Klein Geschenk aan de lieve Nederlandsche Jeugd

Van Hare Heilwenschende Vriendin

Petronella Moens, (1762-1843)
Met plaatjes van H. P. Oosterhuis, (1784-1854) en A. Veelwaard, (1792-1873)
Uitgegeven te Amsterdam bij Ten Brink & De Vries, 1825
De prijs is 12 Stuivers

Petronella Moens, (1762-1843) was tengevolge van kinderpokken vrijwel blind. Zij was dichteres en romanschrijfster, geboren 16 november 1762 te Kûbaard (Friesland), opgegroeid in Aardenburg (Zeeuws-Vlaanderen) en overleden te Utrecht op 3 januari 1843.

Inhoud:
I. - Het verbeterd Knaapje
II. - Het kleine Santje en haar Broer Piet
III. - Het Weesje bij het ouderlijke graf
IV. - Dankdag den 18 Junij
V. - Het dankbare Kind in een Zomermorgen
VI. - De moedige en Vaderlandlievende Knaap
VII. - Twee Verhalen; Of de Behoeftigen kunnen ook gelukkig zijn
VIII. - Avondlied
IX. - De arme Johanna
X. - Trotschheid vernederd
XI. - De Taal; Of de kleine Jan en zijn Vader
XII. - Mietje bij haar stervend Zusje

Fragment uit: Dankdag den 18 Junij
Dank- en Biddag, lieve moeder! wat is dat voor een dag? (vraagde de zes jaar oude SUZE, op den morgen van den 18 Junij, toen zij alle winkels gesloten zag, en toen zich elk gereed maakte om naar de kerk te gaan). Dat is een mooie dag (antwoordde de moeder) lieve SUZE! waarop geheel ons Vaderland geroepen wordt om God te danken voor de overwinning, die in het jaar 1815, op den 18 Junij bij het dorp Waterloo, (eenige uren van Brussel afgelegen) op de Franschen behaald is.

SUZE
Wie heeft die overwinning behaald? moederlief!
MOEDER
Onze brave Nederlanders met den dapperen Kroonprins aan het hoofd, en geholpen door Engelsche en Duitsche krijgslieden.
SUZE
O, ja! toen wilden de Franschen in ons land komen; niet waar?
MOEDER
Ja, dat wilden zij: kom SUZE wij hebben nog een uurtje tijd eer vader en ik, benevens uwe beide broertjes naar de kerk gaan; zitten wij zoo lang hier onder deze wilde kastanjeboomen, die ons tegen de zon beschutten, ik zal u het een en ander van onze late Vaderlandsche geschiedenis vertellen; aaneengeschakeld hebt gij dat zeker nog zoo niet gehoord, en zeg mij dan, lief kind! of het niet billijk zij, dat wij God op dezen dag danken, en Hem gelijk ernstig bidden, om ons voor nieuwe soortgelijke rampen te beveiligen.
SUZE
O Ja! doe dat, lieve moeder! ik heb wel veel van de Franschen, van hunnen trotschen Keizer, en ook van Waterloo gehoord; broer JAN en CORNELIS hebben mij wel eens wat er van verteld, en zij hebben ook wel eens oorlog gespeeld met andere jongens, en dan was JAN altijd de Kroonprins, en dan moest ik ook soldaat zijn, maar het regte weet ik toch niet. O, vertel mij toch, het is hier zoo koel, en de grasanjertjes, die hier om ons heen bloeijen, ruiken zoo lekker. Jan (nu ruim 12 jaar oud) zette zich ook nevens SUZE; en moeder ving dus aan.

Fragment uit: De arme Johanna
KAROLINA en KOOSJE woonden met hare lieve verstandige moeder, die al vroeg weduw geworden was, op een vrij aanzienlijk landgoed nabij A....., de vader der beide vrolijk opgroeijende meisjes, was van ouders, die zich edellieden noemden, geboren, en werd in den krijgsdienst opgevoed, en, zoowel door zijne braafheid, als door de voorspraak van aanzienlijke vrienden, zag hij zich, reeds jongeling, tot eenen hoogen rang bevorderd. Hij was een beminnelijk echtgenoot, en een trouwhartig vader; doch toen hij stierf, toen hij naauwelijks den mannelijken leeftijd bereikt had, betreurd door allen die hem kenden, maar vooral bitter beweend door zijne dierbare gade, en twaalfjarigen zoon, terwijl KAROLINA en KOOSJE, toen slechts vijf en drie jaren oud, hun verlies nog niet regt konden gevoelen; schoon zij toch ook niet zelden vol smart en liefde hunne kinderlijke traantjes met die der moeder vermengden; vooral dan, wanneer zij in hunne lieve onnoozelheid vraagden: vader heeft zoo lang nu reeds geslapen; ach! wanneer zal hij wakker worden, en weer bij ons komen? lieve moeder! wij hebben de beste vruchten voor hem bewaard, en wanneer de moeder dan met een verscheurd hart snikkend antwoordde: ach, mijne lieve kinderen! vader zal nog heel lang slapen.