Kees, de Koning der Zandbaan

Een boeiend verhaal voor jongens

Geschreven door Nor Heerkens, (1906-1991)
Geïllustreerd door C. Boost, (1907-1990)
Geïllustreerde Jeugdbibliotheek no. 20
Uitgever Helmond, 1933

Fragment uit het boek:
Kees Vermeer, een verwoed wielrensupporter, en zijn vrienden Karel en Jan besluiten, naast het huis van Karel, een eigen zandbaan te gaan bouwen. Alle jongens van hun klas helpen met graven en de leiding heeft de beroemde oud-renner, mijnheer Stols, die Kees heeft zien rijden en onmiddellijk zijn grote talent heeft ontdekt. Ze richten, als de baan klaar is, een wielren-club op, die De Zandhazen gaat heten. Van mijnheer Stols krijgt Kees een ècht race-stuur, waarmee hij nog sneller kan fietsen.
Eén jongen van school, doet niet mee met de club. Het is de voetballer Klaas Verhees, die jaloers is, omdat hij altijd de beste sporter van de klas was. In wielrennen is Klaas niet zo goed en daarom besluit hij bij de opening van de zandbaan, als de eerste wedstrijden gereden zullen worden, de baan te saboteren. 's Avonds laat graaft hij een diepe geul in de baan, die hij met takjes bedekt, zodat het niet te zien is. Tijdens de wedstrijd is het juist Kees, die immers altijd boven in de baan rijdt, die in de geul rijdt en ten val komt. Het is heel ernstig, zijn been is gebroken en hij heeft een hersenschudding. De politie komt er al snel achter, wie de dader is. Klaas wordt ontmaskerd en voor straf voor 1 jaar naar een tuchtschool in Zuid-Limburg gezonden.
Kees' vader, die modeltekenaar van schoenen is, komt zonder werk en nu is er geen geld om Kees verder te laten leren, bovendien heeft Kees geen fiets meer, omdat zijn oude fiets totaal vernield is door het ongeval. Dan redt Kees op een dag een mensenleven, doordat hij als eerste bij een auto-ongeluk, waarbij een heer zwaargewond is geraakt, medische hulp haalt. Gelukkig was het net op tijd en wordt het slachtoffer weer beter. Het is mijnheer Willems, een rijke schoenenfabrikant. Hij is Kees zo dankbaar, dat hij hem wil helpen. Hij zorgt dat Kees' vader een goede baan op zijn fabriek krijgt, zodat Kees toch de HBS kan gaan volgen. Helaas zal het gezin dan wel naar Arnhem moeten verhuizen, doch dat verdriet is snel vergeten als mijnheer Willems, in samenwerking met mijnheer Stols, voor een èchte jongens race-fiets zorgt. Nu kan Kees meedoen aan de wedstrijden, die de scholen van de stad georganiseerd hebben.
Maar eerst brengt Kees nog een bezoek aan Klaas, die immers in een inrichting zit. Hij vergeeft Klaas en de jongens sluiten vriendschap. Als Kees tijdens de wedstrijden tot koning der zandbaan wordt uitgeroepen, is ook Klaas aanwezig, die wegens goed gedrag, vervroegd is vrijgelaten. Na de huldiging van Kees wordt er feest gevierd, doch er ligt een schaduw over het feest, want volgende week zal Kees immers naar Arnhem verhuizen. Klaas zal met hem meegaan, want mijnheer Willems heeft ook voor werk voor Klaas gezorgd.
Mijnheer Stols zal zich ook in Arnhem gaan vestigen, om de training van Kees op zich te nemen. Hij ziet een grote toekomst in de wielersport voor Kees weggelegd.
Als de verhuisauto wegrijdt, worden Kees en Klaas uitgeleide gedaan door alle leden van de Zandhazen, die hen plechtig toejuichen: Leve onze Koning! Leve de Zandhazen! Leve de Zandbaan!

Fragment uit het boek:
Nu volgde de eindstrijd. Tusschen Kees Vermeer en Piet Verstappen. Zij stelden zich aan de startstreep op. Karel hielp Kees in z'n trappers en ondersteunde hem, terwijl hij stil stond.
Het schot valt.
Piet trekt aan. Kees blijft achter hem hangen. Het publiek was muis-stil.
Zij rijden langzaam nog. Piet probeert zich los te rukken en gooit zich voorover. Zes ronden lang hangen zij zoo aaneen. Dan, bij het ingaan der zevende ronde, schiet Kees hoog in de bocht. Als een arend schiet hij neer, spant z'n rug, zoodat al z'n spieren trillen en onder oorverdoovend lawaai springt hij meters en meters naar voren.
Piet Verstappen is los. Hij ligt vier meter achter en als een razende begint Kees te jagen. De Zandhazen beginnen als gekken te dansen. Ze schreeuwen, brullen, roepen, grijpen elkander vast, het publiek wordt aangestoken door hun enthousiasme en onder een orkaan van gejuich suist Kees als een weerlicht zes meter vóór Piet Verstappen over de eindstreep.
Koning der Zandbaan!
Het publiek rekt zich om den overwinnaar beter te kunnen zien. De muziek speelt het lied der victorie. Kees staat naast z'n fiets te hijgen, omringd door een wilde groep vrienden. Het gejuich is niet van de lucht.
De omroeper begint te spreken. Langzaam bedaart het runoer en de uitslag maakt men bekend.
"Eerste en kampioen over allen is Kees Vermeer, van de club "De Zandhazen". Opnieuw begint men te brullen.
Kees krijgt de zilveren lauwertak op de borst gespeld en moet de eere-ronde rijden. Hij stelt zich op - dan breekt zich iemand door het publiek en voordat hij goed en wel van z'n verbazing is bekomen hangt een grote lauwerkrans, met fleurige linten gesierd, om zijn hals.
Z'n oogen stralen!
Langzaam begint hij te rijden en een zee van applaus breekt los, waar hij voorbij komt. Vervolgens Piet Verstappen, als tweede, met als prijs een vulpenhouder. Dan Karel Verbiesen als derde, met als prijs een zilveren vulpotlood. En zoo verder, een kwartier aan een stuk, zoodat de menschen schor werden van het juichen.
Toen werden de punten bekend gemaakt die de clubs behaald hadden. De Zandhazen hadden de meeste punten, zij hadden het beste gereden.
Weer volgde een eere-ronde!
De Zandhazen sloten zich dicht aaneen, maar ditmaal maakten zij de eere-ronde niet op hun fietsen: zij gingen te voet! Kees werd op de schouders geheschen, en midden, hoog boven de troep, werd hij rond gedragen, hun koning, getooid met bloemen!
Dat was het einde van dien prachtigen dag.