De Wereld in

Geschreven door Jan Ligthart en H. Scheepstra
Voor het eerst verschenen 1898 - 1902
Geïllustreerd door W. K. de Bruin en C. Jetses
Verzorgd door Gilles van Hees
Uitgever J. B. Wolters - Groningen, Djakarta - 1951
Vijf en dertigste druk
Eerste stukje

"De Wereld in" bestaat uit 8 deeltjes. De eerste 2 deeltjes voor het 4e leerjaar, deel 3 en 4 voor het 5e leerjaar, deel 5 en 6 voor het 6e leerjaar en de delen 7 en 8 voor het 7e leerjaar. Vanaf 1911 werd de zaakkennis gescheiden. De illustraties waren van W. K. de Bruin. Vanaf 1914 door W. K. de Bruin en C. Jetses.

Voorbericht van de schrijvers bij de 15e druk:
Deze druk is gedeeltelijk omgewerkt. De zaakkennis hebben we op het tweede en derde plan gebracht als stoffering. Op de voorgrond is nu nog meer gekomen het spel van kinder- en mensenleven.
Deze omwerking lag reeds lang in onze bedoeling. we zijn er echter pas toe overgegaan, nu in "Het volle leven" en "Van planten en Dieren" onder dak is gebracht, wat we van deze kennis gaarne in de lagere school hielden, maar waarvan we toch moesten beamen, dat zij in het algemeen leesboek minder eigenaardig thuis hoorde, althans niet in zulk een omvang.

Andere boekjes van de schrijvers:
Pim en Mien 1907-1908 4 deeltjes 1e en 2e leerjaar
Nog bij Moeder 1904-1905 4 deeltjes 2e leerjaar
Buurkinderen 1911-1912 4 deeltjes 3e leerjaar
Dicht bij huis 1902-1903 4 deeltjes 3e leerjaar
De Wereld in 1898-1902 8 deeltjes 4e t/m 7e leerjaar
Blond en Bruin (parallel-serie van "De Wereld in.") 1904-1906 4 deeltjes 4e en 5e leerjaar

Uit het voorwoord van Gilles van Hees:
Er ligt over de boekjes een poëtisch waas, waardoor ze tot het mooiste behoren, wat de Lagere School in Nederland heeft voortgebracht. Op vele plaatsen zijn ze aanstekelijk-sprankelend van geest, op andere getuigen ze van de begaafdheid der auteurs om levensblijheid en levensernst in een voor kinderen vatbare vorm te brengen.
Voortreffelijk hebben Ligthart en Scheepstra elementen van zedelijke opvoeding in hun werk weten te leggen. Verhalen als van de neger Sam, Geerte de oude heks, Van twee kinderen die de hemel zochten, Het afscheid van oom Jan, die als koloniaal naar Indië gaat, laten geen kind onberoerd.
Er is in al deze werkjes, van "Pim en Mien" tot "Blond en Bruin", een bonte verscheidenheid van natuurlijk kinderleven, omdat het gegrepen is uit het leven zelf, zoals dit in een gelukkig gezinsverband opbloeit.
Ligthart en Scheepstra zagen hun leesboeken ook als meer intieme en litteraire afronding van hun groots opgezette leerplan "Het volle leven", en als zodanig kan het geboden zijn, hun werk naar tekst en illustratie aan het volle leven van deze tijd te toetsen.
H aarlem, 1949.

Fragment uit het boekje:
Op een van de vrije dagen stapte Vader met zijn drie kinderen 's morgens al om acht uur de deur uit. Eerst gingen ze Tom halen, die mocht ook mee. Maar kleine Jantje moest thuis blijven. De tocht was voor hem te vermoeiend. Moeder bleef bij haar jongste lieveling.
Van Tom ging het naar de tram. Dát was al prettig, zo met zijn allen in de tram te zitten. Maar die rit duurde niet lang. Na een klein half uur hield de tram stil en stapten de reizigers uit.
Frits droeg een trommel met boterhammen, en Tom een paar flessen melk. Betje had een emmertje met koekjes bij zich, en Zus droeg in haar emmertje twee glazen. Natuurlijk had ieder een schop.
Regelrecht liep ons troepje naar het strand. Gauw gingen de schoenen en kousen uit, en nu begon de arbeid. 't Was wel vreemd: de kinderen waren gegaan, om te spelen, en ze werkten, alsof ze echte arbeiders waren, die er hun brood mee moesten verdienen.
De jongens maakten een berg van zand, en daar omheen een diepe gracht. Van de gracht naar de zee groeven ze een kanaal. Dan moest het water uit de zee door het kanaal naar de gracht lopen. Dat werk was niet zo spoedig klaar.
De meisjes wilden liever een kuil graven. Dat was dan een vijver. Met hun emmertjes schepten ze water uit de zee, en wierpen dat in hun vijver. 't Was een aardig gezicht, als ze met hun korte rokjes en blote beentjes daar zo heen en weer trippelden. De jongens hadden hun broekspijpen zo hoog mogelijk opgetrokken.
En wat deed Vader intussen? O, dat kon de kinderen niet schelen, als zij maar spelen konden.