Mee in den zak

De ernstige lotgevallen van stoute Grietje en Pietje aan de jeugd verhaald door Oom Abraham

Met teekeningen van Daan Hoeksema, (1879-1935)
Uitgave van Gebr. Koster - Amsterdam, 1915

Korte inhoud:

Mijnheer van Hoogwip en zijn vrouw,
Die woonden in het kalme Abkou,
Met hun vier kinderen: Margriet,
Deborah, Daniël en Piet.
Zij waren nogal welgesteld,
Ja, konden leven van hun geld.

Hun huis was ruim en vol gerief,
Hun boomgaard groot, hun tuin heel lief;
Hen respecteerde in 't dorp elkeen,
Zoo rijk als arm, zoo groot als kleen;
En wilden zij eens wat vertier,
Naar stad was 't maar een groot kwartier.

En 't kroost was vroolijk en gezond,
Zoodat een elk het aardig vond,
Behalve de ouders, want verdriet
Beleefden zij van Grietje en Piet.
Die aten vaak hun bord niet leêg,
Bemorsten 't kleed met vlek en veeg.

Die spraken woorden grof en plat,
Die plaagden dikwijls hond en kat;
En als pa hen verbood of ma,
Dan lieten zij 't volstrekt niet na.
Maar deden in hun stoutigheid
Of niemand hen iets had gezeid.

't Was in het barre jaargetij;
De groote dag kwam naderbij,
De dag, die ieder kinderhart
Vervult met blijdschap of met smart,
Die juichen doet, maar ook, helaas!
Doet weenen, 't feest van Sint Niklaas!

Zo beginnen de lotgevallen van stoute Grietje en Pietje. Als Sinterklaas op visite komt, worden ze meegenomen in de zak en door Pieterman per trein naar een hotel in Amsterdam gebracht. De volgende dag wordt de zak in het ruim van een schip geladen, waar meer zakken met stoute kinderen hangen.

Op zee gaat het stormen, het schip loopt met averij op het strand en de zakken met stoute kinderen worden overgeladen in een ander schip, dat balen koffie vervoert. Zo komt het dat, aangekomen in Spanje, de zak met Grietje en Pietje wordt meegenomen door een knecht van een koffiehandelaar. Als de baas ontdekt dat er kinderen in de zak zitten, moet de knecht de zak terugbrengen. De zak wordt op een handkar geladen, doch onderweg als de knecht in een wijnhuis wat drinkt, wordt de zak door 2 dieven gestolen.
De kinderen moeten nu zangles nemen en uit bedelen gaan. Het is bitter koud en het sneeuwt als Grietje en Pietje langs de deuren gaan. 's Nachts vallen ze onder hun zak in slaap bij een lantaarnpaal. Het rondtrekkend circus van Jean Claron, dat op weg naar de Pyreneeën is, neemt de zak mee. In het circus zijn ook Miss Attala, Annet, een beer, een aap, een hond en een paard. Zij geven voorstellingen onderweg en Grietje en Pietje worden opgeleid voor acrobatenwerk op koord en trapeze. Als het niet goed ging, kregen de kinderen slaag met een rietje. O, wat hadden ze een spijt dat ze stout waren geweest en wat verlangden ze naar huis!
Als het circus verder trekt, stort de wagen van een Pyreneeëntop naar beneden en breekt in stukken. Te voet gaat de circustroep nu verder. Op een marktplein geven zij weer een voorstelling, waarbij Grietje op het slappe koord moet dansen. Als ze valt wordt ze door een toekijkende Moriaan opgevangen. Het is zwarte Piet! Hij neemt het op voor Grietje en Pietje en wil de kinderen meenemen, doch Jean haalt de politie erbij. Nu moeten ze allemaal mee naar het hoofdbureau. De commissaris belt Sint Nicolaas op, of hij wil komen.

Per tuf komt de Sint naar het bureau en nu wordt alles snel opgelost en mogen Grietje en Pietje met Sint Nicolaas mee naar zijn huis. Hij vindt dat de kinderen nu straf genoeg hebben gehad. Ze mogen slapen in een bed, gaan in bad en krijgen heerlijk te eten. Dan krijgen ze nieuwe kleren en moeten naar school bij Pieterman, want ze moeten wel een heel jaar lang bij Sint Nicolaas blijven. Als Sint Nicolaas zijn huis laat zien, zien ze op een binnenplaats stoute kinderen, die moeten werken. Ze zien ook het gartenhok en de speelgoedkamer en met de kinderen van zwarte Piet roeien ze op de Taag.

Eindelijk loopt het tegen december en per aëroplaan worden Grietje en Pietje naar Amsterdam teruggebracht. Vandaar gaan ze per spoor naar Abcoude en worden in een grote mand, gevuld met stroo voor de deur van Hoogwip's huis neergezet. Zwarte Piet belt aan en Betje brengt de mand binnen. Dan springen Grietje en Pietje er uit. O, wat een feest, de kinderen worden boven op de tafel gezet en allemaal dansen en springen ze rond de tafel van blijdschap. Dan treedt Sint Nicolaas binnen en hij heeft een verrassing meegebracht: De zak, waarin Grietje en Pietje gereisd hebben, ingelijst in een gouden lijst, als herinnering aan de straf, die hen omgevormd heeft tot goede burgers van de staat.