Huibje's avontuurlijke reis
met "De Avondster"

Geschreven door Jan Willem Jacobs (1895-1967)
Tekeningen van Peter van Reen
Uitgeverij De Telg - Amsterdam, 1946

Korte inhoud:
Huibje woont in het Torenstraatje, pal naast de toren en verlangt ernaar om eens kennis te maken met het Torenmannetje, waarvan Vader verteld heeft. Hij tuurt naar boven en tuurt en tuurt en plotseling......... loopt hij naar boven, de torentrap op.
Boven in de toren, in een kamer vol met klokken, ontmoet hij Wakker het Torenmannetje, een klein kwiek mannetje met een lange witte baard. Maar waar zijn de scheepjes, die je om de toren kan zien varen als het grote klokkenspel speelt? Wakker nodigt Huibje uit, samen met Pietje Precies en Jantje Secuur, om 's avonds een bezoek te gaan brengen aan alle torens van de stad. En terwijl alle klokken spelen, stappen Huibje, Wakker, Pietje Precies en Jantje Secuur in het scheepje "De Avondster", dat voorbij komt varen en...... wèg zeilen ze van de toren, hoog boven de stad.
Dan beginnen er rare gebeurtenissen. Alles wordt in de war gegooid. Omdat de mensen niet zelf de tijd mogen verzetten, zullen Wakker en zijn vrienden de mensen eens een lesje leren.
Zo wordt de tijd stil gezet, de avond wordt de morgen, de spullen van alle mensen in het dorp worden verwisseld. Alle schoenen van de mensen zijn zoek en staan in iemand anders huis. De dieren uit de dierentuin staan in de wei, de dierenwinkel verkoopt brillen en vergrootglazen. Het water in de havens stroomt de andere kant op, de treinen rijden achteruit, evenals de trams in de straten en er wordt door de aardmannetjes en Huibje een compleet nieuw woordenboek geschreven.
Professor Barro zegt, omdat het donker is in de morgen, dat er een zonsverduistering is en probeert met een stoffer en blik de schaduw te vangen, door hem op te vegen. De fotograaf Kikeriki verdwijnt met zijn foto's, de agent Speurneus wordt gevangen gezet in de bioscoop van meneer Kino en Huibjes vrienden Klaas en Piet worden onzichtbaar gemaakt door Wakker om ze een lesje te leren.
Tijdens een vergadering die de burgemeester van de stad belegt, blijkt er een verslaggever te zijn die het scheepje "De Avondster" gezien heeft. Hierdoor raakt Wakker zo van streek, dat hij vlucht. Samen met Secuur en Precies vliegt hij weg in "De Avondster". Ze laten Huibje achter, die diep teleurgesteld, met dromerige ogen het scheepje natuurt. Toen Huibje het hele verslag van zijn avonturen aan zijn vader vertelde, zei die, dat hij er maar met niemand over moest spreken, omdat hij het wel weer gedroomd zou hebben!

Fragment uit het boek:
"We nemen meteen de tram," zei Klaas.
"De tram? Heb je dan geld bij je?"
"Ik niet, maar je bent zeker vergeten, dat de conducteur je toch niet zien kan....
"Daar heb je gelijk in, door de consternatie was ik vergeten, dat ik er niet was," antwoordde Piet heel logisch.
Even later stapten de jongens op de tram. Ze gingen in een hoekje tegenover elkaar zitten. Gelukkig een leege bijwagen, konden ze even uitrusten van hun opwindende avontuur. Doch het uitrusten duurde niet lang. Bij de volgende halte stapte er een dikke boerin met haar dochter in, allebei beladen met pakjes en doozen. De boerin wilde zich net in den hoek op Piets schoot neerlaten, toen Klaas haar op den schouder tikte en zei: "Och dame gaat u niet op mijn vriendje zitten."
"Hè?" vroeg de boerin zich omdraaiende en toen ze niemand zag, zei ze tegen haar dochter: "Grut, Juultje, ik miende toch duudlijk dat d'r een jong wat tegen me zei." Meteen liet ze zich behaaglijk naast haar dochter op de bank neer.
"Ja, ik miende ook een stem te heuren," antwoordde de blozende dochter. "Moar moeder, ga-je niet in 't huukske zitten? Dan zal ik 't moar doen hé" Meteen zette ze zich met een schokje op Piets schoot.
"O, o," protesteerde deze, "mensch wat ben je zwaar.... Je gaat compleet door m'n beenen heen!"
De dikke Juultje schoot met een griezelgilletje overeind.
"Gunst, moeder, wat is dàt nou?"
Ook de boerin stoof overeind of ze in een brief spelden was gaan zitten en terwijl de conducteur op ze afkwam en vroeg wat er aan de hand was, legden ze uit, dat ze duidelijk tot tweemaal toe stemmen hadden gehoord.
"Kom, kom," was alles wat de conducteur zei. "Ga maar rustig zitten moeder."
"Maar niet op mijn schoot!" protesteerde Piet.
"En ook niet op de mijne!" viel Klaas hem kordaat bij.
De conducteur, de boerin en haar dochter keken elkaar al even verbouwereerd aan, als daarstraks tante, de schoenmaker en de kruidenier hadden gedaan. De dames dachten er niet aan om te gaan zitten in die behekste tram en de conducteur belde de wagenbestuurder om te stoppen.