Puk

Geschreven en geïllustreerd door Lidow
(pseudoniem van A. C. B. Walther 1890-1968)
Uitgever: Ad. M. C. Stok - Zuid-Hollandsche Uitgevers Mij - Den Haag, 1944

Andere boekjes, behorend tot deze serie zijn:
Kwek, 1944
Joejoe, 1944
Pixie, 1944

Korte inhoud:
Voor het slapen gaan gaat Puk in 't bad. Dan vindt ze het leuk om het water te zien weglopen door het ronde gaatje in de bodem. Het water draait dan zo vlug in het rond. Een "watertolletje" noemt Puk dat draaiende kuiltje in het water. Mama vertelt dat het water door een dikke pijp naar een kanaal gaat en dan in de zee komt.
Na het bad brengt mama haar naar bed en valt Puk in slaap, maar het watertolletje laat haar niet los. De dromenfee brengt het bij haar terug. Puk zit weer in het bad en doordat ze heel klein is geworden, wordt ze door een sterke watertol meegezogen, het gat in. Ze kan nog net de badhanddoek grijpen.
Zo wordt Puk een waterkindje, ze kan ineens zwemmen en ze ontmoet een kikker. Samen drijven ze op een groot waterlelieblad met de stroom mee. Ze ontmoeten de familie Salamander en juffrouw Waterspin, die een prachtig pakje voor op reis voor Puk spint.
Als Puk weer verder zwemt, voelt ze plotseling dat ze gaat zweven en langzaam zweeft ze omhoog. De wind denkt dat ze een verdwaald wolkenkindje is en hij blaast zijn wangen bol. Zo wordt Puk opgenomen in de wolken bij de wolkenkindjes. Als de wind boos wordt, veranderen de wolkenkindjes in regenkindjes en vallen naar beneden. Puk valt op de deksel van een regenton en springt de ton in, om weer een waterkindje te worden.
In de ton woont een oud watermannetje die Puk een verhaal vertelt over vroeger, toen hij 's winters van een waterkindje in een sneeuwkindje veranderde.
Plotseling valt er een emmer in de regenton en Puk springt snel in de emmer. Zo wordt ze omhoog gehaald door een groot meisje, dat de emmer door de tuin naar het huis draagt en hem daar op de aanrecht neerzet.
Een klein meisje komt binnen met een poppenbadje. Het badje wordt gevuld met water uit de emmer en Puk laat zich mee het badje in gieten. Het meisje baadt het popje en trekt daarna het stopje eruit.
"Waar gaat dat water nu naartoe?" vraagt ze.
"Ik weet het," roept Puk heel hard en dat riep ze zo hard, dat de echte Puk er wakker van werd.

Fragment uit het boek:
"Bobbeldebobbeldebob!
Oaaah Bobbeldebob!"
Wat was dat? Wie maakte dat geluid? Waar kwam het vandaan? Puk spitste haar oortjes. Hoor weer!
"Oaah bobbobbob."
En wie of wat kwam daar van onder een holletje mos uit het donkerste plekje op de bodem vandaan?
Een mannetje.
Ja het was een heel oud mannetje. Zijn gezicht was een en al rimpel en hij had een lange baard, die tot op zijn voeten sleepte.
Het was een oud watermannetje, dat al sinds jaren in de regenton geleefd had. Duizenden waterkindertjes had hij zien komen en gaan.
Vroeger was hij zelf ook een waterkindje geweest en had hij ook allerlei avonturen beleefd. Dat was echter al zo lang geleden. Hij wist zelf al niet eens meer hoe lang wel.
Hij verlangde er nu nooit meer naar, zelf nog reizen te maken, daarvoor was hij veel te oud geworden. Als hij nu maar verder rustig en stilletjes in de regenton kon blijven leven en slapen, dan wenste hij verder niets meer.
Soms sliep hij dagen en weken achtereen. En hè, nu had Puk hem uit zijn slaap wakker gemaakt. Maar boos was hij toch niet.
Het watermannetje strompelde naar Puk toe; slif slof, slif slof.
"Vind jij 't hier zo naar?" vroeg hij ongelovig.
"Nou!" riep Puk, "afschuwelijk! Ik wil hier weg, ik wil er uit! O watermannetje, kunt u me niet helpen? Zeg me toch wat ik doen moet. Ik zal voortaan echt goed luisteren naar raad!"
"Bobbeldebob, kalm aan, kalm aan," antwoordde het mannetje. "Weg kan je natuurlijk wel, maar dan moet je toch in elk geval tot morgenochtend wachten. Dan pas wordt er weer water geput uit deze ton. Als je dan een beetje bij-de-hand bent, kun je best zorgen, dat je met het eerste emmertje al naar boven gehaald wordt.