Joost, "de Indiaan"

Geschreven door L. van Bree
Illustraties van Nans van Leeuwen
Uitgave van De Erven De Wed. J. Van Nelle N.V. - Rotterdam, 1937

Een verhaal voor jongens en meisjes

Korte inhoud:
Joost, een jongen van 11 jaar, komt alleen terug uit Indië, omdat hij daar veel ziek is geweest en zijn ouders hem in Nederland school willen laten gaan. Hij komt in huis bij zijn tante en oom, zijn oudere neef Huib, zijn evenoude nichtje Joke en zijn kleine nichtje Eefje. Hij wordt, omdat hij uit Indië komt en iedereen dacht dat hij wel een bruine indiaan zou zijn, "De Indiaan" genoemd. In het begin heeft hij heimwee en heeft moeite zich aan te passen op school en in het kleine huis van oom en tante.
Wegens zijn ziekte is hij erg achter op school en probeert dit te verbergen door op te scheppen en onwaarheden over Indë te vertellen. Alleen Joke begrijpt hem en probeert hem te helpen, door hem een por te geven als hij weer eens onwaarheden wil vertellen.
In de zomervakantie gaat het gezin kamperen en de vriendjes van de kinderen, de tweeling Cees en Mees, mogen mee. Als de kleine Eefje in een moddersloot valt, redt Joost haar op het nippertje. Als dank krijgt hij het door hem zo begeerde zakmes van oom en tante.
In de winter leert Joost schaatsen en het is opnieuw Joke die hem helpt. Na veel middagen oefenen in het Vondelpark, krijgt hij het al aardig onder de knie. Dan gaan ze samen een lange tocht "aan de stok" maken, ze rijden helemaal naar Aalsmeer en worden door een melkwagen thuis gebracht.
Zo is Joost zich langzamerhand thuis gaan voelen in Holland en krijgt hij het uiteindelijk ook op school naar zijn zin.

Fragment uit het boek:
't Was waar, na een weekje stonden ze alle drie op schaatsen. Joke ging met Joost naar een stukje ondergelopen land, Huib reed met z'n vrienden op een vaart dichtbij.
O jé, dàt viel Joost niet mee; hij had 't niet gezegd, maar wèl gedacht, dat hij zo wegrijden kon!
Na de eerste slag lag hij al op 't ijs en Joke lachen natuurlijk! Er waren op 't landje nog een paar kleine kinderen aan het leren, eentje achter een oude stoel aan en een dame, die kunstschaatsen aanhad en er blijkbaar niet erg mee terecht kon. Ze was naar dit achteraf-plekje gekomen om ongehinderd te kunnen proberen. Af en toe kwam ze met een smak op 't ijs terecht! dat kraakte er van, want de dame was nogal aan de dikke kant!
Boem!
"Allemensen!" Joke schoot toe. "Doet U zich geen pijn, mevrouw?" vroeg ze.
"Nee, kindje, dank je, 't is niet erg. Zie je, ik kan héél goed rijden, maar niet op deze schaatsen!"
Waarop Joke alleen maar "O!" wist te antwoorden. Nu hielp ze Joost, die schoof voorzichtig verder.
"Uitslaan moet je!" commandeerde ze. "Eén, twee.... één, twee, één....!
Rits! Daar gleed Joost uit, greep Joke beet en voor ze 't wisten, zaten ze allebei op 't ijs. De dikke mevrouw volgde prompt hun voorbeeld. "Jij kan 't nog niet, wel?" vroeg ze Joost.
"Nee, mevrouw!" antwoordde deze.
"Ik wel, dat ik vàl ligt aan deze schaatsen!" lichtte ze Joost in.
Joke proestte zachtjes, de dikke dame begon op haar lachspieren te werken.
Nu schoven ze weer verder. Joost half naast z'n schaatsen. Daar kwam Huib eens kijken.
"Joke, laat hem alléén rijden! Zó leert hij 't nooit. Je schaatsen zitten verkeerd Joost. Je schaats moet onder je grote teen zitten, anders sta je er direct naast."
Hij hielp hem en werkelijk, nu ging 't wat beter. Na een half uurtje krabbelde hij al aardig rond, wel telkens vallend en erg zwaaiend met z'n armen, maar 't ging! Joke deed een paar verrukkelijke baantjes met haar broer. Joost keek hen benijdend na. Aardig van Joke, dat ze bij me blijft, dacht hij opeens, ze had net zo goed met de anderen op de sloot kunnen gaan rijden.
Kom! Hij bond z'n schaatsen nog eens stevig vast. Proberen maar! Nu met wat langere streken. Ha, wat deed z'n rechterbeen 't al goed....