Rozemarijntje en het zwarte Bosmannetje

Uit de serie: LEES MEE!
Leesboekenserie onder redactie van B. Mol
Voor de derde klas, Deel 4

Door B. Mol, (Bellarminus Mol, kloosternaam van F. K. B. Weultjes)
Geïllustreerd door Manna Saelman
Uitgeverij St.-Gregoriushuis - Utrecht
10e druk 1957
Voor het eerst verschenen in 1948

Voorwoord:
Een gelukkige koningsfamilie en een gelukkig volk...... de bedreiging van een gruwelmannetje, dat het schone land tiranniseert...... de onschuld van Rozemarijntje, die het kwade overwint..... en dan een heerlijke bevrijding!
Dat is het motief.
Utrecht, zomer 1957
B. Mol.

Korte inhoud:
Op het eiland Sicilië regeert koning Serrano. De mensen zijn er gelukkig, totdat op een dag het zwarte bosmannetje verschijnt. Hij woont diep in het bos en hij jaagt de mensen schrik aan door 's avonds in de buurt van hun huizen op deuren te bonzen en hard te schreeuwen: "Wee, wee, wee!" Iedereen is doodsbang voor het rare zwarte mannetje.
Dan komt er een prachtige zwaan, getooid met een gouden kroontje, aanvliegen. Het is de koningszwaan uit het dal van de goede geest Imbus en hij brengt de koning een ring met edelstenen, die hij altijd moet dragen.
Op een kwade dag steelt het zwarte bosmannetje de kostbare ring van de koning, die nu diep ongelukkig is, omdat de ring het mooiste en kostbaarste was dat hij had. De koning wordt ziek en sterft van verdriet. Hij wordt begraven in een grot en het bosmannetje verstopt de ring achter de doodskist van de koning, zodat niemand hem meer vinden kan.
De zoon van de koning, Leander, volgt zijn vader op. Er breken slechte tijden aan op het eens zo vredige en gelukkige Sicilië. Een groep rovers sluit zich aan bij het zwarte bosmannetje en huizen worden geplunderd. Soldaten van de koning proberen hem te vangen, doch het mannetje vecht hevig terug en slaat en stompt om zich heen. Het lukt niemand om het mannetje te vangen.
De jaren gaan voorbij, koning Leander sterft, de ring wordt nog altijd niet teruggevonden en het boze bosmannetje blijft maar altijd even sterk, maar ook slecht en vals. Elke week sluipt hij, als het donker is, stil naar het graf van koning Serrano, om te zien of de ring er nog wel ligt. "Niemand zal hem vinden!" fluistert hij dan en sluipt terug naar zijn schuilplaats in het bos.
Op een donkere avond ziet het bosmannetje plotseling een prins bij het graf verschijnen. Omdat hij bang is dat de prins naar de ring zal gaan zoeken, steekt hij hem dood. Die avond staat er een kring van schimmen om het graf. Het zijn gestorven prinsen en prinsessen, die opgestaan zijn uit hun graf en zingen: "De ring die de koningszwaan eens gaf, is nu verborgen in dit graf!"
Het bosmannetje schrikt, nu zullen spoedig alle mensen weten waar de ring verborgen ligt!
Op het eiland woont ook een klein meisje. Rozemarijntje is braaf en goed en het liefste kind van het eiland. Omdat zij zo rein is en zulke klare oogjes heeft, verzoeken de schimmen haar om te helpen het boze bosmannetje te verjagen, hij is immers bang voor goedheid en reinheid. Zo verschijnt Rozemarijntje, samen met de schimmen aan het graf. Zij trekt het bosmannetje uit zijn schuilplaats en kijkt hem in de ogen. Nu is zijn kracht gebroken. Rozemarijntje knijpt hem vervolgens dood, zodat hij nooit meer kwaad kan doen. De mensen juichen, er wordt een groot bosfeest gevierd, de koning krijgt zijn ring terug, Rozemarijntje wordt prinses en het dode bosmannetje wordt begraven op een donker plekje in het bos.

Fragment uit het boek:
Nog één keer keek Rozemarijntje het mannetje in de ogen. Toen stak ze haar handje in het schuilplaatsje, heel diep, want het mannetje zat helemaal achterin! Maar ze kreeg hem te pakken! Haar fijne vingertjes klemden zich vast om zijn nek, en zo trok Rozemarijntje het duivelse ventje naar zich toe. Het bosmannetje spartelde geweldig tegen, maar Rozemarijntje hield ook stevig beet. Ze lachte zachtjes. De mensen stonden doodstil toe te kijken. Opeens keerde Rozemarijntje zich om en sprong van de rug van Orli op de grond. En toen zagen de mensen het! "Het bosmannetje, het bosmannetje!" riepen ze. "Rozemarijntje heeft het bosmannetje!" Maar ze keek niet om naar de mensen, want ze hoorde de stem van de schimmenprinses: "Rozemarijntje, hier heen! hier heen!" En met het spartelende kereltje in haar hand liep ze vlug de grot in. Plotseling begonnen de schimmen weer te zingen:

De ring, die de koningszwaan eens gaf,
is nu verborgen in dit graf.

Toen sprak de prinses: "Rozemarijntje, laat het bosmannetje de plaats aanwijzen, waar de ring verborgen ligt."
En Rozemarijntje hield toen het kereltje vlak voor haar gezicht en zei:"Wijs mij de plek, waar de ring ligt." En ze keek hem vlak in de ogen.
"Ja, ja!" schreeuwde het bosmannetje. "Ik zal het wijzen! Daar achter de doodkist van de koning! Maar laat me nu los! Laat me nu los!"
"Niets daarvan!" zei het meisje. "Jij bent nu gevangen!" Meteen kroop ze langs de doodkist van koning Serrano, en ja, daar lag de kostbare ring! Ze kon hem zo meenemen. Vol vreugde liep ze nu naar de ingang van de grot, waar de mensen vol spanning stonden te wachten. Toen ze in de opening van de grot verscheen, begonnen al de mensen te juichen en te zingen. Want wat ze daar zagen, was heerlijk om te zien. Daar stond Rozemarijntje. Ze stond in het zachte maanlicht. En achter in de grot was het ook zacht licht van de schimmen.
Opeens hield ze het boze bosmannetje in de hoogte, kneep drie keer in zijn nek, en toen spartelde het vervloekte mannetje niet meer. Er klonk een harde schreeuw,...... toen...... hingen zijn armpjes en zijn beentjes slap en zijn hoofdje op zij.
Hij was dood.