Kerstfeest in het witte huis
Geschreven door Nel Verschoor-van der Vlis (1909-1996)
Pentekeningen van Rie Reinderhoff
Uitgever G.F. Callenbach - Nijkerk
Tweede druk, 1953
Korte inhoud:
Omdat de knecht van de bakker ziek is, helpt Juultje met het rondbrengen van de bestelde kerstkransen. Ze brengt er een bij een arme weduwe, bij een meisje dat al een jaar ziek ligt en in een huisje waar net een kindje geboren is. Ook in het grote witte huis moet zij een kerstkrans afleveren. Daar ontmoet ze het dochtertje des huizes Josefientje. Samen praten ze over het kerstfeest. Het blijkt dat Josefientjes moeder sprookjes onder de kerstboom vertelt. Josefientje kent het kerstverhaal niet. Juultje vertelt het haar en dan vraagt Josefientje of Juultje ook bij haar kerstfeest komt vieren.
Fragment uit het boek:
En daar is Aaltje met de grote kerstkrans.
Er is niets aan te doen, dat Juultje weer moet zuchten.
In de grote kerstkrans, die zij heeft gebracht, staan wel tien kleine kaarsjes gestoken en mevrouw zegt, dat die strakjes mogen branden....
"We gaan eerst de pakjes uitdelen."
Juultje staat tussen de andere meisjes om de ronde, lage tafel heen. Ze is de derde, die een pakje in haar handen krijgt.
Mevrouw Van Bellekom zegt: "Er is ook wat voor jullie zusjes en broertjes bij, want anders worden die jaloers!"
Juultje maakt voorzichtig het lint van het pakje los. Ze is nog nooit van haar leven zo voorzichtig geweest. Ze ziet niet eens, dat mevrouw vlak naast haar komt staan.
"Dit prentenboek is voor je broertje, Juultje en het leesboek voor je zusje. Het andere mag jij houden."
Het andere mag jij houden...... Daar staat ze met een prachtig schoolétui vol glanzende kleurpotloden, die ze nog nooit heeft gehad. En boven op het étui ligt een grote, rode strik. Net zo'n grote als Josefientje heeft. O, nu mag ze zondag misschien haar haar los hebben met die grote, rode strik bovenop!! En nog een zakje suikerkransjes ook.
Ze kijkt omhoog, recht in het gezicht van mevrouw Van Bellekom.
"Is dat .... is dat allemaal voor ons..... voor mij....? Dank u wel, hoor.... dank u wel.... Het is..... het is ook zo mooi, hè?"
Nu komen de anderen dichterbij, allemaal tonen ze hun schatten, ze hebben er warme wangen van en lachende ogen. Ze komen niet uitgekeken aan elkaars geschenken.
"Zo, meisjes, leggen jullie je pakjes nu maar op het dressoir, dan kunnen jullie ze straks zo meenemen. Aaltje, steek nou de kerstkrans maar aan. Zet hem op de grond onder de boom."
Ze kruipen allemaal om de mooie, zilveren schaal heen, waarop de kerstkrans ligt. Da kaarsen vlammen aan. Het gewone licht gaat uit. Boven hun hoofden brandt de kerstboom groot en statig.
"Mmm," zegt Loesje, "mooi, hè? Kijk eens wat een vlammen...."
De lichten van de kaarsjes spelen in hun ogen, dansen over hun gezicht. Mevrouw gaat de krans in stukken snijden. Ze hurkt ook al neer op de grond.
Die moeder van Josefientje is toch een aardige mevrouw. Ze doet helemaal niet akelig deftig. Je hoeft helemaal niet bang voor haar te zijn.
Juultje is niet bang meer en ook niet verlegen. Daar is het alles te mooi voor. De kerstkrans is heerlijk. Ze zal es aan de bakker vertellen, hoe ze er met z'n allen van gesmuld hebben. Dat zal de bakker prachtig vinden.
"Komen jullie nu zingen, meisjes, ik ga spelen." Mevrouw Van Bellekom gaat naar de piano. Juultje kijkt naar die glanzende, zijden rug vlak voor haar. Wat een mooie jurk heeft die moeder van Josefientje aan. Als moeder es zo'n prachtige aan had. Ze moet er haast om lachen. Moeder in zo'n lange zijden jurk.... nee, hoor, dat zou echt vreemd zijn.