De laatste ronde

Geschreven door Jef Ersebeek, (1916-2012)
Illustraties van Leen de Vogel
Uitgeverij De Sleutel, Antwerpen, Haarlem, 1947

Voorwoord van de schrijver:
Dit verhaal is niet bedoeld als een tot in details historisch juist relaas van feiten, noch moet in de diverse personages een uitbeelding van in werkelijkheid levende of geleefd hebbende personen worden gezocht.

Korte inhoud:
Op de Melkerij, een westfriese boerderij vlakbij Hoorn, komt een verzetsgroep bij elkaar. Jan Melkert, zijn broer Nico, neef Arie en de onderduikers Henk en Wim. Er vinden in hun weiland wapendroppings plaats, doch vanavond zullen er ook 2 parachutisten afgeworpen worden. Letty, een meisje uit Londen en Bram een piloot, worden verborgen op de boerderij. De verlegen Wim kan het erg goed met Letty vinden. Ze is voortdurend in zijn gedachten.
Wim zit ondergedoken op de Boomhoeve, een naastgelegen boerderij. Zijn vader is landwachter, waar hij zich diep voor schaamt. Daarom was het vooreerst twijfelachtig of hij zich wel bij de groep mocht aansluiten. Vooral de student Dolf was hier op tegen.
Bram, de parachutist, moet naar Amsterdam worden gebracht. Onderweg worden ze door landwachters aangehouden. Ze zijn verraden! In een vuurgevecht wordt Bram doodgeschoten. Henk wordt meegenomen naar Hoorn en daar gevangen gezet. Wie heeft er gekletst?
Letty neemt de taak van Bram over en vertrekt op de fiets naar Amsterdam. De andere jongens lukt het om Henk uit het politiebureau te bevrijden. Als er een luchtvloot overtrekt stort er een vliegtuig brandend omlaag. De piloot wordt in veiligheid gebracht en Dieuw, de boerendochter zorgt voor hem. Christine, het naaistertje uit Hoorn en vriendin van Dolf, die de boerin van Boomhoeve helpt met naaiwerk, heeft zoveel werk, dat ze blijft eten en slapen op de Boomhoeve. Aan tafel laat Dieuw vallen, dat de moffen niet alle piloten gevangen hebben genomen. Plotseling heeft Christine haast en vertrekt toch naar Hoorn. De piloot wordt door landwachters, die huiszoeking komen doen, gevonden. Als wraak wordt de boerderij in brand gestoken en de boer en zijn dochter worden doodgeschoten. Henk moet vertrekken, omdat hij nu bekend is bij de landwachters. Letty stelt voor naar Londen te gaan. Zij staat in contact met het verzet in Hoorn, dat via "post Jasper", een geheime telefooncentrale die gevestigd is tegenover de stadspoort in een electriciteitswinkel, contact met Londen heeft. 2e Kerstdag zal er bij de Schellinkhouterdijk op het IJselmeer een watervliegtuig landen. Henk zal dan met een roeiboot door Wim, Jan en Dolf naar het vliegtuig worden gebracht. Dat lukt, maar op de terugweg komt er een patrouilleboot van de Wasserschutz langszij en worden de jongens meegenomen. Ze worden naar den Oever gebracht. Wim is door een kogel geraakt in zijn schouder, maar hij houdt zich flink en vertelt het niet. Letty komt ze, gekleed in Duits uniform, bevrijden. Lopend komen ze terug op de Melkerij, Letty is achtergebleven.
's Nachts heeft Wim erge pijn in zijn schouder, als er een dokter bij komt, blijkt hij een bloedvergiftiging te hebben opgelopen en moet in bed blijven. Tijdens die rust droomt hij van Letty en voelt zich minderwaardig ten opzichte van haar.
Als Letty op bezoek komt vertelt ze dat er 5 gijzelaars uit Amsterdam bij de Grote Kerk in Hoorn zijn gefusilleerd. Het was een repressaille voor het doodschieten van een gevaarlijke landwachter door de ondergrondse, toen hij bij de kapper zat. Het was een hoogstnoodzakelijke daad geweest, want de man had te veel informatie over het hart van de verzetsorganisatie in handen gekregen.
Letty heeft Christine bij de moffen in Kornwederzand ontmoet. Dat vertelt ze aan Dolf, die dat moeilijk verwerkt, het was immers zijn vriendin. Maar hij begrijpt nu ook dat Christine de verraadster is.
Het kan nu niet anders: Christine weet te veel en is niet te vertrouwen. Er wordt tijdens een vergadering besloten om haar om te leggen.
De wapendroppings gaan intussen door, de containers worden onder een stapel bieten naar de Wieringermeerpolder gebracht. Dolf en Wim maken in een loods duitse granaten onklaar, door ze vloeistof in te spuiten en een bevolkingsregister wordt onklaar gemaakt, als ze horen dat er onderduikers opgepakt zullen worden.
Letty komt vertellen dat de Wieringermeerpolder onder water gezet zal worden. Letty en Wim gaan op de fiets naar Medemblik om de springladingen te vervangen door onschuldige pakketjes, doch worden door landwachters gepakt. Het spel is uit!
Ze worden gevangen gezet en verhoord, ze willen namen weten van hun helpers en dreigen doodgeschoten te worden. Plotseling gaat de deur open en staat hun baas daar. Het is Wims vader die immers landwachter is. Hij stuurt de landwachters weg en laat Wim en Letty vrij. Als de bevrijding eindelijk daar is, komt er een man in Canadees uniform met het insigne van de Irene-Brigade in het dorp op bezoek. Het is Henk! Op de schouders van zijn kameraden, gekleed in blauwe overalls, wordt hij rondgedragen op het erf van de Melkerij.
Uit de feestdrukte gaan Letty en Wim samen weg. Letty bekent Wim dat zij zijn levenssteun wil zijn. Hij is immers een man van vrede en heeft nog alle kans door te gaan studeren, iets van zijn leven te maken. Wim voelt de vreugde naar zijn hoofd vliegen, weg is zijn minderwaardigheids gevoel als een bevrijding uit oorlogsnood.

Fragment uit het boek:
Jan Melkert had het commando overgenomen. Hij bracht Christine naar de boet. Het meisje stribbelde in het geheel niet meer tegen . Zij liet haar grootbehoede hoofdje hangen als een afgesneden zonnebloem. Dolf plaatste, zoals dat bij de kringvergaderingen gewoonte was, de olielamp op een omgekeerde kist en hield een lucifer bij de pit. In het opglarend schijnsel was het hem aan te zien, dat hij zich allerellendigst voelde. Hij kreeg van Jan Melkert consigne om de kameraden bijeen te roepen en ook de hogere commandant te doen ontbieden. Dolf knikte, in grimmig zwijgen. Hij ging doen wat hem was opgedragen. Er moest snelrecht gesproken worden over een spionne....
Wim lag reeds in het donker in de bedstee van de onverwarmde zijkamer. Ze vielen hem zo zwaar, die lange, lichtloze avonden en nachten, wanneer de slaap nog op zich wachten liet na een dag zonder lichamelijke vermoeienis. Zijn aandacht werd gespannen door het vernemen van Dolf Berkeboom's stem in de naastgelegen woonkamer, voor de tweede maal binnen zes uren. De student sprak erg kort en afgemeten, in het geheel niet volgens gewoonte. De zieke hoorde Arie met Dolf vertrekken. Er scheen iets bijzonders aan de hand te zijn....
Urenlang bleef Wim wakker. Het moest reeds tijden geleden middernacht geslagen hebben, toen hij Arie weer thuis hoorde komen, herkenbaar aan zijn kuchje, en hem een lucifer hoorde aansteken.
Wim moest nader bescheid weten.
"Arie!!" riep hij dringend. De deur tussen de twee kamers kraakte open. Arie kwam binnen. Zijn linkerhand hield een brandend kaarsje op een blaker. Het flakkerende vlammetje deed spookachtige schaduwen langs de wanden dansen.
"Christine is.... eh.... omgelegd," zei Arie gewild onverschillig.
Hij bleef staan op een pas afstand van de open deur. Achter hem gaapte de donkere spelonk van de woonkamer. In dat hol glimmerde vals een lichtreflex van het kaarsschijnsel op het koperen ornament van de hanglamp.
Een paar seconden duurde het voordat de betekenis van Arie's blote mededeling tot Wim was doorgedrongen. Omgelegd... de illegale vakterm voor "terechtgesteld". Christine omgelegd... O nee... dat naaistertje!?
"Wat!? Omgelegd? Christine!?"
De kaarsvlam kwam naderbij. Voor op Arie's trui schitterden vochtige sneeuwdotjes. Versteven doodsangst-tranen.
"Ja. Ze wilde Letty verraden. Vanavond pas gemerkt..." Arie was helemaal geen verteller. Hij wist nauwelijks waar hij beginnen moest en volgde geenszins een logische lijn. Maar de fantasie van de zieke, in het gepeins van de afgelopen weken toegespitst, schiep zich alras uit de karige woordenstof en de eigen plaatselijke herinnering een beeld van die rechtszitting rond de olielamp in de boet.
"Bedonderd karwei was 't," luchtte Arie vrij-uit zijn gemoed.
Die verzuchting schetste met één streek de gezichten der vier rechtsprekende kameraden en het meisje uit Londen. Ernstig; meer bezwaard nog door de al te grote verantwoordelijkheid van het ogenblik dan verontwaardigd om het lage verraad. En heimelijk opgelucht toch om de aanwezigheid van de oudere commandant, op wiens schouders men de verantwoordelijkheid grotendeels afgewenteld kon denken.
"Ze keek zo zielig..., " zei Arie nog.
Maar er moest recht gedaan worden, zonder pardon. Waar het ging om levens van illegale makkers, om de zaak van het vaderland, kon voor het enkele leven van een aanbrengster geen genade geriskeerd worden. De machtiging van de wettige regering te Londen, juist voor gevallen als deze, was niet voor niets gegeven.