de weide, en haal mij gras."
Toen nu het haantje op de weide kwam, gaf de weide gras. En daarvoor kreeg het van de koe melk. Voor de melk gaf het varken wat van zijn vet. Daarmee smeerde de schoenmaker zijn leer en maakte vlug de schoenen voor de bruid. En voor die schoenen gaf de bruid haar krans. En het haantje bracht de krans naar de bron. En de bron gaf er dadelijk fris water voor in de plaats.
Het haantje liep nu, wat het lopen kon naar het bos terug.
Maar, och, toen het bij het hennetje kwam, was het gestikt.
Luidkeels kraaide het haantje van verdriet. En dat hoorden alle dieren in het rond. Zij kwamen van alle kanten aanlopen en schreiden mee.
Zes muisjes bouwden nu een wagentje. Daarop legden zij het dode hennetje en trokken zelf de wagen langzaam voort.
Onderwijl kwam de vos en vroeg: "Waar ga je heen, haantje?"
"Ik ga mijn hennetje begraven."
"Dat zal ik wel doen," riep de vos. En hij slokte het hennetje op en begroef het in zijn maag.
Nu riep het haantje wanhopig: "Ik wens dood en bij mijn hennetje te zijn!"
"Dat kan gebeuren," antwoordde de vos. En hij slokte ook het haantje op. Dat kwam nu bij het hennetje in zijn maag.
Wat schreiden de muisjes om het haantje. De vos meende, dat ook zij dood wilden zijn. En hij slokte ze ook op.
Maar - daar kwam de jager aan. Die schoot, zodat de slokop dood neerviel. En een vogeltje op een tak van de lindeboom boven hem zong:

"Vos, vos, lelijk dier,
Nu ben je dood gelijk een pier!"