Pipper valt door de Aarde

Door A. C. C. de Vletter, (1866-1935)
Geïllustreerd door Frans Lazarom, (1880-1936)
Uitgever A. W. Bruna & Zoon - Utrecht
Tweede druk ca. 1927
Eerste druk 1912

Antony Cornelis Christiaan de Vletter werd geboren in 1866 te Scheveningen en overleed te Den Haag in 1935. Hij schreef ongeveer vijftig kinderboeken en werkte tot aan zijn pensionering als (hoofd)onderwijzer te Den Haag.

Andere boeken van A.C.C. de Vletter:
In de dagen van spanning, 1896
Zeven jongens en een ouwe schuit, 1905
De ridders van den halven toren, 1921
Admiraal Snor, 1922
Achttien jongens en 'n ouwe kar, 1920
Zeven vroolijke vinken, 1929
En vele, vele anderen.......

Korte inhoud:
Pipper en zijn vriendje Ukkie groeien op in een arme volkswijk. Pipper is wees en woont in een groentekeldertje met zijn pleegmoeder. Hij moet hard werken en heeft weinig tijd voor school. Samen lezen de jongens een spannend boek over mensen die afdalen in een krater van een vulkaan. Hierdoor is Ukkie vastbesloten om ooit het binnenste van de aarde te willen zien.
Als de vrienden een inbraak in een garage weten te voorkomen, krijgen ze als beloning een stuk carbid. Nu kunnen ze hun eigen vuurspuwende berg maken! Helaas lukt dit zo goed, dat een bosbrand ternauwernood voorkomen kan worden.
Ukkie kan goed leren en belangstellende rijke mensen zorgen ervoor dat hij naar de H.B.S. mag gaan. Hij verhuist naar een betere buurt en zijn vader krijgt een goede baan aangeboden. De jongens besluiten om toch altijd vrienden te blijven, ondanks dat Ukkie zal gaan studeren voor mijn-ingenieur en Pipper groenteboer zal worden. Doch als Pippers pleegmoeder van de trap valt en sterft, besluit Pipper om de wijde wereld in te trekken.
Na zijn eindexamen gaat de héér Frits Hille (Ukkie) naar de technische Hogeschool te Delft om te studeren voor mijn-ingenieur. Jaren later tijdens een studiereis in Duitsland ontmoet hij Pipper weer en samen keren ze naar huis terug.
Na zijn afstuderen wijdt Frits zich lang aan onderzoek en doet een reuze uitvinding: een boormachine die een gat in de bodem kan boren, zo diep als men maar wil, door telkens, via een gietmachine, gesmolten staal toe te voegen, zodat er nooit een einde aan de cilinder kan komen. Nu kan hij zijn plan, om via een koker dwars door de aarde heen te gaan om aan de andere kant in Indië uit te komen, verwezenlijken. Hij zal daartoe de kracht van zee en zon gebruiken voor enkele van zijn machines. Het resultaat zal een omwenteling in het handelsverkeer teweeg brengen want zo kunnen er dan snel en goedkoop goederen vervoerd worden, waardoor de prijzen zullen dalen. Suiker en koffie naar Holland en verse vis, vlees en groente naar Indië.
Intussen wordt Pipper verliefd op Rika en trouwt al spoedig. Frits werkt hard aan zijn plan. Het geld van 115.000.000.000 gulden wordt door de rijken der aarde bijeengebracht en na zeven jaar kan er begonnen worden. In Nederland zal het begin van de koker in de Zuiderzee komen en in Indië zal de koker uitkomen op een klein eilandje bij Sumatra.
Ondanks tegenwerking van jaloerse Amerikanen slaagt het plan uiteindelijk en wordt de verbinding tussen Holland en Indië tot stand gebracht. Pipper meldt zich als vrijwilliger, om als eerste mens in een tube, die door de koker zal vallen, dwars door de aarde te gaan. Hij neemt afscheid van vrouw en kinderen en stapt in de tube. Na 19 minuten is hij al halfweg en dus op het andere halfrond! Opeens gaat er een electrische schel rinkelen, dat betekent GEVAAR! Pipper ziet vuur in de koker en is bang dat de koker hierdoor zal barsten. Door echter snel de koumachine aan te zetten, die koude lucht in de koker zal blazen, valt de koker voor het vuur uit en komt uiteindelijk in Indië aan. Het is gelukt!
In de loop der jaren vervoerde de wereldtrein duizenden reizigers. Op de plaats waar eenmaal het water van de Zuiderzee stroomde, verrezen hotels, villa's en huizen. Een nieuwe stad ontstond. Nieuwe tubes werden in gebruik genomen, de prijzen daalden en Nederland zou 't middelpunt van Europa worden!
Helaas, met Hille ging het echter niet goed, hij raakte overwerkt doordat zijn plannen hem beheersten. Nadat hij de Nobelprijs voor natuurkunde ontvangen had, verergerde zijn toestand. Dan gebeurt er een ramp in Afrika, de bodem van de Sahara daalt tot onder de zeespiegel en het water van de Middellandse zee stroomt naar binnen. Ook in Australië begint de bodem te dalen. Een professor levert het bewijs dat de koker door de aarde hiervan de oorzaak is. Overal op aarde daalt nu de bodem, een tweede zondvloed dreigt!
De ministerraad besluit dat de tunnel vernietigd moet worden om de aarde te redden. Hille wil dit niet, hij gaat er heen, trillend van koorts. Met zijn lichaam wil hij de tunnel beschermen, doch als er buitenlucht in de ruimte bij de tube komt, ontstaat er een luchtstroom en wordt Hille meegezogen de tunnel in. Er volgt een knallende ontploffing, de aarde schudt en de openingen sluiten zich.
Enkele weken na de vernietiging tuft er een motorbootje over de Zuiderzee, die weer tussen de provincies stroomt. Pipper en Rika zitten er in. "Hier was 't," zei Pipper. "Arme Frits" fluistert Rika, "'t lijkt me een droom."

Fragment uit het boek:
Pipper begon te begrijpen, dat hem vreemde dingen te wachten stonden. Het werd hem nu duidelijk, dat hij met zijn voeten vooruit, ginds in Indië zou aankomen als hij zoo bleef zitten. Weer kwam 't zelfde denkbeeld bij hem op van vroeger uit zijn schooltijd..... de menschen daar in de Oost liepen met 't hoofd naar beneden!
Och ja, maar 't zelfde konden die Javaantjes immers van hem denken. Wie in Indië begon te vallen, kwam hier immers met zijn voeten vooruit aanzetten, als hij gewoon zittend was vertrokken. Ja, ja, zoodra hij dus voorbij de helft schoot, zou alles andersom zijn! En hij zelf?
Ah! hij herinnerde zich de laatste woorden van zijn vriend en hij bekeek de ladder. Wat moest hij ook weer doen? Boven aan gaan hangen met zijn hoofd naar beneden? Wacht eventjes! Daar ontdekte hij een marmeren plaat met een aantal repen. Op elke reep stond een waarschuwing. Pipper las:
- Ga zooveel mogelijk op uw hoofd staan gedurende de gansche reis!
- Raak de wanden onderweg niet aan zonder de uiterste noodzakelijkheid!
- Pas op en draai u niet te langzaam om!
- Raak de wanden vooral niet met uw hoofd aan!
- Kom niet te dicht bij de toestellen!
- In geval van nood, draai dan de kruk om bij k o u d !
- Zoodra het sein van vertrek weerklinkt, klim dan de ladder op tot bovenaan, keer u zelf om en laat u vallen met 't hoofd naar beneden!
Dat wordt nog veel grappiger dan ik dacht! mompelde Pipper, en zijn oogen dwaalden langs de menigte krukken, alle voorzien van een wit marmeren plaatje, waarop de beteekenis stond vermeld. Plotseling schrikte hij, want een schrille stem drong hem in 't oor: - Klaar? -
Pipper keek naar den hoek, waar 't geluid vandaan kwam en nu herinnerde hij zich weer de gramofoon, electrisch verbonden met de kluis.
Vlug als een eekhoorn klom hij tegen de ladder op, keerde zich om, hield zich vast aan twee koperen ringen, bleef met 't hoofd naar beneden hangen....
Daar schetterde de stem: - Vertrek! -
Pipper voelde een lichte trilling....
De stem kommandeerde - Los!....
Pipper liet zich vallen....
Een licht suizen in zijn ooren was alles, wat tot hem doordrong. Hij verwachtte niet anders dan met een plof op den bodem terecht te komen, maar tot zijn verbazing kwam hij niet verder... Hij bleef op dezelfde hoogte en hing zoo maar in de lucht zonder eenig steunsel en toch had hij een gevoel alsof hij wèl viel!
Een minuut verliep... de toestand bleef dezelfde! Ben ik wakker? - dacht Pipper, - hang ik aan mijn voeten? Maar toen hij zijn beenen bewoog, voelde hij nergens eenigen tegenstand, wèl scheen 't hem toe, alsof hij zich zonder eenige moeite zou kunnen bewegen. Het deed hem denken aan 't zwembassin, als hij onder water moest zwemmen en zich dan ook zoo bizonder gemakkelijk verplaatsen kon. Ja, waarlijk, hij begon er iets van te begrijpen!
Zijn oog viel op den wijzer, die hem precies omtrent 't vallen door de aarde inlichtte. Die wijzer bewóóg.... hij viel dus.... ja..... snel!.... ja, reusachtig snel!....

Op 't vlot

Geschreven door A.C.C. de Vletter, (1866-1935)
Geïllustreerd door Herman Moerkerk, (1879-1949)
Uitgave van Vroom en Dreesmann - Nederland
Jongensboek leeftijd van 11 - 16 jaar
Tweede druk 1934

Antony Cornelis Christiaan de Vletter werd geboren in 1866 te Scheveningen en overleed te Den Haag in 1935. Hij schreef ongeveer vijftig kinderboeken en werkte tot aan zijn pensionering als (hoofd)onderwijzer te Den Haag.

Andere boeken van A.C.C. de Vletter:
In de dagen van spanning, 1896
De ridders van den halven toren, 1921
Admiraal Snor, 1922
Achttien jongens en 'n ouwe kar, 1920
Pipper valt door de aarde, 1912
Zeven vroolijke vinken, 1929
Zeven jongens en een ouwe schuit, 1905
En vele, vele anderen.......

Korte inhoud:
Jan Pot en zijn vriendenclub Sam, Roe, Daan en Bart, samen de Krokodillen genoemd, wonen in een klein dorp aan een rivier. Als er tijdens een storm een dijkdoorbraak dreigt, werpt Jan Pot zich als eerste in het gat om het water met zijn lichaam te keren. Alle jongens volgen hem en zo wordt het dorp gered. Jan wordt door de burgemeester in de bloemetjes gezet en krijgt een beloning. Hij wenst een vlot en een bassin, dat uitgegraven zal worden met behulp van de jongens van de HBS en hun vaders. Zo kunnen de vrienden leren zwemmen en vlotgevechten houden. De naam van de club wordt AWA (Altijd Weer Aanpakken) en de jongens van de HBS die in de stad wonen, mogen ook mee doen, maar wel tegen betaling.
Dit leidt al snel tot jalouzie en de stadsjongens onder leiding van Kasper Wigge vormen de groep de Haaien, die het opnemen tegen de Krokodillen. Dit resulteert in kluiten gooien, scheld- en vechtpartijen en tenslotte in de zevenweekse oorlog. Het trieste einde van de strijd tussen de dorps- en stadsjongens volgt, als de Haaien de kleedhokken van AWA in brandsteken en Kasper Sam met een fietspomp bewusteloos slaat. Weken ligt hij in bed te worstelen met de dood, maar gelukkig wordt hij weer beter.
Kasper wordt ver weg naar een internaat gestuurd en de Haaien en de Krokodillen sluiten vrede door toedoen van hun leraar Meneer Kalsum. Er wordt een nieuwe clubnaam gekozen, ze zullen voortaan de Moleculen heten.
Dit wordt met een groot slotfeest gevierd: de Vrede en de Duivel treden op in een pantomimespel, samen met de Haat, de Jalouzie, de Hebzucht tegen de Eerlijkheid, de Verdraagzaamheid en de Liefde. De Waarheid en het Verstand zegenvieren, de Vrede overwint en de Duivel gaat in rook op.
Twee jaar later komen er scheuren in de grond en zakt het water weg. Dit betekent het einde van AWA, maar niet van de flinkheid en vriendschap.

Fragment uit het boek:
"Krokodillen!" riep Jan, "'t vlot is geboren! Met ons allen hebben we 't tot stand gebracht. Van nu af aan zijn we Krokodilvlotters. We zullen zwemmen, stoeien en wedstrijden houden.
Eerst moet het vlot gedoopt worden en over enkele weken, als 't goed warm weer is, noodigen we de zussen en de kennissen uit om de groote opening van 't zwembassin te kunnen bijwonen.
In dit oogenblik hef ik m'n beschuit met muisjes op, en ik hoop, dat we den heelen zomer, en nog vele zomers plezier met ons bassin en van ons vlot mogen hebben!"
En toen deed Jan den eersten hap, onmiddellijk gevold door een algemeen haphaphap!
En toen begon de proefvaart! Hoogst feestelijk dreven ze met 't vlot in 't rond, bestuurd door allemaal! 't Ging prachtig, en vooral de plotseling opgestoken storm, veroorzaakt door zestig wild plassende handen, doorzwikkende knieën en veerende lichamen, gaf buitengewone vreugde.
Maar Jan deed 't sein klinken, 't sein voor verzamelen. Als razende katten vlogen ze allemaal naar den kant en groepeerden zich om hun vlotmeester. Deze had van zes handdoeken een soort mantel gemaakt door ze aan elkander te knoopen.
Hoogst ernstig trad hij nu naar voren. In den eenen hand hield hij een kruik, in de andere een stuk hout, ingesmeerd met teer en petroleum.
Nu sprong hij op 't vlot, en onder ademlooze stilte sprenkelde hij uit de kruik een wit vocht, dunne kalk. Met een zekere hand vormde hij daarmee groote letters op 't vlot, zoodat de verbaasde vlotters ten slotte duidelijk 't woord A W A konden lezen.
Met z'n heldere hooge stem riep Jan: "Vlot, pasgeboren vlot! Ik doop u Awa! Altijd Weer Aanpakken! Gij allen, die hier tegenwoordig zijt, ik vraag u dringend, dezen naam te herhalen! Driemaal!"
En nu klonk 't als strijdkreet: - Awa! Awa! Awa! -
Toen de stilte was teruggekeerd, ging Jan voort: "Dit beteekent in Krokodillentaal: Gezondheid, Kracht en Moed. Het zal onze strijdleus zijn en ons wachtwoord. En nu laait ons doopvuur omhoog!"
De andere vrienden hadden een vracht spaanders, krullen en hout op een hoop gebracht, op 't vlot. Plechtig stak Jan den brand in z'n fakkel. Hij zwaaide die in 't rond, tot de vlam flink uitsloeg. Daarna stak hij den hoop in brand. 't Vuur tastte gauw den ganschen hoop aan, en nu sprongen de Krokodillen weer op 't vlot en dansten er als dol om 't vuur heen. Tot 't klotsende water het vanzelf doofde.