De zusjes Breesma

Geschreven door T. Brinkgreve - Wicherink, (1880-1936)
Illustraties door Netty Heyligers, (1897-1989)
Leeftijd 8 - 12 jaar
Uit de Bibliotheek voor jongens en meisjes Ons Genoegen
Uitgever Gebr. Kluitman - Alkmaar
Voor het eerst verschenen in 1918

Stamverhaal waaruit de vier grotere verhalen over Lies en Loek. voortgevloeid zijn.

Korte inhoud:
De moeder van de zusjes Liesje en Loesje Breesma wordt weduwe. Gelukkig is daar tante Mops om haar samen met de meisjes te troosten. Ook de trouwe gedienstige van de familie, Bet, staat altijd voor moeder en de meisjes klaar. De oude juffrouw Péresnard, die de zusjes leren kennnen, als zij de verloren broche van haar terugbrengen, blijkt het vroegere kindermeisje van hun overleden vader te zijn. Als tante Tuut blijft zij voortaan komen bij de familie Breesma thuis. De dokter van de familie wordt later de echtgenoot van tante Mops en dus oom Leo voor de zusjes Breesma.

Fragment uit het boek:
Bet drukte haar tegen zich aan. "Nooit Bet? Nooit meer?"
Zoo'n diepe smart klonk in Liesjes woorden, dat Bet den moed niet had, dit te bevestigen.
"Och, dat misschien wel!"
"Neen!" zei Lies, terwijl ze haar vuist balde, "je jokt; ik zie dat je jokt! Ons Paatje komt nooit terug."
Toen viel ze voorover, met haar hoofd in Bet's schoot, en schokte haar heele lichaam van het huilen. Loes kwam van den emmer af, en ging er bij staan, en zoo hield Bet een tijdlang de twee kinderen omvat.
"Nu moeten jullie heel kalm zijn," zei ze ten slotte, in haar goedheid niet begrijpend, dat zij zelf begonnen was, hen van streek te maken.
"Als je naar Maatje gaat....."
"Waar is Maatje?" Lies hief het hoofd op.
"Boven. Ga jullie maar naar haar toe. Het troost haar misschien nog. Maar beloof dat je kalm bent; arm Maatje heeft zoo'n verdriet!"

Lies en Loek op de HBS

Vervolg op de Zusjes Breesma
Geschreven door Tine Brinkgreve - Wicherink, (1880-1936)
Geïllustreerd door Netty Heyligers, (1897-1989)
Uitgave van Gebr. Kluitman - Alkmaar
Voor het eerst verschenen in 1918

Lies en Loek, de zusjes Breesma, zijn H.B.S.-scholieren geworden. Dolf, een militair en zoon van moeders schoolvriendin uit Zwolle, is bij hen in de buurt gelegerd en wordt een echte huisvriend. Noodgedwongen gaat moeder Breesma, de officiersweduwe, kamers verhuren.
Mijnheer Dalfsen, every inch a gentleman en leraar Nederlands van de zusjes op de HBS, verschijnt nu ten tonele, en het slot hoofdstuk, een alleenspraak van Betje, de oude gedienstige, voorspelt een huwelijk tussen huurder en verhuurster.

Fragment uit het boek:
Dolf ging zijn jas aantrekken, Lies volgde hem in de gang.
"Lies," vroeg hij gesmoord toen ze bij den kapstok stond, "zul je nog wel eens aan me denken?"
"Natuurlijk Dolf!" Een snik welde uit haar keel omhoog, haar grote blauwe ogen zag hij vochtig worden.
"Mag ik je schrijven? En schrijf je terug?"
"Dat spreekt vanzelf; we zullen elke veertien dagen iets laten hooren, as je dat wilt."
"Lies!" Hij greep haar hand, zijn stem haperde: "Wil je mij een afscheidskus geven?"
Als eenig antwoord legde ze haar beide handen op zijn schouders, en drukte ze haar frissche lippen op zijn wang.
Ze gingen weer naar binnen, uitvorschend keek Ma haar dochtertje aan. Maar Lies deed geen moeite, de tranen, die in haar oogen stonden, voor Ma verborgen te houden.
"Dag mevrouw. En heel, héél veel dank!"
"Dag jongen; blijf ons huis als je eigen beschouwen, en de meisjes als je zusjes. Het ga je goed." Toen trok ze zijn hoofd naar zich toe, en kuste hem.
"Dag Loek!" Loek zag Ma vragend aan, deze knikte als begrijpend: Loek stak hem haar wang toe.
"Dag Dolf, schrijf je gauw?"
Lies gaf hem slechts een hand, die zóó gedrukt werd, dat haar vingers er wit van zagen.
- Nog even ging hij Bet goedendag zeggen, die zich meteen een rijksdaalder in de hand gedrukt voelde.
Alle vier vergezelden hem naar de voordeur; een paar huizen verder keerde hij zich nog eens om, om te wuiven, - toen sloot Ma de deur.


Lies en Loek's bakvischtijd

Geschreven door Albertine Brinkgreve - Wicherink, (1880-1936)
Illustraties van Netty Heyligers, (1897-1989)
Uitgever Gebr. Kluitman - Alkmaar
Voor het eerst verschenen in 1921

Korte inhoud:
Moeder is getrouwd met meneer Dalfsen. Lies en Loek hebben nu ook een broertje gekregen, Eddy genaamd.
Dina, een klasgenootje van Lies, wordt ziek. Zij krijgt blindedarmontsteking en Lies gaat haar dagelijks opzoeken, dit doet ze ondanks dat Dina geen vriendin van haar is. Later sterft Dina.
Loek zingt erg mooi. Ze geeft een uitvoering, krijgt bloemen van de burgemeester en komt bij hem thuis op theevisite.
Ze gaan ook naar een gecostumeerd bal, samen met Dolf zijn ze verkleed als drie kermislui. Ze ontmoeten daar Jan van Beemt, een vriend van Dolf, die als landloper verkleed is. Samen winnen ze de hoofdprijs, een medaille van de burgemeester, met deze verkleedpartij.

Fragment uit het boek:
Daar ging het weer: tingeling!
Wel, groote goedheid! Ma gooide haar huishoudschort af, daarmee aan de deur staan wilde ze niet, hield haar handen even onder de kraan. 't Waren op het oogenblik alles behalve dameshanden.
't Zou de groenteman zijn. Maar neen, 't was een man, met een niet zeer gunstig uiterlijk, en een verdacht roode neus, die in een versleten zeiltje een aantal enveloppes had zitten, waarvan hij er mevrouw Dalfsen een overreikte.
"Och, goede mevrouw, heb de goedheid een arme teberkeloselijer te steunen; een envelop met tien beste vellen schrijfpapier en tien enveloppen voor een kwartje. Toe maar, omdat Uedele het is voor twee dubbeltjes."
Tuberculoselijder! De man was het net zoomin als zijzelf; een verdachte brandewijngeur omringde hem.
't Spijt me, vriend, maar ik heb niet noodig!"
"Niet noodig! Moet dan mijn brave vrouw - hik! - en vijf onmondige kinderen, - hik! - ook niet leven?"
Nog altijd hield hij de hand met de envelop naar ma uitgestrekt: deze was er vies van, om het papier aan te raken.
"Werkelijk, ik kan het niet gebruiken! Ik koop in principe nooit iets aan de deur."
"Perciep! Maar als je wat voor niks kan krijgen, - hik! - dan neem je het uit perciep toch wel an zeker; hik! Kale madam! Zulk volk wil in mooie huizen wonen! - hik! - maar een arme kerel een glaasje gunnen - ho maar!"
Kinderen en dronken menschen zeggen de waarheid: de man had door zijn laatste woorden eigenlijk verraden, waar het bij hem om te doen was.....


Hoe het Lies en Loek verder ging

Geschreven door Tine Brinkgreve-Wicherink, (1880-1936)
Illustraties van Netty Heyligers, (1897-1989)
Uitgever Gebr. Kluitman - Alkmaar
Voor het eerst verschenen in 1924
Leeftijd 12-18 jaar

Waarin Loek redactrice van de schoolkrant wordt en in een café speldjes verkoopt voor T.B.C. patiënten, Lies op de kinderen van tante Mops past, Jan van Beemt op de motorfiets een bezoek komt brengen, een foto van Loek steelt en de zusjes samen met Dolf en Jan gaan schaatsen rijden. Ook vindt er een gesprek plaats tussen Dolf en Jan, waarin Jan Dolf waarschuwt om niet te lang te wachten met het vragen van Lies, omdat zij anders door een ander zal worden weggekaapt. Dit neemt Dolf ter harte en vraagt dadelijk Lies om samen met hem te gaan schaatsenrijden.....

Fragment uit het boek:
Even later gingen ze samen opweg, Dolf droeg de schaatsen. Ieder voor zich was in eigen hart een beetje trotsch op den ander: Dolf in zijn wit wollen trui en korte zwart fluweelen broek leek nog rijziger dan anders, een cavalier, waar elk meisje graag mee gezien zou worden. En Lies zag er uit om te stelen, dacht Dolf, in haar groen laken mantelpakje, omzoomd met een bontrandje, en de hoogen bontkraag, waarboven haar jong, blozend gezicht uitkwam als een rijpe perzik. Onder het bontmutsje kwamen blonde, kroezige haarlokjes tevoorschijn: Neen, hij zou den jongen kerel wel eens willen tegenkomen, die een nòg aardiger meisje naast zich had! -


Lies en Loek verloofd

Geschreven door Tine Brinkgreve - Wicherink, (1880-1936)
Geïllustreerd door Netty Heyligers, (1897-1989)
Uitgever Gebr. Kluitman - Alkmaar
Voor het eerst verschenen in 1925
Leeftijd 10 - 16 jaar

Dit verhaal, dat weder als een vervolg op de drie voorgaande beschouwd mag worden, brengt ons de verdere lotgevallen van Lies en Loek, die, beschreven op de wijze zooals we dat van Mevr. Brinkgreve - Wicherink gewoon zijn, onze jonge meisjes ten zeerste zullen interesseeren
Beiden raken thans op gelukkige wijze verloofd en hebben daarmee het jongemeisjes-ideaal bereikt.

Fragment uit het boek:
"Loek," zei meneer rustig, "je moest eens even naar boven gaan, wil je?"
Een snik weerklonk: dat was Loek's antwoord. Toen vloog ze de trap op, naar haar slaapkamertje, sloot de deur aan den binnenkant af. Ze wierp zich op het ledikant, en drukte haar neus in het kussen. - Nu werd over haar lot beslist!
Ma had de lippen op elkaar geklemd, met starende ogen keek ze den bloeienden tuin in. Krampachtig omsloten haar vingers de rieten zijleuningen.
"Van Beemt," vroeg meneer kalm en ernstig, "is het cadeautje alleen bedoeld als een attentie voor het examen, zooals je zegt? Het lijkt er mij wel wat kostbaar voor."
"Neen meneer," zei Jan zacht, "het is niet alleen voor het examen, - eigenlijk had ik nog liever iets anders gegeven, maar ik hoop, dat ik over niet te langen tijd dat andere ook mag meebrengen, dat Loek dan mijn armband en - mijn ring zal mogen aannemen."
Nu was het hooge woord er uit, en eerst wat hakkelend, toen met vuur, bepleitte Jan zijn zaak, de zaak van Loek en hem. Gelukkig was hij een goed advocaat, want het ging niet zoo van een leien dakje als bij Dolf. Doch hij veroverde toch de toezegging, dat hij eens een keer vaker met Dolf mocht meekomen, zoodat Loek en hij op die manier in staat konden worden gesteld, elkaar beter te leeren kennen. En die armband - meneer Dalfsen had geglimlacht, - die was nu eenmaal gekocht, die moest Loek dan in vredesnaam maar alvast dragen!
De anderen werden nu geroepen, - schuchter en bevend trad Loek het eerst binnen, keek naar Jan, naar Ma's beschreid gezicht. Gelukkig, Vader glimlachte, en toen verborg ze haar hoofd aan Ma's schouder.
Jan vatte haar hand:
"Loek, ik mag je den armband aandoen..... voorlopig mag je hem van mij, als van een vriend dragen, ter herinnering aan je examen."
Toen knipte het slootje om haar pols dicht, en Loek wist: dien deed ze nooit meer af, nooit meer!