Tom Trikkelbout

Oorpronkelijke titel: Stuart Little

Geschreven door E. B. White
Elwyn Brooks White (1899-1985)
Nederlandse bewerking door Godfried Bomans
Illustraties van Garth Williams
Uitgever De Bezige Bij - Amsterdam
Eerste druk, oktober 1947

Korte inhoud:
Tom Trikkelbout wordt geboren in een normaal gezin met vader, moeder en broer Nicolaas. Hij is zo klein als een muis en ziet er ook zo uit. Hij beleeft vele avonturen. Zo gaat hij zeilen op de vijver in Artis, geeft les op school als juffrouw Prillewits ziek is en krijgt een vriendinnetje in Jacoba de vogel. Hij is ontroostbaar als zij op een dag wegvliegt. Dan besluit hij haar te gaan zoeken en begint aan een wereldreis in een autootje wat hij gekregen heeft van de tandarts Dr. Pollema. Het is een bijzonder autootje, als je op een knopje drukt, wordt het onzichtbaar.
Onderweg ontmoet hij Anne-Marie, een meisje dat net zo klein is als hijzelf. Hij wil met haar gaan kanovaren op de rivier, doch het bootje is stuk gemaakt door een onbekend jongetje. Anne-Marie stelt voor om naar haar huis tegaan, doch Tom voelt daar niet voor. Hij wil Jacoba gaan zoeken en reist verder in de richting van het Noorden.

Fragment uit het boek:
Toen mevrouw Trikkelbout haar tweede zoontje kreeg, moesten de huisgenoten en bloedverwanten tot hun verbazing vaststellen, dat hij niet veel groter was dan een muis. Eerlijk gezegd, het kereltje zag er precies als een muis uit. Hij was maar enkele centimeters groot als hij rechtop op zijn achterbeentjes of -pootjes stond en hij had een spits muizen-neusje, een muizenstaart, een muizen-snorrebaard en ook de aardige, schichtige maniertjes van een muis. En hij was ook nog geen drie dagen oud of hij leek niet alleen uiterlijk op een muis, maar hij gedroeg zich ook als zodanig, daar hij met een klein wandelstokje liep en een grijs gespikkeld hoedje op zijn hoofd droeg.


De heer en mevrouw Trikkelbout noemden hem Thomas en zijn moeder knutselde een verschrikkelijk klein bedje voor hem, uit een sigarettendoos en vier houten pinnetjes.
Tegen de gewoonte van de meeste babies begon Thomas terstond na zijn geboorte al te lopen. Toen hij een week oud was, kon hij al in het bellekoord omhoog klimmen. Mevrouw Trikkelbout zag spoedig in, dat de babykleertjes, die ze gebreid had, helemaal niet te gebruiken waren. Terstond toog zij aan de arbeid en naaide een blauw wollen broekje voor hem en een jasje met twee zakjes aan weerskanten, waarin hij zijn zakdoek kon stoppen of zijn weekgeld bewaren.
Iedere morgen, vóór Thomas zich aankleedde, woog mevrouw Trikkelbout hem op een klein weegschaaltje, dat eigenlijk bestemd was om er brieven op te wegen. Vlak na zijn geboorte woog het kereltje zo licht, dat zijn ouders hem in een pakje met postzegel van 7 1/2 cent er op hadden kunnen wegsturen. Dat deden ze echter niet; ze hielden hem liever. Toen hij een maand oud was, had hij het tot een derde deel van een ons gebracht en zijn moeder maakte zich zo ongerust hierover, dat zij een dokter liet halen.
De dokter was geweldig met Thomas in zijn schik en verklaarde, dat het iets heel bijzonders was, als twee Hollandse ouders een muis voortbrachten. Hij nam zijn temperatuur op en las toen het cijfer 98,6 af, wat normaal is voor een muis. Hij luisterde ook naar het hart en de longen van Thomas en keek, met behulp van een lampje, ernstig in zijn oren. Het is niet iederen dokter gegeven om zonder te lachen in het oor van een muis te kijken. Alles scheen in orde te zijn en mevrouw Trikkelbout zuchtte van verlichting.
"Geef 'm gewoon te eten!"riep de dokter nog, terwijl hij vrolijk heenging.