Het Huis met de Trapgevel

Door J. van der Molen
Illustraties van Fien de Brueijs
Onder redactie van E. J. Lodewijks, gem. inspecteur van het lager onderwijs te Haarlem
Uitgeverij Stam-Robijns N.V. Culemborg-Keulen
Vijfde ongewijzigde druk, 1971
Voor het eerst verschenen in 1965

Bestaat uit drie delen:
1. De drie sleutels
2. De speurneus
3. De gouden dasspeld

Uit: Ten geleide voor de onderwijzer(es):
Moge er véél gezucht worden bij het lezen van deze boekjes! En dan vooral door die zes, zeven zwakken.... Zuchten van spijt, omdat het leesuur zo snel voorbij is gegaan. Alle kinderen kunnen misschien van dit soort boekjes gaan houden. Omdat ze allen tezamen betrokken worden bij een eenvoudig gezin, waarbij spanning en geborgen-zijn samenkomen. De taal is bewust zeer sober gehouden. Zwakke èn sterke lezers(-essen) moeten kunnen zeggen: "Lezen? Ja; fijn!"
Het is aan U, te bepalen voor welke klassen van Uw school U deze boekjes wilt gebruiken. Eén verzoek vooraf: Leest U ze eerst zelf.

DEEL I: De Drie Sleutels
Korte inhoud:
Na vaders dood begint moeder een eethuisje in een prachtig pand, vlakbij de kaasmarkt, in een klein noord-hollands stadje. En zo verhuist het gezin Kraan, moeder, Annie de oudste dochter, Jaap en zijn jongere broertje Henk, naar het Huis met de Trapgevel. Annie werkt in het eethuisje als serveerster en Jaap heeft al snel een nieuwe vriend Teun Roest.
Naast het eethuisje staat het huis van mevrouw Bos. Zij is voor de oorlog heel rijk geweest, doch nadat zij in de oorlog nog net op tijd met haar dochter kon vluchten, werd hun huis leeggehaald. Alle waardevolle schilderijen, juwelen en gouden- en zilveren voorwerpen waren verdwenen toen zij na de oorlog terugkeerden.
Henk Kraan, 9 jaar, houdt van kaarten en plattegronden tekenen en vraagt mevrouw Bos of hij ook van haar huis en zolder een plattegrond mag tekenen. Dat mag en dan doet hij een grote ontdekking!
Tussen de beide zolders is een gat in de muur, waardoor je van de ene zolder naar de andere kunt kruipen en hij vindt een tas, waarin getekende kaartjes van de duinen bij Bergen aan zee en een brief van de duitse soldaat Werner, die in de oorlog op de zolder van hun huis heeft gewoond. Hij was een goede duitse soldaat, want hij was het die mevrouw Bos en haar dochter gewaarschuwd heeft hun huis te verlaten alvorens opgepakt te worden. Door het gat tussen de zolders had hij mevrouw Bos veel bezocht en kreeg hij een foto van haar, omdat ze zo op zijn moeder leek. Nadat het huis was leeggehaald werd Werner naar Rusland gezonden.
Piet Roest, de grote broer van Jaaps vrienje Teun, vertaalt de duitse brief voor Henk en zo komen ze te weten dat Werner alle waardevolle spullen van mevrouw Bos in de duinen in een bunker heeft verborgen. Werners amsterdamse vriend Henk Holders weet hier ook van. Er zitten ook drie sleutels in de tas. Dat zijn de sleutels van de deuren van de kamers in de bunker, waar de spullen verstopt zijn. Ook Henk Holders heeft dezelfde sleutels. Op de kaartjes zien de jongens waar de bunker moet staan, vlakbij boerderij De Franschman in de duinen.
In het eethusje komt op een dag politie inspecteur van Vliet een kopje koffie drinken. Als hij weg wil gaan, volgt Jaap hem en vraagt of hij hem even mag spreken. Dan vertelt hij hem alles. De inspecteur is erg verrast, hij heeft in de oorlog Henk Holders, alias Ome Joop, gekend. Hij zat in het verzet en is verraden en naar Vught gebracht, alwaar hij omgekomen is. Inspecteur van Vliet besluit Jaap en Henk te gaan helpen om de zaak op te lossen.

Fragment uit het boek:
En dan zegt Henk heel langzaaam en heel rustig:
"Het zijn drie deuren Jaap. Dat weet ik zeker."
"Soms ben je toch een eigenwijs ventje," zegt Jaap.
"Hoe kun je nou op dat kaartje zien, dat we door drie deuren moeten?"
"Dat staat ook niet op dat kaartje, maar toch is het zo."
"Nou, we zullen wel zien," zegt Jaap. Hij wil er geen ruzie om maken.
"Nee, we zullen niets zien," zecht Henk. Hij loopt de kamer uit. Hij blijft een hele poos weg. Als hij terugkomt zegt hij:
"Hier heb ik nog iets. Dat zat in een apart doosje. In een apart vakje van de tas. Dat heb ik je ook nog niet laten zien. We moeten door drie zware deuren."
"Zware deuren?" vraagt Jaap. Meer durft hij nu niet te vragen. Henk doet zo zeker en zo rustig.
"Ja, zware deuren. Kijk Jaap!"
Met een zachte plof valt er iets op de dekens van het bed. Jaap ziet direct wat het is. Nog twee maal ploft er iets omlaag. Je hoort het geluid van metaal op metaal
"Zie je wel? We moeten door drie deuren. Want het zijn drie sleutels. Grote sleutels voor zware deuren. Werner heeft overal aan gedacht. Hij heeft van elke sleutel twee stuks laten maken."
"Twee?" fluistert Jaap.
"Dat moet wel," zegt Henk. "Drie sleutels voor zijn Amsterdamse vriend en drie voor ons. Werner heeft overal aan gedacht".....
Jaap kan eerst geen woord zeggen...

DEEL II: De Speurneus
Korte inhoud:
Piet, de zoon van Henk Holders, is fout geweest in de oorlog en is door zijn vader Henk Holders, die vele Joodse kinderen in de oorlog het leven redde, het huis uitgezet. Hij is in het bezit van de drie sleutels en probeert er achter te komen waar de gestolen spullen van mevrouw Bos zich bevinden. Ook Karel Blom is op zoek naar de waardevolle spullen en probeert op de zolder van mevrouw Bos te komen.
Henk, de speurneus, hoort ondertussen mevrouw Bos uit. Hij vraagt haar alles over de duitse soldaat Werner. Zo hoort hij dat zij hem een diamanten ring en een gouden dasspeld gegeven heeft, als dank dat hij haar en haar dochter in de oorlog het leven redde. Ook vertelt zij hem Werners adres in Duitsland, waar hij voor de oorlog woonde.
Met de dochter van mevrouw Bos, tante Hélène, gaat Henk naar de bunker in de duinen en vertelt haar alles. Ook van het briefje van Werner, waarop het adres van Henk Holders staat: Marnixstraat 404 in Amsterdam. Karel Blom, die hen naar de duinen gevolgd is, heeft alles afgeluisterd en weet nu ook waar de spullen verstopt zijn.
Henk geeft tante Hélène de diamanten ring terug, die hij ook in Werners tas gevonden heeft. De diamanten dasspeld heeft Werner wel meegenomen toen hij naar Rusland gezonden werd.
Tante Hélène en Henk besluiten een bezoek te gaan brengen in de Marnixstraat 404, bij de vroegere buurvrouw van Henk Holders, mevrouw Bakker.

Fragment uit het boek:
"Dag speurneus," zegt inspecteur van Vliet. "Jij moet later maar bij de politie komen. Jij bent een goede zoeker."
"Ik word postbode," zegt Henk.
"Breng jij me eens naar dat gat in de muur, jongen. Laat jij me nu alles eens zien."
"U bent de eerste, die alles ziet," zegt Henk.
Daar gaan ze. Henk loopt voor. Ze blijven maar kort op de zolder. Maar meneer van Vliet staat paf.
"Wat is dat prachtig gemaakt," zegt hij. "Hoe heb jij dat gevonden?"
"Toen ik op de kwast tikte, klonk het zo raar. En toen ik er met een priem in wou prikken, ging het niet. Ik heb een sterke magneet, meneer. En die vlóóg er tegen aan.
En zo trok ik de kwast er een heel klein stukje uit. Ik kon de kop met een nijptang pakken. Ik trok de staaf eruit. Toen zag ik de stalen draad. Toen ik daar aan trok, schoof dit stuk van de wand omhoog. En zo ging het vanzelf verder."
Stil staat de inspecteur naar Henk te kijken.
"Moet u de kaartjes en de sleutels zien?" vraagt Henk.
"Nu niet, Henk. We gaan naar beneden. Dit vindt niemand. De kwast is wel heel mooi nagemaakt. De kleur is zuiver. Het is precies hout.
Beneden zegt Henk:
"Karel Blom heeft in de duinen geluisterd. Ik denk, dat hij nu alles weet. Ook het adres: Marnixstraat 404. Ik denk, dat Karel Blom daar vandaag al geweest is. Dat horen we morgen. Dan gaan tante Hélène en ik naar mevrouw Bakker. Op drie-hoog.
Karel Blom zoekt, denk ik, naar Piet Holders,"
De inspecteur zwijgt. Hij schrijft.

DEEL III: De gouden Dasspeld
Korte inhoud:
Mevrouw Bakker, in de oorlog de bovenbuurvrouw van Werners vriend Henk Holders, heeft het bewijs dat Henk verraden werd door zijn eigen zoon Piet. Op een oud stukje toiletpapier, dat uit het kamp Vught werd gesmokkeld heeft Henk geschreven dat de verrader zijn eigen zoon Piet was.
Intussen heeft politieman Baks, vermomd als oud heertje, het bewijs geleverd dat Karel Bos de getekende kaartjes aan Piet Holders heeft overhandigd en daar geld voor heeft gekregen. Karel wordt gearresteerd.
Henk Kraan gaat met inspecteur van Vliet naar de bunker. Hij heeft de drie sleutels meegenomen. De sleutels passen, maar ze gaan niet naar binnen. Piet Holders moet het karwei afmaken en zo op heterdaad betrapt worden. Die nacht verstoppen van Vliet en Baks zich in de duinen en zien drie mannen met een lorrie de bunker ingaan en er weer uitkomen met de spullen van mevrouw Bos. Zo worden ze op heterdaad betrapt en ingerekend. De list is gelukt!
De volgende dag mogen Jaap, Henk en Teun met inspecteur van Vliet mee naar de bunker om de spullen op te halen. Alles wordt naar het huis van mevrouw Bos gebracht.
Inspecteur van Vliet vertelt dat hij een goede kennis van Werner was en hem na de oorlog in Dutsland heeft opgezocht. Daar heeft hij ook met Werner gesproken, doch omdat hij in Rusland tijdens de oorlog gewond is geraakt en ernstig ziek is geweest, kon Werner zich niets meer herinneren van zijn tijd in Nederland. Alleen als hij de gouden dasspeld zag, reageerde hij en zei: "Holland" en "alte dame".
Nu alles opgelost is, komt Werner naar Holland. Mevrouw Bos heeft al haar oude spulletjes weer net zo in haar kamer gezet als gedurende de oorlog. Hopelijk zal hij dan z'n geheugen terugkrijgen.
En zo gebeurt het. Alles komt weer in orde met het geheugen van Werner. Hij blijft in Holland, trouwt met tante Hélène en gaat weer wonen in het huis naast het huis met de trapgevel. Karel Blom betert zijn leven, hij was niet slecht, alleen maar dom. Anneke en hij vinden elkaar heel erg aardig en Henk en Karel worden de beste vrienden.

Fragment uit het boek:
"U weet, dat ome Joop gepakt is, hè?" begint de vrouw weer.
"Ja, mevrouw."
"Hij heeft in Vught gezeten," zegt de vrouw zacht, "en nu moet u dit eens zien." Ze loopt op tante Hélène toe en duwt haar iets in de hand.
Wat is dat? Een oud, voddig stukje closetpapier op een stukje karton geplakt.
"Eerst verdween de zoon uit huis," zegt mevrouw Bakker. "Een paar dagen later was ome Joop gepakt. Dat was toch wel sterk, vindt u niet? Toen haalde ik de zieke mevrouw Holders bij mij boven. Dat was makkelijker voor mij.
Op een dag komt er iemand aan mijn deur. Het was avond en heel donker. U weet nog wel, dat er toen nergens licht naar buiten mocht schijnen...
Het was een klein mager vrouwtje met zwart haar. Ik heb een boodschap van ome Joop uit Vught voor u, zegt ze!
Komt u binnen, zeg ik zacht.
Nee, zegt ze, ik moet vlug weg. Ik kom uit Vught. Ik ben vrij. Hier is het. - En weg is ze weer. Ik heb haar nooit terug gezien.
Dan merk ik pas, wat ik in mijn hand heb. Een stukje closetpapier. Met potlood staat er wat op. Het is niet makkelijk te lezen. Maar ik lees het. En ik schrik. En ik denk: Moet ik dat aan zijn zieke vrouw vertellen? Dat doe ik niet. Dat doe ik nooit. En ik heb het ook nooit gedaan.
Mevrouw Holders is bij mij niet beter geworden. Het was niet alleen de geelzucht hoor. Het was het verdriet. Het verdriet om haar man en haar zoon. En ik ben blij, dat ik haar nooit heb laten lezen, wat haar man op dit stukje papier met een stomp potloodje heeft neergeschreven.
Ik heb het bewaard. En ik heb gezwegen.
Ik heb er nooit over gepraat. Alleen mijn man weet het. Ik heb nog eens een inspecteur hier gehad. Een aardige man. Ene meneer van Vliet. Hij is hier wel twee, drie maal geweest. Steeds maar weer praten over Piet Holders. Maar het is misschien gek. Ik heb hem dit briefje niet willen laten zien.
En nu komt u met dat leuke joch. En nu is het net, of ik het voor u bewaard heb!"...
"Maar wat staat daar dan? Ik kan het zo echt niet lezen. Misschien bij het raam." Tante Hélène staat op. Ze loopt naar het raam. mevrouw Bakker staat achter haar. Ze wijst de woorden aan. En zachtjes zecht ze:
"Kijk. Hier staat:
"Buurvrouw."
En hier staat:
Groet mijn vrouw van mij. Het was onze zoon Piet. Hij heeft me verraden. Mij en mijn mannen."
En hier staat:
"Ome Joop."
Ik heb dit briefje nooit aan de politie durven geven. Gek hè?"