Moderne Piraten

Avontuurlijk Jongensboek

Geschreven door Hans Dominik, (1872 - 1945)
Voor Nederland bewerkt door N. K. Bieger, (1878 -?)
Geïllustreerd door Pol Dom, (1885 - 1970)
Uitgever Gebr. Kluitman - Alkmaar, 1932
Oorspronkelijke uitgave in het Duits: Moderne Piraten, 1931

Andere boeken van Hans Dominik:
Het Wonderland der Techniek, 1925
John Pitt, Van Krantenjongen tot Millionnair, 1926
Van Herdersjongen tot Diamantkoning, 1929
Staal en Vuur, 1936

Korte inhoud:
Dokter Gransfeld reist per boot, de Usakama, naar Egypte, om zijn oom te bezoeken. Aan boord komt hij op het spoor van een internationale bende, die probeert narcotica te smokkelen. Samen met de 18-jarige Berlijnse steward Rudi, probeert hij de bende, die bestaat uit een Roemeense, een Portugees, een Schot en een Griek, op te rollen.
In Port Saïd aangekomen blijkt zijn oom te zijn overleden. Ooms kostbaarste bezit, het beeldje Sethos, is verdwenen. Gransfeld komt er achter dat de antiekhandelaar Megastoupolos het beeldje heeft meegenomen, nadat hij zijn oom met heroïne gedood heeft.
Gransfeld neemt Rudi in zijn dienst en samen reizen ze een paar verdachte koffers achterna. Zo komen ze weer in Duitsland, in de stad Gorla, waar een chemische medicijnfabriek staat. Daar ontdekt Rudi al snel dat er door werknemers heroïne achterover wordt gedrukt, dat door de bende verhandeld wordt. Dr. Rasmussen, die ook in de fabriek werkt, wordt gechanteerd om de heroïne te leveren.
Spannende avonturen volgen nu. Rudi wordt in een kast opgesloten, waar hij zakjes wit poeder ontdekt heeft, hij maakt een levensgevaarlijke reis in een luchtballon en wordt door een schip uit zee gered. Gelukkig overleeft hij al deze aanslagen en wordt het net rond de bende gesloten.
Ook het kostbare beeldje wordt teruggevonden, als het per advertentie te koop wordt aangeboden en wordt Megastoupolos, die ook tot de bende behoort, gevangen genomen.
Tot slot verlooft Gransfeld zich met Suzanne, de dochter van Rasmussen en krijgt Rudi een baan aangeboden in de fabriek te Gorla.

Fragment uit het boek:
Reeds legde de motorboot aan. Na een paar minuten zou de loopplank worden uitgelegd. Nu voelde Gransfeld iemand aan zijn mouw trekken. Toen hij zich omdraaide, zag hij Rudi voor zich staan. "Ik heb 't," fluisterde hij. "De koffers behooren aan een Roemeensche, mevrouw Helena Dimitriescu. Kijk, die groote, lange dame daar aan bakboord naast de twee matrozen."
"Bravo, kerel! Hoe ben je daar achter gekomen?"
"Een toeval, dokter. Ik was naar de koffers geloopen om de adressen te lezen en toen kwam er een dame, die een van de matrozen een fooi gaf en tegelijk naar de twee koffers wees. Nou, dat was duidelijk."
"Mooi, Rudi. Je hebt je toch achteraf gehouden?"
"O, ja, maak u maar niet bezorgd. Dichtbij lag uw bagage. Ik heb een matroos geroepen en hem ook een fooi in de hand gestopt. Neen, ik ben niet opgevallen."
"Dat hoop ik jongen!"
De motorboot lei aan. De reizigers stroomden in het ruime douanekantoor samen. Weldra lagen de kisten en koffers alphabetisch gerangschikt op de lange tafels. D en G zijn in het alphabet niet ver van elkaar verwijderd. Dus bleef Gransfeld in de buurt van mevrouw Dimitriescu, terwijl Rudi buiten een taxi riep. Dat dit verstandig was, bleek, toen de Roemeensche in een privé-wagen stapte en onmiddellijk wegreed.
"Volg die auto vóór ons," beval Gransfeld den chauffeur. "We gaan naar hetzelfde hotel." - Dom, als ze heelemaal niet naar een hotel rijdt, dacht hij op 't zelfde oogenblik.
Voor het Kolumbia-Hotel stapte de Roemeensche uit. Ook Gransfeld deed dit. Het jagersinstinct in hem was wakker geworden. Onwillekeurig voelde hij, dat de koffers hem op 't spoor der misdadigers zouden brengen. Zou die hem ten lange leste ook leiden naar de bergplaats van het vermiste beeldje?
"Oogen open, Rudi!" waarschuwde hij. "Maar wees voorzichtig. Het zou kunnen gebeuren, dat je een ouden kennis ontmoette." -
Gransfeld was nog bezig zich voor het diner te kleeden, toen Rudi bij hem in de kamer kwam. "Ik geloof, dat ik beneden den Portugees van de Usakama heb gezien, dokter."
Gransfeld floot. "De Portugees? Da Porta? Bedoel je dien?"
"Ja, ik geloof, dat hij het is," antwoordde Rudi.
"G e l o o f je dat? Maar je moet hem toch goed kennen!"
"Juist daarom, dokter. Ik dacht, dat ik hem goed kende, maar die man - lijkt sprekend op hem en is toch erg veranderd."
Gransfeld lachte hartelijk. "Als hij erg veranderd is, is hij 't z e k e r !"
Rudi staarde zijn meester wezenloos aan.
Doch deze vervolgde, nog steeds lachend" "Ik heb al in Port Saïd ondervonden, dat de Portugees er van houdt naam en uiterlijk te veranderen. Pas maar op: hij kent jou op z'n duim en heeft 't land aan je. Ga naar je kamer en laat je daar eten brengen. Voorlopig onderduiken, jò, en onzichtbaar blijven."