Kwikkie's reisavonturen

Geschreven door F. de Clercq Zubli (1902-1985)
Illustraties van W. Ockerse
Aangeboden door De Erven De Wed. J. Van Nelle N.V. 1937
Voor kinderen van 5 - 8 jaar

Korte inhoud:
Kwikkie is een boself, die met zijn zusje Hellie, de tweeling broertjes Pim en Pam en zijn vader en moeder in een bremstruik woont. Op de elfenschool let hij niet op en krijgt zodoende een slecht rapport. Dit betekent dat hij de gehele winter naar de privaatschool moet van professor Uil. Dit wil kwikkie niet en als hij op een dag met zijn vriendje Floks gaat zwemmen, blijft hij in het meer bij de waternimfen Undina, Vinnie en Spartel. Zij leren hem onder water te leven. Toch krijgt Kwikkie heimwee en juffrouw Bij brengt hem naar het bos terug. Helaas naar het verkeerde bos. Kwikkie kan zijn ouders niet meer vinden. Hij blijft bij de bijen en helpt hen met stuifmaal dragen. Op een dag ontmoet hij aan de rand van een korenveld een grijze muis. Hij woont in een holletje in een mensenschool. Daar wordt lesgegeven door meester Penneman, die heel knap is en vast wel zal vertellen waar Kwikkie's bos is.
In de school woont Kwikkie in de griffeldoos van Elsje, een meisje dat als enige hem zien kan. Kwikkie let nu goed op tijdens de lessen en leert zodoende lezen, schrijven, rekenen en aardrijkskunde.
Als hij op een dag naar het dak van de school vliegt, ontmoet hij zijn oude leraar meneer Zwaluw. Deze brengt hem uiteindelijk terug naar het goede bos en naar zijn ouders. Zij zijn heel erg blij dat Kwikkie weer thuis is. Als hij dan examen moet doen, slaagt hij met lof door alles wat hij op de mensenschool geleerd heeft.

Fragment uit het boek:
Stom verbaasd gaapte Kwikkie de vier nimfen aan. Eerst dacht hij, dat het ook elfen waren, maar ze hadden vinnen inplaats van vleugels en zwemvliezen tussen de tenen en de vingers. En ook was hun haar niet blond als van alle elfen, maar zacht blauw-groen en 't golfde en krulde in lange stromen over rug en schouders en leek precies kabbelend beekwater. Maar ze waren veel te bekoorlijk en te mooi om bang voor te zijn. Daarom stond Kwikkie vlug op en stelde zich beleefd voor: "Ik ben Kwikkie en ik woon in het bos bij de grote beek. Weet u misschien de weg erheen, want ik ben verdwaald."
"Neen, beste jongen, daar kan ik je niet mee helpen. Wij zijn waternimfen en komen nooit zover uit de buurt van ons meer," antwoordde Moeder.
"Maar bij ons in de buurt stroomt de beek en daar wonen ook nimfen," zei Kwikkie, "maar die zien er heel anders uit dan U, veel kleiner en lang niet zo mooi." Hij keek bewonderend de kleine Udina aan, die er met haar lange haren, grote, blauwe ogen en slanke, glimmende vinnetjes ook snoezig uitzag.
De Moedernimf lachte. "Dat zijn ook beeknimfen, vent, die hebben bruisend water nodig om in te leven. Hoe wilder, hoe liever. Wij leven rustiger op de bodem van het meer. Ik kan je de weg naar huis niet wijzen, maar je moogt gerust bij ons blijven, zolang je wilt. Misschien ontmoet je hier in de buurt dan nog wel iemand, die de weg weet.
"Ja, maar ik ben een elf," zei Kwikkie, "en ik kan onder water niet leven". Maar Moeder wist raad. Ze plukte een paar kruiden, die in de buurt groeiden, wreef ze fijn tussen 'n paar stenen en liet Kwikkie er aan ruiken.
"Zie, zo," zei ze "ga nu maar mee".