De Aeroplaan van M'nheer Vliegenthert

Door Kees Valkenstein,
(pseudoniem van Alfons van Lier 1862-1952)
Met Illustraties van den Schrijver
Uitgever W. de Haan - Utrecht, 1910
Snoek's Stoomdrukkerij - Utrecht

Waarin verhaald wordt, hoe Jan Drie per ongeluk de monoplaan van m'nheer Vliegenthert stal, waardoor men tevens op de hoogte komt van de stand der vliegsport in 't jaar 2010.

Jan Drie was geboren op den 24sten Augustus 1995 en was dus in 2010 't jaar waarin de gebeurtenissen plaats hadden, die in dit boek verteld worden, juist vijftien jaar oud.

Korte inhoud:
Als Jan Drie 's avonds op het platte dak van zijn huis zit, ziet hij zijn buurman, m'nheer Vliegenthert, landen met zijn rode aeroplaan. Hij heeft kennelijk haast, want hij vergeet de vlieger in de hangar onder dak te brengen. Omdat dit verboden is en omdat de luchtwachter anders een bekeuring zou uitschrijven, besluit Jan Drie om de aeroplaan in zijn vader's hangar te stallen. Hij stapt in en stijgt op, doch hij heeft niet op het hoogte stuur gelet. Met verbazende snelheid schiet hij schuin de lucht in. Om de luchtwachters te ontwijken, vliegt hij hoog boven de wolken en komt zo in Duitsland terecht. Hij slaapt in een automatisch hotel. Een hotel waar geen personeel aanwezig is, doch waar je alles kunt krijgen door een "nikkel" in een gleuf te werpen. Zelfs het bed wordt automatisch opgemaakt.
In het hotel ontmoet hij zijn schoolvriend Dolf, die hier met zijn ouders logeert. Dolf is een neef van m'nheer Vliegenthert, hij noemt hem oom Dokie.
Intussen heeft deze zijn aeroplaan gemist en heeft de politie er bij gehaald. Inspecteur Punt met zijn luchtspeurhond Spits, zetten de achtervolging in met de politievlieger. M'nheer Vliegenthert laat ook een advertentie op alle wolken projecteren, waarin hij een beloning van 500 gulden uitlooft voor de vinder van zijn aeroplaan.
Na allerlei misverstanden en een ontmoeting met Mevrouw Przlwitz, die Jan en Dolf met hun aeroplaan van een berg redden, schrijven zij zich in voor een vliegwedstrijd van Mainz naar Koblentz. Tot hun grote vreugde winnen zij de wedstrijd en krijgen de prijs van 1000 gulden! Toevallig is m'nheer Vliegenthert een van de toeschouwers en ziet zijn eigen monoplaan winnen. Nu is alles snel opgelost. M'nheer Vliegenthert krijgt de gewonnen 1000 gulden voor al de onkosten die hij gemaakt heeft om zijn vlieger te zoeken en Jan Drie mag de lauwerkrans behouden.

Fragment uit het boek:
Neen dan was de aeroplaan 'n heel wat prettiger voertuig en daar dacht Jan Drie juist over, terwijl hij daar op het dak in 'n gemakkelijke stoel lag. 't Begon al avond te worden en de meeste menschen waren met de lift naar hun platte daken gegaan. Geen mensch kreeg 't in 2010 nog in z'n hoofd trappen te gaan klimmen, als je naar boven geblazen of getrokken kon worden al naar dat je lift, 'n pneumatische of 'n electrische was. En iedereen die thuis was, zat 's avonds graag op 't dak. Dan zag je de buren naar beneden komen met hun vlieger of je wuifde een groet met de hand of met je zakdoek naar een kennis, die juist over je dak vloog, of even neerstreek om een praatje te maken.
De daken waren namelijk ingericht voor 't opstijgen en neerdalen van die kleine aeroplaans, die de menschen in Jan Drie's tijd er op nahielden in plaats van de fiets waarvan wij nu zoo'n druk gebruik maken.
Ieder blok woonhuizen bestond uit niet meer dan hoogstens vier woningen onder één plat dak, dat voorzien was van hangars of bergplaatsen voor de vliegers. De huizen stonden natuurlijk niet in de stad maar buiten op 't land om de stad heen. In de stad woonde geen mensch meer, die er niet noodzakelijk wonen moest. De stad bestond voornamelijk uit kantoren, fabrieken, werkplaatsen, loodsen, pakhuizen en andere groote gebouwen. 't Spreekt vanzelf dat daar ook stations waren, beneden voor de treinen en boven voor de luchtschepen. De menschen vlogen er 's morgens heen en keerden 's avonds naar hun huis in 't vrije terug. Bij stormachtig weer als 't moeilijk ging met de vlieger, snorden ze met hun auto heen en terug. 'n Auto was in 2010 'n ding, dat iedereen, die nu niet totaal doodarm was, zich kon aanschaffen. Iedere werkman had er een. Ze waren ook zoo goedkoop, die kleine auto's, wat geen wonder was, als men in aanmerking neemt dat reeds in 1910, dus honderd jaar vóór Jans tijd, in sommige steden van Californië één op de veertig menschen 'n auto had. De uitvinders hadden er al jaren geleden voor gezorgd, dat 't eenige artikel waardoor 't rijden met 'n tuf 'n dure geschiedenis wordt, de rubber, kunstmatig verkregen werd, zoodat Jan en alleman zich nagenoeg voor niemendal luchtbanden kon aanschaffen. Maar de aeroplaan bleef toch maar jè vervoermiddel!
't Werd donker en de vliegers, die nog in de lucht waren hadden hun lichten aan. Eerst was de lucht vol geweest van die lampen, maar na 'n uur werd 't minder en minder tot eindelijk de hemel boven hen nog alleen maar bespikkeld was met de oude trouwe sterren van altijd. De vliegmenschen in de buurt waren allemaal thuis en de lucht was weer ouderwetsch leeg. Slechts een aeroplaan was er nog, een met twee roode lichten en 'n scherp wit zoeklicht middenin. Die bleef maar steeds in 'n wijde kring rondzweven op dezelfde hoogte, statig en langzaam. 't Was de politie-monoplaan van den luchtwachter, die in de buurt dienst had.
Jan stond op. Hij wou maar naar bed gaan. Doch bij de lift bleef hij staan om nog even te kijken naar de nachtexpres voor Berlijn en St. Petersburg, die juist boven de stad opsteeg. Eerst zag hij de groote bestuurbare ballon, zoo'n lange Zeppelin, heel duidelijk in 't felle stadslicht, maar naar mate de ballon opsteeg werd ze onduidelijker in het nachtduister, doch zooveel te beter kon hij de helverlichte salons onder de met gas gevuld luchtvisch zien, die nu hooger en hooger stijgend steeds meer nabij kwam, doch spoedig met 'n snelheid van tweehonderd kilometer over steden en dorpen, heuvels en dalen heensnorrend, uit het oog verdween.
Terwijl hij het groote luchtschip nazag, hoorde hij plotseling achter zich 't gonzen van 'n aeroplaan en toen hij opkeek zag hij, dat zijn buurman, mijnheer Vliegenthert, die in 't zelfde blok woonde, neerkwam op 't dak.....