Het SinterklaasBoek
Geschreven door
Jaap ter Haar
Omslag en illustraties van Rien Poortvliet (1932-1995)
Uitgever Van Reemst
Eerste uitgave 1969
Korte inhoud:
Belevenissen van twee kleine kinderen, Otje en Nenny , rond de Sinterklaastijd. Ze beleven de intocht, het schoen zetten, het maken van verlanglijstjes, het bezoek aan een groot warenhuis, waar ze Sinterklaas en Zwarte Piet ontmoeten, en de uiteindelijke 5 decemberavond. De spanning loopt dan hoog op. Zal Otje zijn langgekoesterde wens, een hondje, in vervulling zien gaan?
Fragment uit het boek:
"Ik zie niks, helemaal niks!" Met grote verdrietige ogen keek Nenny haast wanhopig om zich heen. Honderd, of misschien wel duizend mensen stonden hutje-mudje op elkaar gepropt. Waar was moeder? Was ze door het gedrang opzij geschoven? Omdat ze zo klein was, zag Nenny alleen maar jassen, tassen, knieën en schoenen.
"Hij wuift! Hij wuift!" riep Otje. Omdat hij zich bukte, had hij een kijkgaatje tussen armen, benen en tassen door.
"Laat mij eens kijken?" smeekte Nenny. Maar haar broertje kon geen centimeter opzij. Otje stond vastgeklemd tussen een bontjas en het rechterbeen van een soldaat die naar benzine rook. Het was gewoon om dol te worden. Ze hadden een uur gewacht. En nu het eindelijk, eindelijk zo ver was, zag ze niets. Helemaal niets - behalve de dringende mensen die haar zowat plat duwden.
"Otje, toe nou joh! Kan je niet naar voren?" De tranen sprongen in Nenny's ogen. Ze kreeg een duw in haar rug van iemand achter haar en botste daardoor tegen de bibs van de mevrouw met de volle boodschappentas.
Daar begon de muziek te spelen. Wat moest ze doen? In wanhoop trok ze aan de mouw van een meneer. "Ik zie niks. Ik zie helemaal niks!"
De meneer keek omlaag. Hij zag twee grote ogen met tranen en twee lipjes, die trilden. "Ik zie ook niks meer," riep Otje, die door het gedrang in de bontjas was geduwd.
"Héé, soldaat!" riep de meneer. "Die kinderen!" Hij maakte een beweging met zijn hoofd. Opeens voelde Nenny zich opgepakt. Ze werd langs benen en jassen omhoog gesjord. Daar zat ze - op de schouder van de aardige meneer. Otje was terechtgekomen op de nek van de soldaat, die nu zelf niks meer zag, omdat de zwarte baret voor zijn ogen was gezakt.
"Kan je wat zien?" riep de meneer naar boven. Nenny gaf geen antwoord. Ze knikte alleen. Ze zag nu alles.
Over de hoofden van de mensen en kinderen zag ze de grote stoomboot, die langzaam naderde. De vlaggen en wimpels wapperden in de wind. Door al het lawaai en gejuich trappelde de schimmel onrustig op het dek. En helemaal vooraan, bij de punt, stonden Sinterklaas en Zwarte Piet.
Het Kerstboek
Geschreven door
Jaap ter Haar
Omslag en illustraties van Rien Poortvliet (1932-1995)
Uitgegeven door Uitgeverij van Reemst
Eerste uitgave 1970
Korte inhoud:
Verhaal over de twee kinderen Otje en Nenny.
Ze hebben kerstvakantie en samen met vader gaan ze een kerstboom kopen. Hun vriendje Wibo zal dit jaar geen kerstfeest vieren, omdat Wibo's moeder in het ziekenhuis ligt en Wibo's vader daarom geen zin heeft om kerstfeest te vieren. Toch gaan Otje en Nenny op eerste kerstdag naar Wibo's huis, en daar wordt het uiteindelijk toch een echte kerst.
Fragment uit het boek:
Eindelijk bleef vader opnieuw staan. Hij liep om een boompje heen, bekeek alle takken en knikte, toen hij het prijskaartje zag.
"Is dit geen lief boompje?"
"Hij is wel klein," vond Otje.
"Als hij op het tafeltje staat, lijkt hij veel groter. Ik denk dat moeder deze precies goed vindt." Vader pakte het boompje nog eens op. "Hij past tenminste achter in de auto. Da's ook een voordeel."
Tevreden liep hij naar de boswachter om te betalen. Hij kocht nog een stapel dennegroen waarmee ze het huis konden versieren. Toen reden ze in de allerbeste stemming terug naar huis. "O, Denneboom!" zong vader uit volle borst. Hij was blij, dat hij een redelijk boompje voor een redelijke prijs had gevonden.
O, denneboom, dacht Otje, toen vader de kerstboom triomfantelijk op de stoep bij de voordeur had neergezet, aanbelde en wachtte, wat moeder van de koop zou zeggen.
"Hè, wat een klein boompje," zei moeder en haar stem klonk erg teleurgesteld. "Waarom nou zo'n kleintje?"
"Hij zit zo lekker vol in zijn takken," zei vader snel. "Pierig is hij beslist niet."
"Maar je kan er geen kaarsen inzetten. De takken staan veel te dicht op elkaar." Moeder tilde het boompje op en schudde haast onmerkbaar met haar hoofd. Otje keek naar zijn vader. Zou hij boos worden, omdat moeder de boom had afgekeurd? Even leek het er op.
"Die verrekte kerstbomen," zei hij. Met een scheef hoofd bekeek hij het boompje," toen lachte hij. "Ik zal deze omruilen. Jij krijgt een mooie boom van me." Hij gaf moeder een zoen en pakte het boompje goedig op.
"Dan gaan Nenny en ik al vast het huis versieren met de takken dennegroen," zei moeder opgewekt.