Piet de Smeerpoets

Deze uitgave is voor het Nederlandse taalgebied bewerkt door: Lidi Luursema
Uitgave van G.B. van Goor Zonen - Den Haag, 1969

Oorspronkelijke titel: Lustige Geschichten und drollige Bilder mit 15 schön kolorierten Tafeln für Kinder von 3 - 6 Jahren", uitgegeven in 1845. Later werd het bekend onder de naam Der Struwwelpeter.
Struwwelpeter,Piet de Smeerpoets, stond eerst achterin, maar was blijkbaar voor kinderen de voornaamste figuur; zodoende werd hij na enige drukken op de ereplaats gezet en werd het boekje naar hem genoemd.

De schrijver noemde zich bij de eerste druk: "Reimerich Kinderlieb", bij de tweede Heinrich Kinderlieb" en pas later gaf hij zijn ware naam: Dr. Heinrich Hoffmann (1809-1894).

Uit Hoe Piet de Smeerpoets ontstond:
In 1871 vertelt Dr. Heinrich Hoffmann, de schrijver van Piet de Smeerpoets, in een nummer van "Die Gartenlaube" onder meer het volgende over het ontstaan van Piet de Smeerpoets:
"Omstreeks Kerstmis 1844, toen mijn oudste zoon 3 jaar was, ging ik de stad in om een prentenboek voor hem te kopen. Maar wat vond ik? Of eindeloze verhalen, of een collectie domme plaatjes en zedepreken, die met vermanende voorschriften begonnen en eindigden in de geest van "brave kinderen behoren oprecht te zijn" en "brave kinderen zijn zindelijk" en zo meer.
Toch kwam ik die dag met een boek thuis. Ik gaf het aan mijn vrouw en zei: "Hier is het boek dat ik voor onze jongen zocht." Ze keek erin en riep verbaasd: "Maar dat is een schrift met lege bladzijden!" "Nou, dan maken wij er een boek van!"
Behalve mijn baan als dokter aan het krankzinnigengesticht, had ik in die tijd ook nog een stadspraktijk in Frankfurt. Nu is de omgang van een arts met kinderen tussen de drie en zes een merkwaardig iets. De kleine patiënt begint vaak te krijsen en omzich heen te schoppen en te slaan. Een onderzoek is volslagen onmogelijk en de dokter krijgt op zijn minst een paar uur niet de kans, het arme schaap tot rede en kalmte te brengen.
Bij mij boden dan een stuk papier en potlood uitkomst. Een verhaal, zoals ze in dit boek voorkomen, is vlug bedacht; je illustreert het met een paar krabbels en vertelt zo levendig mogelijk. Zo ontstonden de meeste van deze dwaze taferelen, zoals Suppen-Kaspar, Von den bozen Friedrich en zoveel anderen. Ik putte uit voorhanden zijnde voorraad en verzon er later een en ander bij. De plaatjes tekende ik met dezelfde pen en inkt als waarmee ik eerst de verjes had geschreven, alles direct zwart op wit en zonder enige literaire bijbedoeling. Het schrift werd gekaft en op de kersttafel gelegd. Bij onze jongen had het geschenk de verwachte uitwerking, maar totaal onverwacht was het effect op een paar volwassen vrienden, toen ze het boekje onder ogen kregen. Ik werd van alle kanten aangespoord, het te laten drukken en publiceren. In het begin wilde ik er niet van weten; het was in de verste verte niet bij me opgekomen, als schrijver van kinder-prentenboeken voor het voetlicht te treden. Haast tegen mijn wil werd ik er op een literair avondje, toe gebracht. En zo maakte mijn bescheiden geesteskind plotseling zijn entree in de grote wereld en is nu - na eenendertig jaar - aan zijn honderdste druk toe. Wat de vertalingen betreft: ik weet tot op heden van het bestaan van een Engelse (Shock-headed Peter), Hollandse, Deense, Noorse (Buste-Peer), Zweedse, Russische (Stepka-Rastrepka), Franse (Pierre l'ébouriffé), Italiaanse, Spaanse en Portugese (voor Brazilië)".

Ziet hier Piet den Smeerpoets staan!
Ziet dien viezen knaap eens aan!
Hij wou van zijn vingertippen,
Zich geen nagels laten knippen
Sedert zeker wel een jaar;
Ongekamd bleef ook zijn haar.
"Foei!" roept ieder die hem ziet,
"Wat zijt gij een smeerpoets, Piet!"

De geschiedenissen waren:
Piet de Smeerpoets, die z'n nagels niet wilde laten knippen en z'n haren niet wilde laten kammen.
De geschiedenis van de wrede Jan, die zijn hond slaat en door hem in zijn voet gebeten wordt, zodat hij in bed moet liggen, terwijl de hond, die hij geplaagd heeft, z'n lekkere eten verorbert.
De allerdroevigste geschiedenis met de Zwavelstokjes, Paulientje, die met lucifers speelt, waardoor ze in brand vliegt en van wie niets dan een hoopje as overblijft.
De geschiedenis van de zwarte jongens, de oude Niklaas stopt de jongens, die Moriaantje plagen om zijn zwarte huid, in de inktpot, zodat ze nog zwarter worden.
De geschiedenis van de duimzuiger, Piet, van wie zijn duimpjes worden afgeknipt, omdat hij blijft duimzuigen.
De geschiedenis van Soep-Hein, die dood gaat, omdat hij niet wil eten.
De geschiedenis van Flip, de stoelewip, die altijd maar op zijn stoel zit te wippen, zodat hij het tafelkleed, waarop de soepterrien staat, op de grond trekt.
De geschiedenis van Hans-kijk-in-de-lucht, die, met zijn neus in de lucht, in het water stapt en op de kant wordt getrokken door twee mannen met een stok.
De geschiedenis van de wilde jager, die achterna wordt gezeten door een haas, die hem zijn geweer heeft afgepakt toen hij sliep.
De geschiedenis van de vliegende Robert, die door de boze wind de lucht wordt ingeblazen aan zijn paraplu en van wie nooit meer iets wordt vernomen.

Fragment uit De allerdroevigste geschiedenis met de Zwavelstokjes:
O schrik, haar kleertjes vatten vlam,
Och, dat ze ook aan dat doosje kwam!
Daar brandt haar hand al - en haar arm,
Paulientje krijgt het vreeslijk warm!

Mop en Mientje schreiden
Zo droevig met hun beiden:
"O, kom te hulp, kom nu toch vlug,
straks vind je geen Paulientje terug!"
Miauw! Mio! Miauw! Mio!
Mop en Mientje huilden zo!

Verbrand is 't meisje, o, wat naar,
Dat arme kind, met huid en haar,
Is tot een hoopje as vergaan,
alleen haar schoentjes bleven staan.