Henk's kooivacantie

Geschreven door W. Broos
Illustrator niet vermeld
Haan's Jeugdbibliotheek voor de Jeugd
Uitgever Jan Haan - Groningen, 1947

De serie over Henk Bouwens bestaat uit:
Henk's kooivacantie, 1947
Henk slaat zijn vleugels uit, 1948
Henk vecht mee, 1949

In 1985 opnieuw uitgegeven door Uitgeverij J. N. Voorhoeven - Den Haag als Henk Bouwens - Oorlogstrilogie

Korte inhoud:
Als gevolg van het bombardement op Rotterdam in mei 1940, is het huis van de 14-jarige Henk Bouwens en zijn ouders, samen met al hun bezittingen, verloren gegaan. Als door een wonder hebben zij het er levend af gebracht. Nu vindt het gezin tijdelijk onderdak in een schoolgebouw te Den Haag. Vandaaruit wordt Henk, samen met een groep andere kinderen, op vakantie gestuurd. Zij zullen bij gezinnen in Groningen worden ondergebracht. Henk komt bij de kooikersfamilie Tamsma in huis. Hun afgelegen huis staat op de grens van Groningen en Friesland. Tamsma werkt in de eendekooi, niet ver van het huis. Het gezin heeft 5 kinderen, waarvan Harm de oudste is en van gelijke leeftijd als Henk.
Op een dag loopt Henk weg, hij kan niet wennen aan het eenvoudige boerenleven en hij wil terug naar Rotterdam. Doch hij komt niet ver. Groningen is verder lopen als hij dacht en reeds de volgende dag wordt hij alweer thuisgebracht.
Er wordt afgesproken dat Henk naar huis terug mag, doch als er 's nachts brand uitbreekt en Henk de kleine Rietje en Wiert weet te redden en meehelpt de brand te blussen, is hij zo gelukkig, dat hij toch besluit te blijven. Hij sluit nu vriendschap met Harm en helpt mee in de moestuin en in de eendekooi. Nu voelt hij zich echt thuis bij oom en tante Tamsma.
Op een avond, als Henk een vergeten schop uit de kooi wil ophalen, ziet hij hoe twee mannen een zware zak in het water laten zakken om deze te verbergen. De mannen zien Henk en bedreigen hem met een revolver. Hij moet beloven niet aan de poltie te vertellen wat hij gezien heeft, anders zal hij worden doodgeschoten. Dat belooft Henk en hij houdt uit angst zijn mond als hij de volgende dag hoort dat er een juwelendiefstal gepleegd is.
Op zondagmiddag, als Henk alleen thuis is, dwingt een van de mannen hem om mee te gaan de zak op te halen. Op de terugweg probeert Henk, door op een fluitje te blazen, Berend de knecht te waarschuwen, doch hij wordt bewusteloos geslagen door de juwelendief. Als hij bijkomt ligt hij in het ziekenhuis, de dieven zijn gepakt en Henk krijgt van de burgemeester 500 gulden beloning. Zijn ouders komen hem bezoeken en vertellen dat vader weer werk heeft en dat ze een huis in Hillegersberg gehuurd hebben. Na zijn beterschap keert Henk, na een hartroerend afscheid, dus weer naar Rotterdam terug, waar hem als verrassing een nieuwe fiets wacht, die vader voor hem van het beloningsgeld gekocht heeft.

Fragment uit het boek:
Henk bereidt zich op 't ergste voor en even sluit hij zijn ogen, als de lantaarn hem weer in 't felle licht zet.
"Ben jij hier goed bekend in de kooi en weet je overal de weg? Ja? Dus jij weet precies, waar wij die zak te water hebben gelaten?" De Groninger doet 't woord en Henk knikt woordenloos. Wat moet hij anders? Dan vertelt de vent, op fluisterende toon, in korte, afgebroken zinnen, wat de bedoeling ervan is. De zak moet tijdelijk verborgen worden, maar dan zó, dat niemand 't weet en niemand die vinden kan. Daarom zijn ze naar de kooi gekomen en de beste plaats leek hun de kooivijver, waar immers nooit iemand komt. Alleen Tamsma en die....
"Die weet van niks," grijnst de kerel. "Alleen jij weet 't nu ook, maar wee je gebeente, als je ons verraadt, mannetje. Als je ooit één woord durft te klikken, van wat je gezien hebt, is 't met jou gedaan. Reken daar maar op! Dan spreekt dit een woordje mee, snap je?"
En ontzet deinst Henk achteruit, als hij weer de glimmende revolver ziet....
"Nee, wees maar niet bang. Wij zullen je niks doen. D'r zit helemaal niks bijzonders in die zak, maar toch hoeft niemand ervan te weten. En dat kan ook, als jij je mond maar houdt. Als één van ons tweeën je nodig heeft, krijg je wel een seintje."
Dan bezweert hij Henk nog eens bij hoog en bij laag, nu vergezeld van 'n paar stevige vloeken, dat hij altijd en tegen iedereen moet zwijgen. Als hij ooit iets aan Tamsma of aan de politie zou durven zeggen, dan..... en weer laat de kerel de revolver blikkeren.
"Da's duidelijke taal, hè? En 't gebeurt, zo waar als ik hier sta. Houd je dat dus voor gezegd en ga nou maar gauw naar huis. Hier zijn je klompen."
Achter elkaar gaan zij dan alle drie 't schuurtje uit, de plank over en.....
"Dus , jij gaat nou naar Tamsma. Hoe heet je ook weer?" vraagt de Hollander, als Henk al op 't punt staat om weg te rennen.
"Henk Bouwens. Mag 'k nou gaan?"
"Ja, maar je weet 't, hè? Kaken op elkaar en niks zeggen. Anders weet je, wat je te wachten staat."
Henk hoort 't niet meer. Hij is al weg, wèg van die vreselijke kerels met de revolver. Hollen maar, rennen op 't schemerdonkere pad. Als zij nu maar niet op 'm schieten...... En onwillekeurig bukt hij zich en rent zo, voorovergebogen het veilige kooikershuis tegemoet.

Henk slaat zijn vleugels uit

Geschreven door W. Broos
Illustraties van Hein Kray, (1901-1995)
Haan's Jeugdbibliotheek voor de Jeugd
Uitgever Jan Haan - Groningen, 1948

De serie over Henk Bouwens bestaat uit:
Henk's kooivacantie, 1947
Henk slaat zijn vleugels uit, 1948
Henk vecht mee, 1949

Korte inhoud:
Mei 1942. Henk viert zijn 16e verjaardag. Hij wil later radio-telegrafist bij de K.L.M. worden en leest hier veel boeken over. Het Morse-alfabet en de sein-sleutel hebben geen geheimen meer voor hem. De zomervakantie brengt hij weer in Groningen door bij de familie Tamsma in het kooikershuis. Daar bouwt Henk een radiotoestel voor hun, zodat ze ook daar naar de illegale radiouitzendingen vanuit Londen kunnen luisteren.
Op een nacht zijn Henk, Harm en oom Tamsma getuige van een luchtgevecht vlakbij hun huis en zien ze een geallieerd vliegtuig neerstorten. Door het land gaan ze er op af en naast het neergestorte vliegtuig vinden ze een van de Engelse piloten, die hun vraagt hem te helpen. De andere piloot is dood. Alvorens met Tamsma en de jongens mee naar huis te gaan, haalt de piloot nog snel een ijzeren kist en een accu uit het vliegtuig en steekt het toestel daarna in brand. Ik het kooikershuis worden de spullen en het uniform van de piloot onder de tegelvloer van de kelder begraven. De piloot blijkt een Poolse marconist-boordschutter te zijn in dienst van de R.A.F. Hij heet Igor en Henk is de enige die wat Engels met hem kan spreken. Igor wordt in een schuilplaats onder het hooi op de zolder verborgen. De Duitsers komen huiszoeking doen, doch vinden hem gelukkig niet.
Dan wordt de kooi door de Duitsers doorzocht, waarbij ze de eenden verjagen en de kooi geheel vernield wordt. Weg verdiensten van de hele winter!
Als Tamsma het hooi bij de Duitsers moet inleveren, wordt er voor Igor een nieuwe schuilplaats in de eendekooi gebouwd. Met de opgegraven ijzeren kist, wat een zend- en ontvangstinstallatie blijkt te zijn, en de accu zoekt Igor nu 's nachts contact met de R.A.F. in Londen. Hij vraagt hun hem op te halen. Hij krijgt de opdracht zich met een verzetsgroep in Assen in verbinding te stellen, die ook een piloot verbergen. De beide piloten zullen dan samen opgehaald worden.
Henk reist per trein naar Assen om contact op te nemen met de verzetsgroep. Hij maakt kennis met de leider "Kees" en zijn maat "Brammetje". Ook de andere verzetsmensen werken onder schuilnaam en zo zal Henk voortaan "Pibo" heten en Tamsma zal "Kooiman" worden genoemd. Er worden datum en tijd afgesproken waarop Igor naar Assen zal worden gebracht. Igor zal zich voordoen als doof- stom en Tamsma en Henk zullen hem in de trein begeleiden.
Zo gebeurt het en alles gaat tot zover goed. Die nacht sluipen de piloten, de verzetsmensen, Tamsma en Henk door het bos naar een open veld, waar het vliegtuig zal landen. Doch op het moment dat het geland is en de piloten naar het toestel toe rennen, worden ze door de Duitsers beschoten. Nu breekt er paniek uit. Henk struikelt en Igor houdt hem vast, doch dan wordt ook Henk het vliegtuig mee ingesleurd, dat meteen opstijgt en koers zet naar Engeland. De leden van de verzetsgroep en een ontdane en doodongelukkige Tamsma weten door te bossen te ontkomen.
Tamsma voelt zich schuldig en gaat het slechte nieuws persoonlijk aan Henk's ouders in Rotterdam brengen. Verdrietig en verslagen luisteren ze die avond naar de radio en horen dan tot hun grote blijdschap een bericht voor "Kooiman": "Pibo" is veilig in Engeland aangekomen en laat hem groeten. Nu hebben ze de zekerheid dat Henk leeft en veilig in het vrije Engeland zit!

Fragment uit het boek:
Angstig snel nadert het toestel de aarde - dáár raakt het de grond, een korte uitlopp.... Ja, hij stáát! Henk mag gerust schreeuwen - niemand, die 'm hoort in de opwinding, terwijl de machtige motoren alle geluid overstemmen.
"Vooruit, d'r op af! Snel!" Brammetje's aanmaning is echter overbodig. Daar gaan ze al, alle zes. Jack en Igor voorop, Henk met de anderen vlak er achter. Als hazen hollen ze over de hei, met maar één doel voor ogen: die ronkende zwarte machine. Igor struikelt in een kuil, valt.... never mind! Henk helpt 'm snel overeind en voort rennen ze weer. Vooruit, nog 'n vijftig meter en de vrijheid is bereikt, nog veertig..... Totdat...... totdat....... 'n onderdeel van een seconde staan ze stijf van schrik. Er klinkt geschreeuw achter hun rug, er flitsen zoeklichten over de hei en dan ineens..... pats, pats, er knallen schoten.....
"Verráád!" gilt iemand. "Verraad! Moffen! Vluchten mannen, vluchten!"
Verbijsterend snel speelt zich dan het drama af. In enkele seconden is alles gebeurd. Geschreeuw, schieten. Een snerpende gil, alsof iemand geraakt wordt.....
"Henk, Henk, waar ben je! Kom hier! Kom hier!" Maar Tamsma schreeuwt tevergeefs - zijn angstkreet gaat verloren in het geraas van de ronkende motoren. Plots valt hij in een verraderlijk gat, verzwikt zijn voet en een seconde blijft hij, versuft van pijn en schrik liggen. Dan vliegt hij weer overeind, de anderen achterna, die 'm vóór zijn....
In de verwarring van het ogenblik heeft Henk, gillend van angst, naar iemand gegrepen. Wie 't is, weet hij zelf niet, maar 't is een mens, een vriend, een bondgenoot. Die onbekende heeft 'm vastgehouden en hand in hand rennen zij gebukt verder. Voort, voort, 't gaat om je leven! Nog derti meters, nog twintig.....
Start de piloot nu zonder hen? hoor, plots beginnen de motoren nog harder te razen. Nee, hij heeft 't gevaar bemerkt en laat alles op volle toeren draaien, om direct te kunnen starten. Dáár smijt hij 't deurtje van de cockpit open en schiet, schiet op de schreeuwende Duitsers, die met hun lantaarns een prachtig mikpunt vormen.
Henk kan niet meer denken. Willoos laat hij zich de nog resterende meters voortslepen - hij kàn niet meer. Dit is te veel. Wie is 't toch, die 'm zo hardhandig te pakken heeft? Dan hoort hij in een flits Tamsma nog brullen: "Henk, Henk, waar ben je?" 't Klinkt dichtbij. En toch zo ver af. Wat gebeurt er allemaal met 'm?
Een stem schreeuwt iets in zijn oor. 't Is Engels, maar 't dringt nauwelijks tot zijn versufde hersens door. Is 't Igor?..... Nu tilt iemand hem als een veertje op, smijt 'm in een donker gat - dan ineens is Henk klaarwakker. Is 't van pijn, is 't van schrik? Doet er niet toe - maar plots weet hij één ding rotsvast: Ik lig in 't vliegtuig!
"Ik moet er uit, er uit! Ik wil niet mee. Ik......" Hij wil opspringen, maar valt terug. Meteen wordt 't deurtje met geweld dichtgesmeten en 't is te laat....
Want op 't zelfde moment geeft de piloot "vol gas" en start als een razende. Snel klimt de machine hoger. Nu zijn ze veilig. En vrij!
V R IJ !

Henk vecht mee

Geschreven door W. Broos
Illustraties van Hein Kray, (1901-1995)
Haan's Jeugdbibliotheek voor de Jeugd
2e Druk, 195?
Uitgever Jan Haan - Groningen
Voor het eerst verschenen in 1949

De serie over Henk Bouwens bestaat uit:
Henk's kooivacantie, 1947
Henk slaat zijn vleugels uit, 1948
Henk vecht mee, 1949

Korte inhoud:
Henk Bouwens is na een spannende ontsnapping per vliegtuig uit bezet Nederland, samen met de Poolse R.A.F. piloot Igor, veilig in Londen aangekomen. Op de Nederlandse ambassade wordt voor hem een pleeggezin gezocht waar hij, zo lang de oorlog nog zal duren, een thuis zal vinden. Zo komt hij bij de familie Lansink in huis, die hij al snel oom en tante noemt. Op een middag wordt hij op de thee uitgenodigd bij de koningin en hij heeft een fijn gesprek met haar.
Er zijn nog twee Engelandvaarders in het gezin opgenomen. Guus van Dalen, die een cursus radio-telegrafie volgt en Jelle Terpstra, die bij de marine dient. Henk gaat werken op de ambassade, doch dat bevredigt hem niet. Hij wil meehelpen zijn land te bevrijden. Als Henk 18 jaar wordt, krijgt hij het droevige bericht, dat Igor tijdens een luchtgevecht is omgekomen. Dat is een grote slag voor Henk.
Kort na zijn achttiende verjaardag krijgt hij de mogelijkheid een cursus te gaan volgen, om in Nederland instructies te kunnen gaan geven over de modernste Britse wapens, die via het verzet boven Nederland gedropt zullen worden. Zo komt Henk voor het eerst in aanraking met het verzet. De belangrijkste organisator hiervan, is ook in Engeland en zal met Henk als zijn assistent spoedig naar Nederland terugkeren. Hij stelt zich voor als Albert Hofland, doch dit is zijn schuilnaam, zijn echte naam is Karel Stevens. Ook Henk krijgt nu een schuilnaam en zal voortaan Aart van Drimmelen heten. Vanaf dit ogenblik zijn zij vrienden.
Na een korte opleiding als parachutist, worden Aart en Albert midden in de nacht boven de Veluwe gedropt. Aan een derde parachute komt een zend- en ontvangstinstallatie mee, die bij boer Berendse in Barneveld onder een berg hooi in een schuurtje wordt verstopt. Aart en Albert vinden daar ook voorlopig onderdak. Albert trekt echter al spoedig het land in om gegevens voor Londen te gaan verzamelen, die Henk dan met behulp van geheime legercodes, overseint aan Engeland. Er worden op zijn gegevens nachtelijke wapendroppings uitgevoerd en er wordt een munitietrein opgeblazen. Na verloop van tijd komt Albert hem halen en zullen zij hun werkterrein naar het westen verleggen.
In de buurt van Rotterdam moet Albert de Duitse stellingen bespioneren, de verdediging van vliegveld Waalhaven en moet hij uitvinden waar de startbanen van de V1 en V2 liggen. Henk zal deze gegevens dan weer naar Engeland overseinen. Ook komen zij in contact, via een "crossing" door de Biesbosch, met het inmiddels bevrijde zuiden. Albert heeft daar een onderhoud met Prins Bernard en met het Militair gezag. Dan keren zij terug naar oost-Nederland om daar te gaan helpen.
In maart 1944 wordt Henk bij een controle, in de buurt van Assen, opgepakt door de Duitsers, doch Albert weet hem, door zich voor te doen als Duits officier, weer vrij te krijgen. Op de vlucht wordt Albert echter geraakt aan zijn arm door een schot van de achtervolgende Duitsers. Door de bossen vluchten ze nu naar de Tamsma's toe, om zich daar te verbergen en Alberts arm te verzorgen. Wat een blij weerzien is dat met de kooikersfamilie! Ze zijn daar meer dan welkom en worden goed verzorgd.
Eindelijk capituleren de Duitsers en is Nederland vrij! Albert gaat nog één keer naar de gevangenis met een groep B.S.-ers om gevangenen te bevrijden, die anders op de laatste dag nog omgebracht zouden worden. Helaas loopt dit verkeerd af en sneuvelt Albert. En terwijl het overal feest is, neemt Henk in tranen afscheid van zijn gesneuvelde vriend, die de vrijheid niet meer mocht beleven en belooft hem om zijn idealen te verwezenlijken en te blijven vechten voor de vrede en mee te helpen om het land weer op te bouwen, want Nederland zál herrijzen!

Fragment uit het boek:
"En, hoe is 't gegaan vannacht?" is Henks eerste vraag, als hij bij de oude vrienden terug is. Moet hij dat nog vragen? Kan hij het niet zien aan de sombere gezichten....?
"'t Is mis man, 't is mis. Jammer."
"Wat is er gebeurd? Waren ze al....?" Henk durft het vreselijke woord haast niet uitspreken.
"Nee, dat niet. De jongens zijn vrij, maar 't heeft ons drie man gekost. Drie van de beste.... 't Was verschrikkelijk."
"Drie man gekost", schreeuwt Henk. "Wie zijn 't? Is Albert...."
"Ja, Albert is er ook bij. Dappere kerel..."
"Albert... dood?" Even draait alles voor zijn ogen en Henk moet snel een stoel grijpen om niet te vallen. Dus... dus was het toch een afscheid voorgoed gisteravond. Heeft Albert het gevoeld?...
In sobere woorden krijgt hij dan het triest relaas te horen. In 't begin ging alles goed. Toen de wachten snel en vakkundig onschadelijk waren gemaakt en de telefoonleiding doorgesneden was, konden de jongens bevrijd worden. En nu ze toch hier waren, gingen meteen ook voor de andere politieke gevangenen de celdeuren open. Maar juist, toen zij allemaal het gebouw rap wilden verlaten, kwam er een sterke ploeg "Grünen" aangestormd, die blijkbaar toch lucht gekregen had van de overval. Een vuurgevecht ontstond en dat werd drie man noodlottig. Albert was de laatste. Hij had nog wel kunnen ontsnappen, maar hij wilde de aftocht dekken van zijn makkers. Toen is hij met de sten in zijn vuist, gevallen. Als een held...
Henk kan het nog niet verwerken. Lang blijft hij, met zijn hoofd op z'n armen, voorover op de tafel leunen en alleen het schokken van zijn schouders verraadt wat in 'm om gaat ... Dan vraagt hij half wezenloos, toestemming om de wacht wat later te mogen overnemen. Hij wil zijn vriend nog even bezoeken. Kan dat?
En bij uitzondering wordt het toegestaan.

Het uitbundige licht van de stralende voorjaarszon valt, getemperd door de hoge gebrandschilderde ramen, in tere kleuren door de kerk. Hier is het stil, onwezenlijk stil. Stram en onbewegelijk staan twee B.S.'ers met het geweer aan de voet, op het platform. Dodenwacht.... En tussen hen in liggen drie roerloze lichamen, in een wit laken gewikkeld. Drie helden, die wel de dageraad hebben zien gloren, maar zich niet meer mogen koesteren in de warme vrijheidszon...
Mensen leggen voorzichtig wat bloemen op de smetteloze lakens. Alleen het middelste laken blijft leeg. Er ligt slechts een eenvoudig wit cartonnen kaartje op. Iemand heeft er met onbeholpen letters opgeschreven: "Karel Stevens, in de illegaliteit Albert Hofland. In de laatste oorlogsnacht gaf hij zijn leven voor zijn vrienden."
Nu staat er een jonge kerel voor het middelste ontzielde lichaam. Lang, heel lang blijft hij naar het witte doodskleed staren, maar ziet niets. Er hangt een zwarte floers voor zijn ogen. Er druppen dikke tranen naar beneden, maar hij schaamt zich er niet voor. Dan buigt hij zich voorzichtig voorover en legt eerbiedig een simpel bosje fel-oranje tulpen op het wit...

Toen de sirenes loeiden

Dit Verhaal berust op Historische Feiten

Geschreven door W. Broos
Illustraties van Jan Lutz, (1888-1957)
Uitgever G. F. Callenbach - Nijkerk, 1947

Korte inhoud:
Brandmeester de Boer wordt midden in de oorlog, augustus 1943, overgeplaatst naar Nijmegen. Het gezin, bestaande uit vader, moeder, Kees en de kleine Mieke, gaat nu naar de stad verhuizen en krijgt een woning vlak naast de brandweerkazerne. Kees, die in de derde klas van de H.B.S zit, vindt dit prachtig. Hij is vaak in de kazerne te vinden, helpt de monteurs en doet soms mee met de oefeningen.
Op 22 februari 1944, vallen er geallieerde bommen op Nijmegen. De Engelse radio spreekt van een vergissing, maar nog nooit heeft de brandweer voor zo'n enorme taak gestaan als die dag, toen in enkele minuten honderden huizen in brand stonden en er, doordat de hoofdbuis van de waterleiding getroffen was, geen water was om te blussen. Het water moet nu uit de rivier de Waal worden opgepompt. Kees is er ook bij, Hij is als gids meegereden met hulptroepen uit andere plaatsen om de weg te wijzen. Hij maakt de dolste rit van zijn leven. Al wordt hij 100 jaar, nooit zal hij dat vergeten. Brand, vlammen, rook, ruïnes, zwoegende brandweermensen, puinruimers, E.H.B.O.-ers die doden en gewonden vervoeren en vluchtende en radeloze burgers. Ondanks dit alles, herstelt het leven in de stad zich snel. maar de pijn, de rouw en het leed blijven.
Zondag 17 september 1944 is er groot luchtalarm. De fabriek Nijma wordt gebombardeerd. De brandweer rukt uit. Dan ziet Kees plotseling zweefvliegtuigen, waaruit honderden parachutisten springen. De Amerikanen zijn in Nijmegen! De mensen zijn gek van blijdschap.!
Als de stad later opnieuw gebombardeerd wordt en er weer een zware brand uitbreekt, rukken de dappere brandweermannen opnieuw uit. Kees wil ook mee en kan nog juist op de wagen springen. Ze komen nu midden in de gevechtslinie tussen de Airborne's en de Grünen terecht. De brandweermannen en Kees wagen hun leven. Jan Timmer, een dappere brandweerman, wordt gedood en in een droeve stoet, wordt hij naar de kazerne teruggebracht.
De brandweerkazerne wordt door Duitsers overvallen en zij dwingen de brandweer om hun wagens naar Duitsland te brengen. Na hun vertrek zal de kazerne in brand worden gestoken. Nu moet het gezin de Boer ook hun huis verlaten en zij rijden mee op de brandweerwagens, die halverwege een andere weg in slaan. Zij weigeren om de wagens naar Duitsland te brengen. Alleen vader, die in de voorste wagen rijdt, wordt door een Duitser gedwongen zijn weg te vervolgen. Zullen zij vader ooit nog terug zien? Dwars door de gehavende stad komen de wagens in het bevrijde deel van de stad, waar de vlaggen wapperen. Zij rijden naar het hoofdkwartier van de geallieerden, waar zij onderdak vinden. Kees doet er goed werk als tolk. Via het verzet krijgt moeder bericht dat vader gevlucht is en is ondergedoken in de polder.
Later als ze weer naar huis kunnen terugkeren, komt ook vader thuis. Hun huis is onbewoonbaar, zodat ze nu naar een ander huis moeten verhuizen.
De gevechten gaan door en de Rijnbrug wordt niet veroverd. Dan wordt het winter, honger in het westen, kerstmis en oudejaarsavond gaan voorbij en de kanonnen blijven bulderen. Pas op vrijdagavond 4 mei 1945 kondigt de radio de vrede aan. Duitsland is gecapituleerd. Nederland is vrij!
Als Kees de volgende dag door de vernielde binnenstad loopt, leeft in zijn hart de vaste wil om op de puinhopen, mee te helpen bouwen aan de toekomst, figuurlijk en letterlijk.

Fragment uit het boek:
Ja, 't wordt zeker gevaarlijk. Want plotseling verzamelen de Amerikanen zich achter de barricades en alles wat schieten kan, schiet in de richting, waarheen straks de Duitsers vluchtten. 't Is een meer dan oorverdovend lawaai en...... 't schieten wordt beantwoord. De Moffen komen weer terug, maar nu gesteund door pantserauto's. Dat wordt een hachelijk geval voor de Airborne's....
Met vernieuwde kracht zetten de Duitsers alles op alles om 't verloren terrein te herwinnen en 't wordt van weerskanten een felle, verbeten strijd. Beide partijen weten 't: dit pleintje beheerst weer het grote stervormige Keizer Karelplein, waarop alle hoofdwegen naar en van de stad uitmonden. Een uiterst belangrijk strategisch punt dus.
Helaas hoe venijnig de Amerikanen ook van zich afbijten - zij houden 't niet tegen de overmacht. Zij vormen slechts een snel doorgeschoten verkenningstroep en missen zware wapens. Met één stuk anti-tank-geschut hadden zij de Duitsers weggevaagd, maar..... dat bezitten zij niet. En na een kort, hevig gevecht moeten zij retireren....
Toch is 't geen overhaaste, wilde terugtocht, en de één laat de ander niet in de steek. Al schietend trekken zij zich zo ordelijk mogelijk terug, tot achter 't Keizer Karelplein, slepen de enkele gewonden die zij hebben mee en dan..... dan zijn de "Grünen" weer heer en meester hier. Jammer toch! Jammer!
En als 't wat rustiger geworden is, grijpen de brandwachts weer naar hùn wapens: slang en straalpijp, om baas te worden op hun terrein. Maar iedereen is diep teleurgesteld dat de gehate "feldgrauen" nu weer heen en weer zwermen, op zoek naar achtergebleven Amerikanen.
Als bij toverslag heeft Kees de onbekende vrienden zien verdwijnen en nu 't gevaar geweken is, durft hij wel even op 't pleintje te gaan kijken.
Verschrikkelijk, wat ziet 't er uit! Deuren zijn ingetrapt, ruiten kapot geschoten, hier ligt een geweer, daarginds uitrustings-stukken, een helm, een ransel. En..... en mensen. Duitsers en Amerikanen, roerloos, zonder te bewegen. Soldaten lopen er zoekend rond, tillen de slappe lichamen op en dragen sommige weg. Maar andere worden voorzichtig in 't brede grasgazon gelegd, naast hen, die er al onder de dekens rusten. Er gaat een jas overheen of een camouflage-doek. Dan is 't voorbij. Straks komt er een wit kruis boven hun smalle graf...