Het Beugeljong

Geschreven door Anna Hers (1885-1968)
Geïllustreerd door W. Heskes (1891-1973)
Uitgever Van Holkema & Warendorf N.V. - Amsterdam
2e druk 1932
N.V. Drukkerij G.J. Thieme, Nijmegen
Uit de serie Bekroonde Boeken
Voor het eerst verschenen in 1928
Opdracht voor in het boek: Voor Fred, Co en To

Wordt vervolgd door: Beugeljong getrouwd

Korte inhoud:
Noortje Ten Hemert, wordt liefdevol Beugeltje, of Beugeljong, genoemd, omdat zij aan haar ene zieke beentje een zware beugel moet dragen. Zij woont op de Iependaal met haar ouders en zusjes, de 5 jarige tweeling Jobs en Dobs en de oudere zusjes Joop en Linda. Vader is arts en heeft de apotheek aan huis. Hier zit Beugeltje vaak om haar vader te helpen met poeders vouwen.
Moeder is haast nooit thuis en vindt de kinderen lastig, vooral van Beugeltje kan zij niets hebben. Als Beugeltje in het ziekenhuis ligt voor haar beentje, komt zij er achter dat haar moeder wel erg goede vrienden is met de heel grote broer van Hansje haar buurmeisje. Hier piekert Beugeltje veel over en vertelt het zelfs niet aan haar vriendinnetje Bep, die het ook moeilijk heeft omdat haar vader in de gevangenis zit.
Op een dag vertrekt moeder en gaat bij haar moeder in Den Haag wonen. Vader en de meisjes hebben hier veel verdriet van. Later moeten Joop en Beugeltje bij moeder in Den Haag gaan wonen. Joop vindt het er wel prettig en gaat veel uit met moeder en oma, maar Beugeltje heeft heimwee naar vader en naar de Iependaal. Ze wordt tenslotte erg ziek, en dan komt vader naar Den Haag en komt moeder tot inkeer. Ze gaat niet mee met de heel grote broer van Hansje naar Indië, zoals het plan was, maar keert terug naar vader en naar de Iependaal, samen met Joop en Beugeltje, die nu weer zo heel gelukkig is, ze straalt en dan "branden al Beugeltjes lampjes weer."

Fragment uit het boek:
"Maar haar vader is een dief," riep opeens een harde stem aan den kant van den weg.
Beugeltje werd vuurrood van drift. Dat was dat leelijke treiterjong van Dirksen weer. Natuurlijk! Die sloop altijd achter je aan om alles af te luisteren, wat je vertelde. Hij was nog familie van Huibertje en daarom kon je er thuis niet te veel van zeggen, maar Jobs en Dobs haatten hem hartgrondig en staken dit onder geen stoelen of banken.
"Wil je maken, dat je wegkomt," strompelde Beugeltje op hem af.
"Je kunt nog geeneens loopen," sarde de jongen.
"Hard genoeg om jou je leugens af te leeren, leelijk mispunt."
"'t Bennen geen leugens. Haar vader is een dief."
"En jouw vader is dronken Teun," viel Bep nu uit en ze stotterde van kwaadheid.
"Och nee, Bep," zei Beugeltje zacht, "dat moet je liever niet zeggen."
"Maar het is waar," verklaarde Bep woest, "en dan moet hij dat maar niet van vader vertellen."
"Kom, wat kan je dat schelen? Je weet best, dat die jongen liegt....."
"Nou laat ze het dan aan haar moeder vragen," zei de jongen kwaadaardig, omdat hij niet geloofd werd. "De dienders bennen hem wezen halen."
"Wat een onzin," zei Beugeltje en ze stak opnieuw haar arm door dien van Bep.
Maar Bep stond verslagen. Moeder had vanmorgen zoo gehuild en vader was al in geen twee dagen naar kantoor geweest, hield zijn kamer, omdat hij zich ziek voelde. En vroeger had er ook nog eens iets dergelijks plaats gehad. Toen was oom Reinier uit Leeuwarden overgekomen en het leek wel, alsof die heel kwaad op vader geweest was.
"Kom nou, Bep," drong Beugeltje aan. "Je moet Jobs en Dobs over dat jong hooren. Hij is de domste en de oudste van zijn klas. Wat zou die nou van jouw vader weten?"
"Ik ben zoo bang, dat hij gelijk heeft," snikte Bep opeens en toen ontstak Beugeltje in zoo'n woede, dat haar hand plotseling zwaar op het bleeke bolle gezicht van den jongen neerkletste.
Het was karakteristiek in Melis Dirksen, dat hij niet terugsloeg, maar grienend achteruitstoof, om op een veilige afstand zijn laatste schot af te schieten.
"En jouw..... jouw moeder is vôrt. Ze gaat met een ander. Lekker!"
Beugeltje stond perplex. Moeder ging met een ander? Hoe kon dat nou? O maar, dat..... dat beteekende, dat Paps en moeder gingen scheiden, omdat moeder met een vreemden mijnheer wilde trouwen. Nu herinnerde ze zich, hoe Joop en Linda 's avonds in bed over die mogelijkheid gepraat hadden.
Maar natuurlijk was dat van moeder niet waar, was ze gewoon bij oma gelogeerd, al was het niet aardig, dat ze met Kerstmis niet thuiskwam om het feest op de Iependaal te vieren.
Haastig keek ze naar Bep. Wat liep die eigenlijk stilletjes naast haar. Hè, huilde ze?
"Bep," zei Beugeltje lief, "toe, denk er toch niet meer over. Het is immers onzin."
Maar Bep, ruw en onverschillig, trok haar arm naar zich toe. Ze waren juist aan het Zandpad en aan het eind daarvan woonden de Schuytema's.
"Het is geen onzin, zei Bep hard en toen holde ze weg.
"Bep," gilde Beugeltje haar na en ze probeerde zelfs nog even om haar in te halen, maar Bep draafde gewoon.
Toen, diep ongelukkig, vervolgde Beugeltje haar weg naar huis.


Beugeljong getrouwd

Vervolg op Het Beugeljong
Geschreven door Anna Hers (1885-1968)
Illustraties van Rie Reinderhoff (1903-1991)
Uitgegeven door Van Holkema & Warendorf N.V. - Amsterdam (VolHardt En Waeckt) 1937
Boek uit de "KNAL" serie
Opdracht voor in het boek: Voor groten Harry en zijn kleine Marion

Voorwoord van Anna Hers:
Voorrede voor allen, die belangstellen in Beugeljong:
Toen ik voor enkele jaren haar geschiedenis opschreef, wist ik niet, dat het een ware geschiedenis was, die ik vertelde.
Nu weet ik dat wel en daarom moest ik wel een vervolg schrijven van haar later leven, dat van zo grote zegen werd, omdat ze ondanks haar lichamelijke hulpbehoevendheid haar diepste verlangen om te worden als Moeder en te zijn als tante Nans toch bevredigd zag.

Korte inhoud:
Beugeljong is nu getrouwd met Harry (grote Harry) en heeft 2 kinderen. Kleine Harry, 5 jaar, en de 15 jarige Marion. Het gezin woont nu op de Iependaal waar grote Harry zijn dokterspraktijk heeft. Enige jaren geleden zijn bij een vliegtuigongeluk Beugeljong's moeder, haar zus Joop en de man van haar zus Linda om het leven gekomen. Vader is erg ziek geweest en heeft zijn praktijk toen over gedaan aan grote Harry. Hij woont nu op de Zandhoeve bij de tweeling Jobs en Dobs.
Het buurhuis van de Iependaal krijgt nieuwe bewoners. Marion wordt vrienden met de zoon Peter. Zijn stiefbroer Noel, die invalide is en nooit meer zal kunnen lopen, woont er ook. Hij is verloofd met Madelon, zus van Peter. Zij zijn kinderen uit een eerder huwelijk van de vader, terwijl Noel zoon is uit een eerder huwelijk van de moeder.
Marion heeft het moeilijk met de ziekte van haar vriendinnetje Els, die naar Zwitserland moet om te herstellen. In die nare tijd staat Peter naast haar. Maar er komen ook gelukkige dagen en dat is als Noel zijn aanvankelijke bezwaren opzij zet en toch met Madelon trouwt.

Fragment uit het boek:
Stil bleef Marion tegen het bureau leunen. Ze hoorde Vader nog bemoedigend praten tegen mijnheer Spiekhout, dan het openen en dichtgaan van de voordeur. O, ze kon niet besluiten naar het vrolijke troepje in de zitkamer terug te keren. Ze had een prop in haar keel en een groot verlangen om uit te schreien tegen Vader aan met zijn arm stevig om haar heeen geslagen.
"Marionneke," klonk dan Vaders stem dicht bij haar oor. "Kun je het niet verwerken, meisje?"
"Vader, waarom mocht ik niet eerder naar Els?"
"Om de besmetting, wijfje."
"Is die besmetting dan nu weg?"
"Nee, maar er is iets in me, dat sterker is dan de angst voor mijn meisje. Mijn erbarmen met mijnheer Spiekhout, met je arme vriendinnetje. Ben je er zelf bang voor, Marion?"
"Ik?" Marion keek verbaasd. "Ik ben veel te blij, dat ik naar haar toe mag, Vader. Ik vond het al zo sneu, dat we geen van allen bij haar mochten."
"Och, liefje, ze was er ook veel te ziek voor om bezoek te ontvangen. En nu mag je ook maar heel even, meisje."
"Vader."
"Ja?"
"Ik had gedacht Vrijdag te gaan tegen vier uur en dan een klein Kerstboompje voor haar mee te nemen. Mag dat wel?"
"Je zult het niet kunnen dragen, vrouwtje."
"Peter wil het wel doen."
"Peter wil alles wel," glimlachte Vader en keek olijk naar het opgeheven meisjesgezichtje.
"Och, waarom niet?" antwoordde Marion eenvoudig. "Als ik het hem uitleg. Moeder en ik hebben er samen over gesproken. We wilden iets heel fijns doen voor Els en bloemen en vruchten heeft Moeder immers voortdurend al aan haar gezonden. Het was zo lastig, dat Moeder ook niet bij haar mocht."
"Moeder helemaal niet," zei Vader beslist.