De man die de trap afging

Geschreven door Tjeerd Adema
Illustraties van Pim van Boxsel
Boek uit de AP Jeugdserie van N.V. De Arbeiderspers-Amsterdam 1956
Leeftijd 10 - 15 jaar

Korte inhoud:
Bart Dijkstra, zoon van de directeur van een motorenfabriek en Jan Versteeg, zoon van de hoofdinspecteur van politie, zijn op een nacht, als zij hun grote vriend de nachtwaker "Frans met de snor" bang willen maken, getuige van een inbraak in de fabriek. Zij zien een insluiper er vandoor gaan met een rol kostbare tekeningen van machines.
Later als zij in de fabriek wachten op de vader van Bart en er wat rondkijken, ziet Jan de dader: de tekenaar Bouwens. Ze achtervolgen de man, en zien dat hij naar het huis van Schneider gaat. Ze verstoppen zich achter het schuurtje, waarin drie mannen, over de gestolen tekeningen gebogen zitten. Ze horen dat de tekeningen bestemd zijn voor een duitse machinefabriek en de volgende dag zullen worden afgehaald door een bakkersjongen met een bakkerskar.
De jongens vertellen dit later aan hun vriend Frans, de nachtwaker. Hij zorgt voor een bakkerskar en Jan verkleedt zich als bakkersjongen en gaat zo de volgende dag de tekeningen ophalen. Als later de èchte bakkerszoon komt, begrijpen de boeven dat ze in de val gelopen zijn en een wilde achtervolging begint. Gelukkig is daar dan Prins, de hond van Frans, die meehelpt de mannen te vangen. Ze worden ingerekend door de politie.
De jongens brengen zelf de gestolen tekeningen terug naar de fabriek en dan onthult Jan, waarom hij wist dat Bouwens de dader was: Omdat hij de eerste avond gezien had dat de dader achterste voren de trap afging en dat hij dat later Bouwens ook zag doen toen hij in de fabriek op zijn vader wachtte.

Fragment uit het boek:
De jongens slopen naar het raam en keken naar het kantoor van de hoofdadministrateur. De deur had panelen van geribd glas waar je niet doorheen kon kijken. Alleen het licht straalde er door en bij het kantoortje aan de overkant kon je de schaduw op het glas zien als de man, die daar binnen was, tussen het licht en de deur stond.
"'t Is een verschrikkelijk lange kerel," fluisterde Jan. "Wat zou hij nou doen, Bart?"
Bart haalde een beetje vermoeid de schouders op. "Och, dat weet ik toch zeker niet. Misschien komt hij zijn sleutels of zijn bril halen. 't Hoeft toch geen inbreker te zijn."
"Is daar een brandkast?"
Bart dacht even na. "Er is een kluis waarin tekeningen van de fabrieksmodellen bewaard worden. Vader en meneer Van Stralen hebben er allebei een sleutel van. Ik geloof dat hij terug komt."
Er viel een grote schaduw op het lichtvlak van de deur en de jongens slopen haastig naar hun schuilplaats.
Het licht werd in het kantoor uitgedraaid. Er kwam iemand op het portaaltje, die de deur voorzichtig afsloot. Hij liep naar de trap en er gleed een lichtstraal over de ruiten van de deur.
"Een zaklantaarn," fluisterde Jan. "Gelukkig dat hij ons niet gezien heeft."
Bij het schijnsel van het lantarenlicht zagen ze een donkere gedaante die zich omkeerde toen hij bovenaan de trap stond en zo voorzichtig en zachtjes mogelijk de treden afging.
Even later werd de buitendeur geruisloos gesloten.

Het geheime verbond

Geschreven door Tjeerd Adema
Illustraties van Pim van Boxsel
Boek uit de AP jeugd-seie van N.V. De Arbeiderspers-Amsterdam 1954
Leefttijd 10 - 15 jaar

Korte inhoud:
3 jongens, Hans, Willem en Ecco, richten een geheim verbond op, om elkaar hulp en steun te verlenen bij vervelend "kleven" van klasgenoot "De Schimmel", de zoon van de scheikundeleraar Veen.
Zij zetten hiervoor hun handtekening met een in bloed gedoopte pen op een stuk papier, dat Hans in een schoolboek over paddestoelen heeft gevonden. Dit boek had hij van een leraar te leen gekregen.
Later wordt er zowel bij Hans, als bij Ecco ingebroken. Er wordt een ravage aangericht, doch er wordt niets vermist. De Schimmel wil wel erg graag het paddenstoelenboek lenen, doch Hans zegt dat hij het niet meer heeft. Dan wordt Wim ontvoerd en opgesloten in het ketellappershuisje. Bij fouillering worden de statuten van het geheime verbond op hem gevonden. Wim smokkelt een briefje naar zijn vrienden, waarin hij schrijft dat de volgende dag 2 mannen zullen langs komen.
De volgende avond worden de mannen opgewacht door agent Brammer en rechercheur Stevens. Zij worden gevangen genomen en Wim wordt bevrijd.
Nu blijkt dat op de achterkant van de geheime statuten een formule van een uitvinding van springstof stond geschreven. Deze formule was gestolen van een professor door zijn assistent en deze kocht scheikundeleraar Veen en zijn zoon De Schimmel om, om de uitvinding in zijn bezit te krijgen.
De beloning van F 3000,= voor elk van de jongens, komt goed van pas. Nu kan ook Willem naar de HBS en later politieman worden.

Fragment uit het boek:
Met een zucht van verlichting legde Wim een kwartier later de pen neer.
"Het document is klaar," zei hij plechtig. "Nu moet het nog ondertekend worden. Heb je een zakmes, Ecco?"
"Ben je mal!" riep Hans, die van zijn vader griezelige verhalen had gehoord over jongens, die bloedvergiftiging hadden gekregen door snijwondjes met vuile messen. "Wacht even, dan zal ik wat beters halen."
Hij liep naar de spreekkamer en kwam een ogenblik later terug met een scherp doktersmesje.
"Wie tekent er nu eerst?" vroeg Hans.
"De voorzitter moet het voorbeeld geven," zei Ecco.
Vol belangstelling keken de vrienden naar Hans, die zijn mouw opstroopte en met het blinkende doktersmesje een kerfje in zijn bovenarm gaf.
"Net echt," zei Wim huiverend.
Ze keken vol spanning naar het druppeltje bloed, dat langzaam uit het wondje welde en in een bibberend straaltje over de arm liep.
"Doet het zeer?" vroeg Ecco met een meewarig gezicht.
"Welnee, jong," zei Hans, "je voelt er niks van." Vervolgens liet hij een druppeltje bloed op de pen vallen, en zette zijn handtekening.
"Jouw beurt," zei hij tegen Ecco....

Het verdwenen parelsnoer

Geschreven door Tjeerd Adema
Illustraties van F. van Bemmel
Boek uit de AP jeugd-serie van N.V. De Arbeiderspers - Amsterdam 1950
Leeftijd 10 - 15 jaar

Korte inhoud:
De onafscheidelijke vrienden Dirk Verkerk de bakkerszoon, André Portegies, Hugo van der Horst en Leonard van Diepen wonen in Breeveld. Herman Vos en Kees van Staveren komen uit Voorn. Tussen de twee dorpen heerst grote rivaliteit.
Op een dag wordt er door agent Potjewijd een hotelrat gearresteerd. Deze dief, Leblanc genaamd, heeft samen met zijn secretaresse het kostbare parelsnoer van vorstin Gorensky gestolen. Tijdens de achtervolging, wordt Dirk Verkerk door de dief omver gelopen, waardoor hij valt. Zo kan Potjewijd de dief arresteren. Helaas is het parelsnoer nergens meer te vinden.
Later wordt Bertus Verkerk, de broer van Dirk tijdens het vissen door 2 mannen in elkaar geslagen. Ze vroegen hem het "snoer" terug te geven. Ook wordt er in de bakkerswoning ingebroken, doch gelukkig wordt er niets vermist.
Tijdens een uitstapje in Amsterdam ontdekt Dirk een gaatje in de voering van zijn jas. Er zit een kralensnoer in. Om aan geld voor de terugreis te komen, gaan de vrienden de kralen naar een juwelier brengen, die erg schrikt als hij het snoer ziet. Hij belt de politie en de jongens worden ingerekend.
Het blijkt het verdwenen parelsnoer te zijn, dat tijdens de arrestatie door Leblanc in Dirk's jasje is verstopt. Nu zijn spoedig alle misverstanden opgelost en krijgt Dirk de beloning van 50.000 francs. Hij besluit hiermee later voor dokter te gaan studeren.

Fragment uit het boek:
"Sssst," fluisterde Hugo. "D'r zitten twee mannen. Kijk ze eten een boterham."
Hij stapte voorzichtig van zijn fiets en Dirk volgde zijn voorbeeld.
"Vissers natuurlijk," constateerde Dirk, nadat ze een poosje tussen de struiken door naar de mannen hadden gekeken.
"Ze hebben geen hengels," fluisterde Hugo. "O..... Dirk!"
"Ja, wat is er?" vroeg Dirk zenuwachtig.
"'t Zijn die kerels van Bertus."
"Och wel nee," zei Dirk ongelovig.
"Ja, kijk maar, die lange met dat rossige baardje en die kleine met die rode das."
"Ma...... maar hij draagt geen zonnebril," zei Dirk.
"Nou, die heeft ie natuurlijk afgezet. Hij heeft nou toch zeker geen last van de zon meer. Heus, Dirk, ik kan gezichten onthouden, 't zijn die kerels van Bertus."
"En wat nou?" vroeg Dirk nerveus.
"Direct terug. We moeten Visvliet waarschuwen. Dan kan ie Voorn opbellen om de wegen af te zetten. Kom mee jong!"
Hij sprong op zijn fiets, maar zag op het zelfde ogenblik het hoofd van de lange man boven de struiken verschijnen.
"Hei daar!!!" schreeuwde de man.
"Racen, Dirk!" riep Hugo verschrikt.
De man zwaaide met z'n armen en stond in een ommezien op de dijk.
"Daar is ie!" schreeuwde hij, opgewonden naar de jongens wijzend en hij rende naar zijn motor.
"Wa..... wa..... waar moeten we heen!" riep Dirk angstig omkijkend. "Tegen zo'n motor hebben we geen schijntje van een kans."