Dolly durft wel
Geschreven door J. H. Brinkgreve-Entrop, (1881-1949)
Geïllustreerd door Nans van Leeuwen, (1900-1995)
Uitgever Gebr. Kluitman - Alkmaar, 1946
Korte inhoud:
Dagelijkse belevenissen, thuis en op school, van de 11 jarige Dolly tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Het gezin bestaat verder uit haar vader en moeder, haar oudste broer Wim, die in Duitsland tewerkgesteld wordt, haar broers Hein en Joost en Grada het dienstmeisje. Oma woont in de Betuwe en komt dikwijls op bezoek. Dan draagt ze haar smokkelvest, waardoor ze heel dik lijkt. In het vest zijn allerlei heerlijkheden verborgen voor het gezin, die in de stad al lang niet meer te krijgen zijn, zoals kersen, boter, kaas en tarwemeel.
Als haar vader gaat staken en later hierdoor ontslagen wordt, gaat het gezin kamers verhuren om aan inkomsten te komen. Er komt een gezin te wonen, die hun huis tijdens een bombardement zijn kwijtgeraakt. Er is een dochtertje van Dolly's leeftijd bij, Roelie genaamd. Dolly en Roelie worden dikke vriendinnen en Dolly beschouwt haar voortaan als haar zusje.
Het noodlot slaat toe als ook vader tewerkgesteld wordt in Duitsland. Dolly is erg verdrietig en mist hem erg. Het gezin is dan ook dolgelukkig als ze bericht krijgen van een boer uit de Achterhoek, dat vader daar ondergedoken is. Hij is, op weg naar Duitsland, gevlucht. Als ook Wim nog thuiskomt, omdat hij afgekeurd is, is de vreugde groot. Vooral als ook vader later opeens weer voor de deur staat. Nu is het gezin weer compleet. En Dolly is weer gelukkig.
Fragment uit het boek:
Grada kwam van den groenteboer terug met een lege mand. Alles was uitverkocht, toen zij aan de beurt was. 't Was dus heel noodzakelijk, dat er iemand naar Vleuten ging. Liever was moeder zelf gegaan, maar er was zoveel te doen op Zaterdag. Dolly zou gaan.
Grada zette 't zadel wat lager, pompte de banden op, moeder bond een reismand op de bagagedrager, gaf geld mee en goede raad en wuivend reed de jonge dame weg. Ze vond het wel fijn zo'n fietstochtje. Het vorig jaar, toen vader zijn karretje nog had, ging ze geregeld mee naar oom De Groot, die een kennis van vader was. Ook nu was de goede man blij het dochtertje van zijn vriend te zien. Dolly vertelde, hoe 't in de stad gesteld was met de groenten.
"Nou kind, hier is genoeg. Je komt maar, hoor. Als je maar oppast voor de contrôle en mijn naam nooit noemt."
Terwijl de man naar de tuin ging om het een en ander te halen, kreeg Dol binnen van de kwekersvrouw een glas geitekarnemelk. Dol dronk het met smaak op.
De kweker kwam terug met een mand vol, die overgeladen werd in de reismand: spinazie, sla, een paar kasbloemkooltjes en wat worteltjes.
"O, wat een rijkdom," prees Dolly, "'t is hier een groenteparadijs!"
De kweker lachte vergenoegd over die lof, hielp de vracht op de fiets te laden en noemde de prijs. Dol rekende af en bedankte den kweker en zijn vrouw echt hartelijk. Wat was ze blij, dat ze met zo'n voorraad terugkwam.
Ze had nog niet lang gereden, toen ze een dame tegenkwam met een grote zak achterop de fiets gebonden.
"Heb je groente bij je?" vroeg ze aan het meisje.
Dolly knikte.
"Rijd dan maar over de Meern, want ginds is contrôle. Van een juffrouw werden alle groenten in beslag genomen en haar fiets nog bovendien. Ken je die weg?"
"Ja, mevrouw. Die heb ik met mijn vader wel gereden."
"Ik heb haast, zie je, ik moet hard doortrappen." De dame voegde de daad bij het woord en reed zo vlug als ze kon. Dolly hield haar gemak, ze had de tijd. Nauwelijks was ze de bocht om, of er klonk een geweldige knal, ze voelde een schok en zag de lappen, die op de voorband lagen, naar alle kanten vliegen. Dol stond meteen naast haar karretje. Wat een verwoesting: de voorband was gesprongen. Een grote scheur liep over een deel van de oppervlakte. Wat nu te doen? Er op doorrijden ging niet. Ze zou genoodzaakt zijn het hele eind te lopen.....