Mariska de circusprinses

Geschreven door Sandor Kis
Tekeningen van Bert van Voorn
Uitgever N.V. Drukkerij De Spaarnestad - Haarlem
Tiende Druk, 33e tot 35e duizendtal, ca. 1960
Imprimatur: P. J. M. Heskes, pr.
Een boek voor jongens en meisjes van 8 jaar en ouder
Eind dertiger jaren voor het eerst verschenen onder de titel:Mariska, het Hongaarse meisje
Opdracht voor in het boek: Voor Ivonne

Sandor Kis is het pseudoniem van Lambertus Gerardus Weldering en Mariska Weldering - Fekete.
Andere pseudoniemen van L. G. Weldering zijn:
Pieter Cornelissen, G. van Gerwen en Jó Napot

Vervolgdelen:
Mariska onder de Indianen in Zuid-Amerika, 1947
Mariska in Scheveningen, 1947

Korte inhoud:
Mariska, het kleine dochtertje van een rijke boerenfamilie, woont op een boerderij in Hongarije, samen met haar hond Tell, haar paardje Stella en de oude herder Samuel. Ze is daar heel gelukkig, totdat ze op een kwade dag, als ze in het bos ligt te slapen, meegenomen wordt door een oude zigeunervrouw. Ze krijgt oude vieze kleren aan en moet uit bedelen gaan op de bruggen van Boedapest.
Op een dag wordt ze doorverkocht aan een circusdirecteur. Deze is, samen met Madame Julie, erg goed voor haar. Ze krijgt mooie kleertjes aan en gaat optreden in het circus als prinses Mariska.
Tijdens een optreden in Wenen, vinden haar ouders, die daar een korte vakantie doorbrengen haar terug. Mariska keert dan, samen met haar gelukkige ouders weer naar Hongarije terug.
Dan breekt de oorlog uit. Vader moet als officier vertrekken en het land wordt bezet door de Roemenen. Moeder wordt ziek en wordt in een inrichting opgenomen. Mariska wordt aan de zusters van een weeshuis toevertrouwd. Opnieuw slaat het noodlot toe, als Mariska door een ziekte blind wordt. Ze moet nu naar Parijs vertrekken, naar een tehuis voor blinde kindertjes. Daar hoort ze van het wonder van Lourdes en als ze van een rijke dame een wens mag doen, wenst ze dat ze met alle blinde kinderen naar Lourdes mag. Zo gebeurt het.
In de grot van Lourdes zit zij naast twee Hollandse mannen als het wonder gebeurt dat Mariska weer kan zien! De mannen, Kobus Lach en meneer Overman, zijn daar zo van onder de indruk, dat zij Mariska naar Nederland laten overkomen om verder voor haar te zorgen. Ook in Nederland is Mariska gelukkig, maar denkt toch vaak aan haar vader en moeder. Dan krijgt ze op een dag een brief van haar moeder.... en vader!
Vader en moeder besluiten nu, om met Mariska naar Zuid-Amerika te vertrekken. Met een groot schip gaan ze op weg. Onderweg moeten ze door een brand aan boord een tussenstop maken op een klein eiland. En wie ontmoet Mariska daar? De circusdirecteur met Madame Julie, die op weg zijn naar Parijs, en met hun vliegtuig op het eiland een noodlanding moesten maken.
Nu besluit de familie om mee te gaan naar Parijs, waar Mariska opnieuw als prinses in het circus gaat optreden. Ze verdient nu zoveel geld, dat ze een stuk land in Hongarije voor vader kan kopen. Wat zijn ze blij, als ze op een goeie dag weer met zijn drietjes naar hun land terugkeren en daar gelukkig worden.

Fragment uit het boek:
De directeur kwam nu naar voren.
"En nu, geachte dames en heren, heb ik het genoegen u voor te stellen: prinses Mariska, de lieveling van Wenen, het wonderkind."
Luid was nu het gejeuich. Er was geen twijfel meer aan, dacht moeder. Ik heb het goed gehoord. Het kind dat nu komt heet Mariska.
Daar ging de voorhang opzij. Een melkwitte ponnie kwam voor de dag, en daarop een lief meisje. Helemaal in het wit, met een rode roos in de zwarte haren. De ponnie vloog wild de arena rond. Onstuimig was de muziek. Wat was dat?
Met een ferme sprong was Tell van zijn zitplaats. Als een razende liep hij de witte ponnie na in de arena.
"Waf, waf!"
De bedienden snelden toe. Met stokken. Er ging een ongeluk gebeuren als die hond daar bleef lopen. Het beest was echter niet te keren. Het sprong overal over, door alles heen.
"Tell, Tell, hier!"
Geen denken aan. Alle toeschouwers stonden van hun plaatsen op. Wat ging er gebeuren? Men riep. Men schreeuwde. Men juichte. Men klapte. De directeur kwam daar al aan met zijn zweep.
"Sapristi!" Klats.
Mariska zag de hond. Ineens. Met een schok hield ze haar ponnie in. De hond sprong bovenop de ponnie. Er ging een ongeluk gebeuren als de bedienden er niet gauw bij waren.
Mariska sprong van haar paard af. De hond legde alletwee zijn voorpoten op haar schouders. En hij blafte en hij likte haar over het gezicht met zijn grote tong en hij kwispelde met zijn staart.
O, o, hij kon er maar niet genoeg van krijgen. De mensen klapten en juichten. Dat was iets nieuws. Dat hadden ze niet verwacht.
"Tell, Tell, Tell!" snikte Mariska blij. "Hoe kom jij hier, goeie, ouwe lobbes? Hoe heb jij mij hier gevonden? Tell, Tell, Tell. Lieve grote, kleine, dikke Tellie." En ze legde haar armen om zijn grote hals, en zoende zijn dikke snuit. "Tellie met je natte hondenneus."
"Waf, waf. Waf, waf, waf!"
En weg was hij. Terug naar vader en moeder. Roerloos zaten die toe te zien. Was het dan toch mogelijk? Was dit geen sprookje? Droomden ze dit niet?
"Vader, vader, vader...... Dat is onze...... Mariska!"
Het kleintje kwam al aangelopen. Het zag in de verte al, dat dit vader en moeder waren. Met tranen in de ogen en met uitgespreide armpjes snelde ze naar hen toe....
"Moeke, moeke, moeke, hier ben ik." O, o, wat was dat een blij weerzien. "Pappie, lieve pappie!" Het kind snikte en het lachte. Wat waren ze allemaal gelukkig. En Tell danste en draafde en holde als een gek door het circus. Hij beet van louter genoegen Bambo een stuk uit zijn broek en bracht dat zegevierend naar Mariska. Hier. Het eerste geschenk van je Tell.
De mensen lachten dat ze schaterden. Velen dachten nu nog, dat het maar circus was. Daar kwam de directeur aan.
"Sapristi!" Klats. "Is dit uw dochtertje, meneer?"
"Ja, het is onze Mariska. Ongeveer vier maanden geleden zijn we haar kwijtgeraakt."
De directeur liet zijn hele grote sigaar uit zijn mond vallen. "Maar, maar, maar, maar....."
"Nietwaar, Mariska. Je bent van ons, niet? De zigeuners hebben je weggehaald en je verkocht."
"Sapristi!" Klats. De directeur verkondigde met geweldige stem, dat de mensen naar huis moesten gaan. Morgen mochten ze allen terugkomen voor niets.
Hij nodigde de vader en de moeder van Mariska uit om bij hem op zijn kantoor te komen.
Daar werd alles duidelijk.