Guusje uit de Goudsbloem
Geschreven door Rie van Rossum (1903-1973)
Illustraties van Giselle Kuster (1911-1972)
Uitgever Bosch & Keuning N.V. - Baarn, 1947
Wordt vervolgd door:
Guusje op moeders stoel, 1949
Guusje in de wolken, 1956
Korte inhoud:
Augusta Sophia Smit, zo heet Guusje uit de Goudsbloem. Ze is net dertien jaar geworden en woont met haar ouders, broertjes: Bas van 10 jaar, Kees van 2 jaar en zusjes: de zevenjarige tweeling Willy en Wiesje, op het Paulina-pleintje, in het huisje dat "De Goudsbloem" heet. Willy is dikwijls ziek en heeft extra eieren en levertraan nodig, wat een zorg voor het gezin is.
Truusje van Trigt is haar vriendinnetje. De rijke Tilly Vollenhove mag, als zij van school gaat, naar de HBS. Guusje, die het mooiste getuigschrift van de klas krijgt, waar maar liefst twee keer uitmuntend op staat, moet echter meehelpen om geld te verdienen. Vader is zonder vast werk en loopt met bloemen langs de huizen. Ook moeder gaat 's middags uit werken. Zo kan Guusjes liefste wens, om naaien te leren, niet in vervulling gaan. Er wordt een dienstje voor Guusje gezocht en zo gaat zij, na haar laatste schooldag, in de huishouding werken bij het drukke, vrolijke gezin van bakker Lambrecht in bakkerij "De Vergulde Kinkhoren".
Guusje moet hard werken, ze doet de huishouding, past op de kinderen en helpt ook in de winkel. Zo verdient ze 1 rijksdaalder in de week en bovendien krijgt ze dikke boterhammen met kaas en koek, zo veel als ze wil!
Op een dag loopt de kleine Tokkie, het jongste dochtertje van de bakker, weg van huis en valt in de gracht. Guusjes broertje Bas ziet het gebeuren en redt haar met een stok uit het water. Als de bakker later te weten komt dat het Bas was, die Tokkie redde, vraagt hij aan Bas om een verlanglijstje, waar zijn liefste wensen op staan. Na lang denken weet Bas wat zijn allerliefste wens is: Vast werk voor vader!
Als het Sinterklaasfeest nadert en de nood in het gezin Smit wel erg hoog gestegen is, wordt Bas' wens vervuld. Vader kan in dienst treden bij de bakkerij, om met een auto het brood rond te brengen. O, wat is het gezin uit de Goudsbloem nu blij en als Guusje dan op Sinterklaasavond een prachtige naaidoos krijgt en de belofte van vader en moeder, dat ze nu naaien mag gaan leren, is haar geluk compleet.
Als ze later in bed ligt staat de naaidoos op een stoel naast haar bed. "O, wat is alles nu fijn", denkt Guusje, "vader heeft werk en moeder kan weer thuisblijven, Willy krijgt straks melk en levertraan en eieren en zij mag mooie jurken leren naaien, jurkjes met strookjes, allemaal strookjes....."
Fragment uit het boek:
Waarom zal Guusje al de narigheden opnoemen, als ze 's morgens om half acht naar haar dienstje stapt? Zij zal ze heus niet vergeten, de natte kous en het versleten manteltje helpen haar wel onthouden. Thuis was het koud, Moeder maakt de kachel 's morgens niet aan, dat kost teveel kolen. Ze eet een boterham in de keuken, daar is het nog wat warm van het brandende gasstel. Dan gaat ze de deur uit, met haar oude pantoffels en het schort in de tas onder de arm, en Moeder zegt:
- Ik ben blij, dat jij straks tenminste warm zit.
Ja, dat is dan óók weer waar, bij de bakkerin in de keuken brandt straks het grote fornuis. Ze kan haar natte slikschoenen fijn uittrekken en onder het fornuis te drogen leggen en haar manteltje in de bakkerij hangen.
Het is nu eind October geworden, het weer is al twee weken guur en winderig, het wil maar niet ophouden met regenen, de lucht ziet er uit als grauw pakpapier. Er zijn bijna geen bloemen meer te krijgen, alleen maar dure chrysanten bij heel kleine bosjes, of van die prachtige, als kolen zo groot, die twintig cent per stuk kosten. Die zijn alleen maar goed, om in de bloemenwinkels voor de ruiten te staan, maar in een mand langs de deuren? Loop heen, ze zouden dadelijk verregend en gehavend zijn, niemand wou ze meer hebben.
Met Kerstmis, zegt Vader, dan kan ik het weer met hulst en misschien met sparretakken proberen. Maar hoe lang duurt het nog tot Kerstmis? Bijna twee maanden - al die tijd kan Vader toch niet achter de koude kachel gaan zitten?
Hij probeert van alles, hij timmert en repareert voor de buren op het pleintje, want Vader kan alles met zijn handen. Hij heeft eindelijk een krantenwijk voor 's avonds gekregen, dat is vijf gulden in de week. Vijf gulden lijkt heel wat, met de vier gulden van Moeder en Guusje erbij. Maar samen is dat nòg maar negen gulden en als daar vier gulden huur af gaat, moeten ze van die andere vijf gulden met zijn zessen eten en kleren hebben en alles. Gelukkig dat Guus tenminste zo goed te eten krijgt, zegt Moeder. Ja, maar hoe vaak gaat de helft van Guusje's avondbrood niet op onder de jongens?
Het is nu alle dagen droog brood met appelstroop, en stamppot zonder vet. Vlees eten ze allang niet meer, en met eitjes voor Willy is het helemáál afgelopen. En juist nu, nu Wil zo mager en zo bleek ziet en weer veel erger begint te hoesten.
Moeder heeft er nog twee werkhuizen bijgekregen, één voor 's morgens, en één voor de hele dag. Dat kan, omdat Vader nu toch haast altijd thuis zit. Maar het is veel te druk voor Moeder: als het lang duurt zal zij het toch niet volhouden. Vader kan wel de vloer aanvegen en de aardappels schillen, maar Moeder zit tot één uur des nachts te stoppen en te verstellen. En 's morgens is zij alweer om zeven uur beneden, soms om zes uur, als zij naar een werkhuis moet.
Guusje loopt voorover in de wind, haar manteltje waait open, de zoom van haar jurk is al kletsnat. Sop-sop zegt haar rechterschoen, maar zij voelt haar natte kous al niet eens meer. Voortdurend moet zij aan thuis denken, aan Moeder, die zat te slapen op klaarlichte dag, aan Vader, zoals hij 's avonds over de krant zit te staren, aan Willy, die de halve nacht ligt te hoesten...
- Dat er nu helemaal niets aan te doen is...