Duco's gevleugelde dromen

Geschreven door H.J. van Nijnatten-Doffegnies, (1898-1990)
Geïllustreerd door Anton Pieck, (1895-1987)
Eerste Druk - Uitgever Van Dishoeck, 1957
Tweede Druk - Uitgever Van Holkema & Warendorf, 1978

Korte inhoud:
Duco's gevleugelde dromen speelt zich voor het grootste deel af op Fripahatuland, een eiland dat erg lijkt op het Nederland van een paar jaar geleden. Fripahatuland werd geregeerd door koning Jacohé, die over toverkracht beschikte. Jacohé had een tovercirkel om het eiland gelegd om Fripahatuland te beschermen tegen indringers van buitenaf. Maar een paar eeuwen geleden strandde een aantal schepen met emigranten voor de kust van het eiland en de landverhuizers besloten op het eiland te blijven. Koning Jacohé ging hiermee akkoord, maar hij liet de nieuwkomers twee dingen beloven: niets mag er worden meegenomen van wat er op het eiland is "gegroeid, gedolven, gevonden, gemaakt of geboren; en alle dieren hebben met Kerstmis recht op een vrije dag." De mensen wilden dit graag beloven, maar later krijgen ze toch het gevoel dat koning Jacohé hen met deze gelofte gevangen houdt op het eiland.
Een paar eeuwen later (in de twintigste eeuw) strandt kapitein Carlo met zijn schip op het eiland. Hij verblijft noodgedwongen op Fripahatuland omdat zijn schip moet worden gerepareerd. Carlo wordt verliefd op boerendochter Caressa en ze trouwen. Als het schip weer zeewaardig is weten ze de tovercirkel te doorbreken en naar naar Nederland te vluchten. Zo wordt de belofte aan koning Jacohé verbroken.
Een paar maanden later wordt hun zoon Duco geboren. Koning Jacohé is woedend en neemt zich voor om zich sterk met het leven van Duco te gaan bemoeien!
Duco blijkt een zorgenkindje te zijn. Hij groeit goed en leert praten, maar spelen doet hij niet. Het enige wat het kind doet is slapen. Als hij naar school gaat kan hij daar niet meekomen. Moeder Caressa ontdekt op een gegeven moment wat er aan de hand is: iedere nacht stuurt koning Jacohé twee "windkuikens" naar Nederland. Deze windkuikens halen Duco op en brengen hem naar Fripahatuland, waar het dag is als het in Nederland nacht is.
Op Fripahatuland is Duco een stuk kleiner dan thuis in Amsterdam. Hij beleeft allerlei avonturen op het eiland. Hij kan praten met de dieren en schiet hen vaak te hulp als ze in de problemen raken. De dieren daar denken dat hij een konijn is, omdat hij als konijn gekleed gaat in een hansop, dat gemaakt is door zijderupsen.
Duco vertelt zijn moeder over zijn "dromen". Door zijn nachtelijke avonturen is Duco overdag zo moe, dat hij dan zijn slaap moet inhalen.
Uiteindelijk ontdekken zijn vader en moeder een manier waarop ze de macht van koning Jacohé kunnen verbreken......

Duco's ontmoetingen met de eilandbewoners - mensen en dieren - zijn een reeks aaneengeschakelde verhalen, waarin dromen tot een sprookje zijn verwerkt.

Fragment uit De tijgerkat Mauw-Mauw:
Duco hield dadelijk op met huilen en hij was blij dat hij niet met zijn mensenstem was gaan schreeuwen. Hij gluurde voorzichtig rond of hij geen kans zag te ontsnappen. Maar het hol liep schuin omhoog en rondom de open plek groeiden die afschuwelijke distels en rankten de bramen.
"Wacht," mauwde Mauw-Mauw, "ik ga wel even een muisje voor je vangen."
Ze glipte het hol uit en was een minuut later alweer terug met een muis, die ze net zo droeg als ze het met Duco had gedaan.
"Hier," zei ze. "Ik heb hem nog niet doodgebeten, dat moet je zelf leren doen. Als je nog geen slagtanden hebt, kan je het ook wel met je klauwen af. Je mag ook eerst nog wel een poosje met hem spelen."
Duco's handen trilden. Hij dacht er niet over de muis aan te pakken. Maar Mauw-Mauw duwde het beest tegen zijn lippen en toen moest hij wel. Hij liet de muis meteen ontsnappen en die rende voor zijn leven. Maar omdat hij zo van streek was dat hij de uitgang niet terug kon vinden, liep de muis piepend in een cirkel rond. Mauw-Mauw greep hem opnieuw en bracht hem naar Duco toe.
"Je bent een sufferd. Mijn eigen lieve poesjes waren jonger dan jij, maar al heel wat vlugger toen die familie Adelaar uit de lucht kwam vallen en ze greep, hier vlak voor het hol. Ik had ze nog zo gewaarschuwd en ze als ik op jacht was verboden een tip van hun neus buiten het hol te steken. Ik liep nog wat ik lopen kon toen ik die ondieren in de lucht hierboven zag cirkelen, maar het was al te laat.... Miauw.... miauw..."
Mauw-Mauw werd opeens vreselijk bedroefd, ze ging zitten en veegde voortdurend met een poot over de ogen.
Duco durfde het muisje niet weer te laten ontsnappen. Het piepte zo erbarmelijk en hij begreep al bijna wat het zei. Hij piepte zo zachtjes mogelijk terug om het niet nog meer te verschrikken:
"Houd je doodstil. Ik ben helemaal geen kattejong en ik eet geen muizen. Die akelige Mauw-Mauw heeft mij ook gevangen en nu denkt ze dat ik een jong poesje ben. Ze heeft haar eigen jongen verloren en nu wil ze mij in hun plaats opvoeden tot een wilde tijgerkat. Ik ben er nog veel erger aan toe dan jij. Schei uit met piepen, dan denkt ze vast dat ik je aan het opeten ben. Kijk, als ik mijn hansop bij de kin een beetje intrek, kan je er net tussendoor glippen. Blijf daar binnen rustig zitten op mijn borst en beweeg je niet, want ik kan niet tegen kietelen en een muis op mijn blote vel vind ik eigenlijk erg griezelig."
"Oh, dank je..... dank je duizendmaal. Ik weet niet wat je er voor een bent, je ruikt naar mens, maar ik ben toch helemaal niet bang voor je en ik zal me niet verroeren."
Meteen sprong de muis naar binnen en hield zich met vier pootjes vast aan de binnenkant van Duco's hansop, zodat die alleen het zachte muizenvelletje tegen zijn borst voelde.